De Tweede Ronde. Jaargang 25
(2004)– [tijdschrift] Tweede Ronde, De– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 153]
| |
Oline's zeehondenolie
| |
[pagina 154]
| |
om besteedde deze bestuurder, Mikkelsen, veel tijd aan het napluizen van verslagen en verordeningen, circulaires en reglementen op zoek naar een paragraaf waarmee hij de fabriek voorgoed zou kunnen sluiten. Op een dag had hij beet. Hij lichtte zijn assistent Hansen direct in over het fortuinlijke resultaat van zijn langdurige onderzoek en stuurde hem de berg op om de oude vrouw op de hoogte te brengen van het onfortuinlijke besluit.
Oline woonde al jaren afgezonderd op de berg boven de bestuurderswoning. Pas toen Bjørken hoog op de berg zijn Bjørkenborg II bouwde met uitzicht naar alle kanten, ontstond er een beetje leven rond het huis van Oline. Om Bjørkenborg II te bereiken moest je haar huisje namelijk op een armlengte afstand passeren omdat het pad smal was en langs de steile berghelling omhoog kronkelde. De klim naar Bjørkenborg II was 's zomers praktisch ongevaarlijk, aangezien het pad dan droog en stevig was. Maar al in de herfst, wanneer de eerste sneeuw was gevallen, moest je het pad met de nodige voorzichtigheid betreden. Bij winterdag was het pad levensgevaarlijk, want dan bestond het uit aangestampte sneeuw en werd het spekglad. Toch bezocht menigeen Bjørkenborg II, want Bjørken stond bekend als een gastvrije en interessante man en zijn zelfgestookte drank was sterk en smakelijk. Om conflicten over een vergunning te vermijden, noemde Bjørken zijn huis geen café, een woord dat de overheid altijd pijn doet in de oren. Hij noemde het ‘Het Cultuurhuis’, wat mooi en aantrekkelijk klonk en trouwens niet ver bezijden de waarheid was. Want in Bjørkenborg werd alles besproken wat zich afspeelde tussen hemel en aarde, ook cultuur, een groot en veelomvattend begrip.
Bij grafelijk bezoek discussieerde men over eten en wijnzaken. Volmersen droeg zijn steentje bij door de aanwezigen de kunst van het sigaren rollen te leren. Oline hield op een avond een lezing over het borduren met parels en de kunst van het naaien van avigtatGa naar eind1. Herbert las voor uit het verzameld werk van Anton en de consul-generaal, die vanuit Sarnaq de reis ondernam om aan de informatieve avonden deel te nemen, hield een levendige lezing over de kunst om vrouwen zo te behandelen ‘dat je er het meest aan hebt’, zoals hij het uitdrukte. Minimaal één keer per week | |
[pagina 155]
| |
kwam men in Bjørkenborg II bijeen om een voordracht bij te wonen van een plaatselijke of regionale gastspreker. Na de lezing zat iedereen gezellig bijeen met een glaasje of wat en in de loop van de nacht verlieten de gasten in opperbeste stemming ‘Het Cultuurhuis’. De afdaling naar het gehucht was een halsbrekende toer. Vervuld van cultuur en brandewijn gingen de gasten op het pad onderuit en gleden de berg af. In volle vaart raakten ze stuk voor stuk met een flinke bons het huis van Oline, goddank, want als er geen huis had gestaan waren ze over de bergkant verder gegleden en zo de wijde wereld in. Oline werd altijd wakker van dit hevige gebons. Dan stond ze op, trok haar kamiitGa naar eind2 aan en ging naar buiten om de ongelukkigen op de been te helpen en ze de weg te wijzen naar het huis van de bestuurder. Buitensporig verdoofde gasten nam ze mee naar binnen, gaf ze koffie en een scheepsbeschuit en stond de helft van haar brits af omdat ze vond dat ze te dronken waren om hun weg over het pad te vervolgen. Bjørken was erg blij met Oline als buurvrouw en de sluiting van haar kokerijtje stemde hem bitter. Zoals gezegd: Bjørkenborg II lag helemaal bovenaan. Halverwege lag Olines huis met de traankokerij en helemaal beneden, een meter of vijftig vanaf het pad lag de woning van bestuurder Mikkelsen. Mikkelsen was, zoals Bjørken het uitdrukte, een ongelukzalig product van circulaire-samenstellende domkoppen van het Ministerie en genetisch belast met grootheidswaanzin. Het was een tenger mannetje dat snel en schokkerig bewoog en in staccato sprak. Zijn hoofd was groot in verhouding tot de rest van zijn lichaam, zonder echter, aldus Bjørken, iets van betekenis te bevatten. Er was slechts één grote, onbenutte leegte. Zijn kruin was kaal, en rond zijn oren en nek zat een staalgrijze monnikentonsuur. Mikkelsen had vier krijtwitte stifttanden die fraai verdeeld waren over zijn bovenkaak en die zijn afgetakelde smoel nog wat opfleurden.
