De Tweede Ronde. Jaargang 26
(2005)– [tijdschrift] Tweede Ronde, De– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 170]
| |
Roem en eeuwigheidGa naar voetnoot*
| |
Ruhm und Ewigkeit1
Wie lange sitzest du schon
auf deinem Missgeschick?
Gib acht! du brütest mir noch
ein Ei,
ein Basilisken-Ei
aus deinem langen Jammer aus.
Was schleicht Zarathustra entlang dem Berge? -
Misstrauisch, geschwurig, düster,
ein langer Lauerer -,
aber plötzlich, ein Blitz,
hell, furchtbar, ein Schlag
gen Himmel aus dem Abgrund:
- dem Berge selber schüttelt sich
das Eingeweide ...
| |
[pagina 171]
| |
[Vervolg Nederlands]Waar haat en bliksemschicht
één werden, een vloek:
op de bergen huist nu Zarathustra's toorn,
als een onweerswolk sluipt hij op zijn weg.
Laat wegkruipen wie een laatste deken heeft!
Naar bed met jullie, slappelingen!
Nu rolt de donder over de gewelven,
nu siddert wat balken en muur is,
nu flitsen bliksems en zwavelgele waarheden:
Zarathustra vloekt ...
| |
2Deze munt, waarmee
de hele wereld betaalt,
roem:
met handschoenen pak ik deze munt aan,
met afkeer trap ik erop, onder mij.
Wie wil betaald worden?
Zij die te koop zijn ...
Wie veil is grijpt
met vette handen
naar deze banale blikken klingklangroem!
| |
[Vervolg Duits]Wo Hass und Blitzstrahl
Eins ward, ein Fluch -,
auf den Bergen haust jetzt Zarathustras Zorn,
eine Wetterwolke schleicht er seines Wegs.
Verkrieche sich, wer eine letzte Decke hat!
Ins Bett mit euch, ihr Zärtlinge!
Nun rollen Donner über die Gewölbe,
nun zittert, was Gebälk und Mauer ist,
nun zucken Blitze und schwefelgelbe Wahrheiten
Zarathustra flucht ...
Diese Münze, mit der
alle Welt bezahlt,
Ruhm -,
mit Handschuhen fasse ich diese Münze an,
mit Ekel trete ich sie unter mich.
Wer will bezahlt sein?
Die Käuflichen ...
Wer feil steht, greift
mit fetten Händen
nach diesem Allerwelts-Blechklingklang Ruhm!
| |
[pagina 172]
| |
[Vervolg Nederlands]
Wil je ze kopen?
Ze zijn allen te koop.
Bied echter veel!
Klingel met volle buidel!
Anders sterk je ze nog,
je sterkt dan nog hun deugd ...
Ze zijn allemaal deugdzaam.
Roem en deugd rijmen met elkaar.
Zolang de wereld leeft,
betaalt ze deugdgebabbel
met roemgeklapper.
De wereld leeft van dit lawaai ...
Voor alle deugdzamen
wil ik schuldig zijn,
schuldig heten met elke grote schuld!
Voor alle schaltrechters van roem
wordt mijn eerzucht tot worm:
ik heb zin om onder zulke mensen
de nederigste te zijn ...
Deze munt, waarmee
de hele wereld betaalt,
roem:
met handschoenen pak ik deze munt aan,
met afkeer trap ik erop, onder mij.
| |
[Vervolg Duits]- Willst du sie kaufen?
Sie sind alle käuflich.
Aber biete viel!
klingle mit vollem Beutel!
- du stärkst sie sonst,
du stärkst sonst ihre Tugend ...
Sie sind alle tugendhaft.
Ruhm und Tugend - das reimt sich.
So lange die Welt lebt,
zahlt sie Tugend-Geplapper
mit Ruhm-Geklapper -,
die Welt lebt von diesem Lärm ...
Vor allen Tugendhaften
will ich schuldig sein,
schuldig heissen mit jeder grossen Schuld!
Vor allen Ruhms-Schalltrichtern
wird mein Ehrgeiz zum Wurm -,
unter solchen gelüstets mich,
der Niedrigste zu sein ...
Diese Münze, mit der
alle Welt bezahlt,
Ruhm -,
mit Handschuhen fasse ich diese Münze an,
mit Ekel trete ich sie unter mich.
| |
[pagina 173]
| |
3Stil!
Over grootse dingen (ik zie iets groots!)
moet men zwijgen
of groots spreken:
spreek groots, mijn betoverde wijsheid!
Ik kijk omhoog:
daar rollen lichtzeeën.
O nacht, o zwijgen, o doodstil lawaai! ...
Ik zie een teken:
uit verste verten
zinkt langzaam, fonkelend een sterrenbeeld tot mij ...
| |
[Vervolg Duits]3
Still! -
Von grossen Dingen - ich sehe Grosses! -
soll man schweigen
oder gross reden:
rede gross, meine entzückte Weisheit!
Ich sehe hinauf -
dort rollen Lichtmeere:
o Nacht, o Schweigen, o totenstiller Lärm! ...
Ich sehe ein Zeichen -,
aus fernsten Fernen
sinkt langsam funkelnd ein Sternbild gegen mich ...
| |
[pagina 174]
| |
4Hoogste ster van het zijn!
Paneel van eeuwige beelden!
Kom jij tot mij?
Wat niemand gezien heeft,
je stemloze schoonheid -
hoe nu: vlucht ze niet voor mijn blikken?
Schild van noodzakelijkheid!
Paneel van eeuwige beelden!
Je weet het toch zeker:
wat allen haten,
wat alleen ik liefheb -
dat jij eeuwig bent!
Dat jij noodzakelijk bent!
Mijn liefde ontbrandt
eeuwig en alleen aan de noodzakelijkheid.
Schild van de noodzakelijkheid!
Hoogste ster van het zijn,
die geen wens bereikt,
die geen nee bevlekt,
eeuwig ja van het zijn!
Eeuwig ben ik jouw ja,
want ik heb je lief, o eeuwigheid!
| |
[Vervolg Duits]4
Höchstes Gestirn des Seins!
Ewiger Bildwerke Tafel!
Du kommst zu mir? -
Was keiner erschaut hat,
deine stumme Schönheit -
wie? sic flieht vor meinen Blicken nicht? -
Schild der Notwendigkeit!
Ewiger Bildwerke Tafel!
- aber du weisst es ja:
was alle hassen,
was alle ich liebe:
- dass du ewig bist!
dass du notwendig bist -
meine Liebe entzündet
sich ewig nur an der Notwendigkeit.
Schild der Notwendigkeit!
Höchstes Gestirn des Seins!
- das kein Wunsch erreicht,
- das kein Nein befleckt,
ewiges Ja des Seins,
ewig bin ich dein Ja:
denn ich liebe dich, o Ewigkeit! - -
|
|