De Tweede Ronde. Jaargang 26
(2005)– [tijdschrift] Tweede Ronde, De– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 105]
| |
Vertaald proza | |
[pagina 106]
| |
Uit: Dialogen
| |
[pagina 107]
| |
zeggen een dag of twee af of hij zijn belofte nakomt. Is de derde dag half voorbij, maak dan een kleine toespeling. Hij zal zeggen: ‘Wees nou maar niet bezorgd, je zult het wel zien. Genoeg hierover.’ Toon je dan verheugd en begin te praten over de Turken die in aantocht zijn, over de Paus die maar niet doodgaat, over de keizer die wonderen verricht, over de Razende Roeland en over De tarieven van de hoeren in Venetië - dat ik natuurlijk als eerste had moeten noemen. Laat daarna je kin op je borst zakken, doe er plotseling het zwijgen toe en ga een tijdje zitten peinzen. Sta dan plotseling op en zeg met zachte stem: ‘Ik had het nooit gedacht...’ Als je dit gezegd hebt, zal die slome geschenk-duikelaar waarschijnlijk zeggen: ‘Wat nou weer?’ En jij: ‘Waar zat u gisteravond?’ Vlucht dan zonder zijn antwoord af te wachten naar je kamer, waar je je opsluit. Als hij op de deur bonst, laat hem dan bonzen, als hij scheldt, laat hem dan schelden. Dan kom ik, en zal hem tegenspreken en hem bezweren dat jou verteld is dat hij de hartstocht die hij koestert voor een andere vrouw op jou botviert. Ik ben ervan overtuigd dat hij zal ontkennen en vloekend en tierend de trap af zal stormen. Als hij dan na een tijdje weer wil terugkomen, of meteen, of de dag daarop, laat dan zeggen dat je bezig bent of dat je bezoek hebt. Pippa: Goed idee, ja! En ik sluit pas vrede als hij me het dubbele brengt van wat hij beloofd heeft. Nanna: Nu ben ik er pas echt van overtuigd dat jij een andere kijk op de dingen zult hebben dan ik ooit had. Luister: pas ook een manier van kwaadheid toe die uit je eigen karakter voortkomt, dus word eens kwaad op jezelf als je net vrolijk zit te keuvelen, stop en laat je wang in je hand rusten. Pippa: Waarom dat? Nanna: Om te maken dat hij, die immers niet zonder je kan, naar je toe komt en zegt: ‘Wat zijn dat voor kuren? Voelt u zich niet lekker? Heeft u iets nodig? Zeg op,’ waarbij hij je met u zal aanspreken om je mild te stemmen. En dan antwoord jij: ‘Ach, laat me maar, alsjeblieft. Toe, laat me met rust, ga weg, zeg ik, of zoek je ruzie?’ waarbij je hem aldoor met ‘je’ aanspreekt om hem te laten geloven dat je hem niet erg hoog hebt zitten. Als je dat doet, zal hij proberen je aan het lachen te maken. Zorg ervoor dat die lach noch op je gezicht noch in je ogen valt te lezen voordat hij je iets heeft gegeven. Heeft hij het je gegeven, wees hem dan ter wille als hij zegt dat ook kinderen zomaar ineens boos worden en pas tot | |
[pagina 108]
| |
bedaren komen als je ze een speeltje geeft. Pippa: Dit is allemaal kinderspel. Vertel me nu eens hoe ik het moet bijleggen met iemand die ik bijvoorbeeld bedrogen heb, of andersom. Nanna: Dat zal ik je vertellen: als het bedrog door jou is gepleegd, wat het meest waarschijnlijk is, laat dan je schouders hangen en zeg eerlijk tegen iedereen: ‘Ik heb gehandeld als een onbezonnen, dom en nalatig wicht. De duivel heeft me verblind, ik verdien geen vergiffenis en mocht God me toch vergeven, dan zal ik nooit, nooit meer zijn geboden overtreden.’ Zet dan de kraan van het tranenbad open en huil nog harder dan je zou doen wanneer je mij dood aan je voeten zag liggen - moge God me voor dit lot behoeden en het bewaren voor wie ons kwaad toewenst. Pippa: Amen. Nanna: Je gejammer en gehuil zal hem spoorslags worden overgebriefd, want zo'n kerel laat je overal door zijn spionnen in de gaten houden, en degene die hem erover zal vertellen, zal daar naar eigen inzicht nog het een en ander aan toevoegen en hem op andere gedachten brengen, want al zweert hij dat hij nog eerder van de honger zijn handen opvreet dan tegen je te praten, en dat zijn vijanden hem wat hem betreft naar het slachthuis mogen afvoeren, en nog meer van het soort lariekoek dat mensen zich in grote woede laten ontvallen, dat gaat heus niet gebeuren. En hij zal in de hel belanden vanwege die verwensingen, want voor Onze-Lieve-Heer tellen valse aantijgingen van verliefde mensen niet mee, net zomin als ze hun testament kunnen maken als ze gekweld door hartstocht maar wat bazelen. Mocht het zo zijn dat hij, die in de luiers al koppig was, koppig blijft, schrijf hem dan een ellenlang epistel, ga bij zijn huis langs en laat merken dat je van plan bent de deur in te trappen. Doet hij je dan niet open, doe dan of je gek wordt en raas en scheld. Als dat nog niet helpt, doe dan net of je jezelf wilt verhangen - maar pas op dat het bij veinzen blijft en dat je niet hetzelfde overkomt als die vrouw uit Modena. Pippa: Ach, of ik me nou bij vergissing of uit overtuiging verhang, het resultaat is hetzelfde. Nanna: Haha! Ik zal je zeggen hoe je het probleem kunt oplossen: doorzoek je hele huis, zoek in alle kisten, in alle hoeken en gaten, en maak een bundel van al zijn hemden, kousen en wat je maar van hem vindt, zelfs zijn versleten sloffen, oude handschoenen, een slaapmuts, allerlei rommeltjes, en als je nog armbanden of | |
[pagina 109]
| |
een ring hebt die hij je heeft gegeven, stop die er dan ook bij en laat het hele pak bij hem afleveren. Pippa: Geen haar op mijn hoofd. Nanna: Doe het dan voor mij, want voor iemand die wegkwijnt van liefdessmart staat het teruggestuurd krijgen van de geschenken die hij zijn geliefde heeft gegeven zo'n beetje gelijk aan het laatste oliesel, omdat daaruit blijkt op welke waarde hij en zijn spullen worden geschat. Hij wordt dan zo overspoeld door verdriet dat hij van gekkigheid niet meer weet wat hij doen moet, en zal de hele garen-en-bandwinkel onverwijld weer bij elkaar pakken en hem je terugsturen. Pippa: En als hij nou vrekkig is? Nanna: Vrekken geven geen geschenken en laten geen dingen van waarde achter. Waag het er nou maar op en doe wat ik zeg. En als jullie uiteindelijk niet in bed belanden, dan mag je tegen me zeggen dat ik net zo'n uilskuiken ben als die vrouwen die er meteen bij gaan liggen en denken dat ze hun zaakjes op orde hebben als ze voor het puikje worden gehouden en hun vlees in grote hoeveelheden en aan de hoogste bieder verkopen. Maar zij zijn niet meer dan vlees, en geen betoverende koopwaar. Treurige zielenpoten zijn het, die geen benul hebben waar ze zullen eindigen omdat ze in het begin en het midden van hun leven al terecht komen in gestichten en onder bruggen waar ze, ten prooi aan de Franse ziekte, aan lager wal geraakt en moederziel alleen, eenieder die het kan verdragen naar hen te kijken, zullen doen walgen. Weet, dochter van me, dat iemand nog niet voor ál het goud dat de inhalige Spanjaarden in de Nieuwe Wereld hebben gevonden met een zo lelijke en ellendige hoer als zij zou willen gaan. Wie goed over hun leven nadenkt, zou zwaar zondigen als hij dat niet toegal. Om je aan te tonen dat ik spreek met de mond der waarheid, zal ik je vertellen dat zo'n hoer links en rechts verplichtingen heeft: ze heeft nooit een ogenblik rust, niet als ze uitgaat en niet als ze thuisblijft, niet aan tafel en niet in bed, want ook al heeft ze slaap, ze kan niet gaan slapen omdat ze wakker moet blijven om een schurftige lomperik die verschrikkelijk uit zijn mond stinkt en erop los beukt, te strelen en te liefkozen. Doet ze dat niet, dan krijgt ze verwijten te horen als: ‘Jij verdient me niet, je bent me onwaardig; als ik een of andere schurk of schelm zou zijn, dan zou je wel wakker blijven.’ Als ze aan tafel zit, maakt hij van elke mug een olifant, en als ze aan wie dan ook een hap eten afstaat, bromt en snuift hij van woe- | |