Het ministeriële besluit om het hermetische fabriekje te sluiten was een ramp voor Oline. Haar hele leven lang had ze zich dankzij haar uitstekende product kunnen bedruipen en dat had ze willen volhouden tot de dag waarop ze in haar kamiit zou omvallen. In- | |
[pagina 156]
| |
eens raakte ze haar inkomsten kwijt en moest ze het genadebrood van de gemeente eten, waarvan de smaak en hoeveelheid door de bestuurder werden bepaald. Het geschreven bevel werd door de handelsassistent afgeleverd, die het allemaal zeer spijtig vond en die snel terugkeerde naar het gehucht. Oline, die niet kon lezen, bevestigde ijzers onder haar kamiit en liep naar Bjørken om de geschreven woorden te laten duiden. Het woord razend is ontoereikend om de reactie van Bjørken uit te drukken. Hij trok wit weg en ijsbeerde heen en weer op de pasgebouwde commandobrug van het wrak van de Velsemari. Er kwam een laag gegrom uit zijn keel en zijn grote handen gingen gevaarlijk open en dicht. Maar hij zei niets. Hij voerde de oude vrouw naar de beste stoel in huis, schonk koffie voor haar in en gaf haar vijf klontjes suiker om te dopen. Oline dronk koffie van haar schoteltje en zat stilletjes op haar stoel te huilen. In de loop van de middag bracht Bjørken een bezoekje aan dr. Mankepoot en legde hem het kwalijke besluit voor. De mankepoot bonkte opgewonden met zijn kunstbeen op de vloer. ‘Die man moeten we tegenhouden,’ zei hij hees. ‘Oline is een vlijtig en spaarzaam vrouwtje dat nog nooit een vlieg kwaad heeft gedaan. En nu wil hij dat ze een steuntrekker wordt. Dat is schandalig. Hij zal haar vast en zeker naar het bejaardentehuis in Sarnaq sturen om geklets te voorkomen. Hij moet onschadelijk gemaakt worden en het liefst ons gehucht uit worden geschopt.’ Bjørken knikte bevestigend. Onder zijn grote schedeldak borrelden verschillende ideeën omhoog. Hij trommelde met een vinger op zijn grote, kromme neus en dacht zo hard na dat de aderen in zijn voorhoofd opzwollen en als dikke regenwormen tussen zijn rimpels door kropen. Eindelijk zei hij: ‘Ik heb net een plannetje bedacht.’ Hij staarde een poosje naar het plafond en liep zijn plan nog een keer door. ‘Ja, het is een uitstekend plan dat zeer effectief zal zijn.’
Dr. Mankepoot knikte. Hij schroefde de walruspenis los en zette die tegen de tafel. Terwijl hij aan zijn stomp krabde, zei hij: ‘En wat mag dat plannetje dan wel zijn?’ ‘We richten een zangkoor op,’ zei Bjørken. ‘En we roepen het symfonieorkest bijeen.’ Hij lachte gemeen. ‘Bij westenwind branden we steeds een stuk spek voor zijn huis. Bovendien gaan we | |
[pagina 157]
| |
trommelwedstrijden houden en we dienen klachten over hem in bij het Bestuur. Ladingen klachten. Er zijn mogelijkheden genoeg.’
