De Tweede Ronde. Jaargang 26(2005)– [tijdschrift] Tweede Ronde, De– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 58] [p. 58] Drie gedichten Frits Criens Dichterslatijn Ik vond er rottend vlees van kip en kuiken Een koeienstaart, een schedel met een hoorn Voor paling schijnt dat aangenaam te ruiken Dus deed ik ze als lokaas in mijn fuiken Ook ving ik met mijn hengel bliek en voorn Maar toen mijn lijn bleet haken in de struiken En ik mijn hand verwondde aan een doorn Smeet ik mijn vistuig woedend in de Boorn Opdat ik niet van rijmdwang word beticht, Eindigt geen vers op ‘toorn’ in dit gedicht. Vraag De woede des Heren is geen vitriool Maar edele gramschap, rechtmatige wrevel Voor mij echter hangt er om één vraag een nevel Waarom zit Zijn toorn altijd in een fiool? Maart Hij roert zijn staart en doet dat niet te lui Al mocht ik deze actie nooit aanschouwen Wel zag ik wispelturigheid bij vrouwen Die mij verrasten met een maartse bui Vorige Volgende