[pagina 110]
| |
de, kauwend op brood en zijn jaloezie. Als ze uitgaat, is hij razend en zegt: ‘Daar zit iets achter.’ Dan praat hij niet meer met haar en beklaagt zich overal op straat luidkeels over het bedrog dat hij vindt dat hem is aangedaan. Hij haat Jan en alleman en vindt nergens rust. Als ze thuisblijft en last heeft van dat onbestemde gevoel waardoor je vaak helemaal melancholiek wordt zonder melancholisch te zijn en je niet in staat bent je normale gezicht te trekken, dan loopt hij meteen over van achterdocht: ‘Ik wist het wel, je moet me niet, ik weet wel waar je last van hebt, dat weet ik maar al te goed. Aan mannen zul je geen gebrek hebben, en ik niet aan betaalde vrouwen, want hoeren zijn er te over.’ En dat zouden zoete hapjes en vergulde pilletjes zijn als ze niet gepaard gingen met die abjecte minachting waarvan de stank zowel naar de diepste afgrond als naar de hemel gaat: we worden dag en nacht op alle mogelijke manieren genomen, en wie niet instemt met alle mogelijke zwijnerijen, sterft van ontbering. De één wil zijn vlees gekookt, de ander juist gebraden, en ze hebben allerlei dingen ontdekt, zoals de ‘kut naar achteren’, ‘benen in de nek’, ‘de vrouw bovenop’, de ‘hijskraan’, de ‘schildpad’, de ‘klokkentoren’, de ‘stijgbeugel’, het ‘grazende schaap’ en nog meer houdingen die wonderlijker zijn dan de gebaren van een acteur, zodat ik, hoewel ik ‘vaarwel wereld’ kan zeggen, me er nog voor schaam. Kortom, vandaag de dag word je als vrouw letterlijk en figuurlijk uitgekleed, dus leer te leven, Pippa, leer je te redden, want anders is het dag met het handje. Pippa: Ja, er is inderdaad wel wat meer voor nodig om courtisane te zijn dan je rokken op te tillen en te zeggen: ‘Doe maar, ik ben er klaar voor,’ zoals je al zei. Alleen een lekker lichaam hebben is niet genoeg, je bent een echte waarzegster. Nanna: Als een man tien dukaten uitgeeft om alle lusten te bevredigen die er met een jonge vrouw te bevredigen zijn, lijkt het wel of hij overvallen is in het beruchte woud van Baccano. Niemand weet er precies het fijne van, maar de mensen zijn verbijsterd en bazuinen overal rond hoe die valse meid die jongen te gronde heeft gericht. Maar vergokken ze zélf de ribben uit hun lijf, waarbij ze ook nog 'ns de doop en het geloof afzweren, dan worden ze geprezen - moge hun zaad opdrogen. Als afsluiting wil ik je nog vertellen wat ik je beloofd heb te vertellen, en dan zal ik morgen de hele dag gebruiken om je uiteen te zetten hoe oplichters te werk gaan. Ik zal je aan het huilen maken als ik je vertel over de wreed- | |
[pagina 111]
| |
heden die Turken, Moren en Joden begaan jegens ons arme vrouwen, en over de verraderlijke streken die ze ons leveren - en geen vergif, geen dolk, geen vuur of vlam volstaat om ons te wreken. Wat mijzelf betreft, ik heb er twee paar op mijn geweten, en die heb ik wel en niet opgebiecht. Pippa: Wind je niet op. Nanna: Ik kan er niets aan doen dat die ellendelingen me kwaad maken. Je zult ook horen hoe ze dat wat ze geven weer terugnemen, en hoe goed ze erin zijn onze eer te schenden en ons te onderwerpen aan een groepsverkrachting. Maar er is nog een laatste raad die ik je wil geven met betrekking tot de conversatie en de manier waarop je je dient te gedragen tijdens een gesprek, want dat is de sleutel tot het spel. Pippa: Daarbij kan ik je raad wel gebruiken. |
|