Toen brak er een tijd aan die buitengewoon vermakelijk was voor de inwoners van Sardloq, maar minder vermakelijk voor bestuurder Mikkelsen en zijn vrouw. Op initiatief van Bjørken werd er een koor opgericht in het Vrijgezellenhuis, dat binnen gehoorsafstand lag van de bestuurderswoning. Het koor bestond uit de vrijgezellen, Bjørken, Mankepoot en de Beheerder. Ze oefenden elke avond onder leiding van dr. Mankepoot. Bjørken zorgde ervoor dat de stembanden soepel bleven en ze begonnen altijd met het driestemmig oefenen van de toonladders. De zangrepetities duurden van negen uur 's avonds tot drie uur in de ochtend. Na een uur toonladders gingen ze over op volksliederen, vervolgens werden vrolijke drankliederen ingestudeerd en pareltjes uit het Noordoost-Groenlandse zangboek. En ze sloten de avond af met dat wat dr. Mankepoot de toonladderoefening noemde, waarbij iedereen het recht had om naar eigen behoefte te schreeuwen om zijn stem te ontwikkelen. Dit alles werd uitgevoerd met de ramen open aan de kant van het huis van de bestuurder.
Al na twee dagen zangrepetitie begon Mikkelsen te klagen. Hij ging naar dr. Mankepoot toe en vaardigde een verbod op het koor uit, een verbod waarvoor hij echter in zijn regelgeving geen enkele grond had gevonden. Bjørken zond meteen een telegrafische klacht naar het Bestuur waarin hij bestuurder Mikkelsen beschuldigde van het saboteren van het culturele leven in Sardloq dat zowel oude Groenlandse ambachten (Olines traankokerij) als literatuur en muziek omvatte. Een paar dagen later toen de wind uit het westen kwam, stak de Beheerder, geholpen door Oline, vier lappen zeehondenspek aan op het strand. Mikkelsen gelastte dat het spek ogenblikkelijk gedoofd moest worden. De vettige rook werd naar zijn huis geblazen, kroop door alle gaten en kieren naar binnen en verspreidde, nadat het spekvuur gedoofd was, nog dagenlang een penetrante lucht.
Dezelfde avond kwamen alle trommelaars van het district voor een wedstrijd bijeen, een cultureel evenement dat veel toeschouwers trok en veel lawaai veroorzaakte omdat iedereen die dat wilde naar hartelust kon meezingen en mee trommelen. | |
[pagina 158]
| |
Opnieuw klom Mikkelsen in de pen. Hij hield het deze keer bij een verordening over luchtverontreiniging in de gehuchten en verzocht om een ministerieel verbod op de verbranding van spek in het algemeen. Bovendien eiste hij dat de bewoners van Sardloq 's avonds om tien uur stil waren, ongeacht de arrangementen die de Vereniging voor Cultuur op het programma had staan. Wederom kwam er per telegraaf een rapport met klachten van Bjørken. Hij noemde het gevoel voor netheid van de bewoners van Sardloq en hun uitzonderlijke behoefte om de smeerboel op te ruimen die de bestuurder al jarenlang had toegestaan. En hij wees erop dat bestuurder Mikkelsen de enige in het gehucht was met een eigen vuilstort, op het bejaardentehuis na, dat een overheidsinstelling was. Hier was sprake van een enorme willekeur, een vorm van discriminatie die men niet kon laten passeren. En de culturele trommelzang was een eeuwenoude traditie, de ouderen moesten juist aangemoedigd worden om die aan de jongere generatie door te geven. De Culturele Raad in Sardloq kon zich onmogelijk voorstellen dat het Bestuur een verbod zou uitvaardigen op een zo onschuldig vermaak met zo'n rijke traditie dat stamde uit de tijd ver voor de Denen het bestuur van de Groenlandse samenleving overnamen.
De plaatselijke bestuurder leed. Nog meer leed zijn vrouw, the first lady van het gehucht die zichzelf verheven achtte boven alle andere uitgezondenen, en hemelhoog verheven boven de plaatselijke bevolking. Ze hitste Mikkelsen op tot een hysterie die aan krankzinnigheid grensde. Hij rende het dorp rond en sprak met alles en iedereen. Hij bracht ook een bezoekje aan Bjørken, bij wie hij echter niet in grote woede kon ontsteken omdat Bjørken erg voorkomend was en een soort wapenstilstand voorstelde. Het zangkoor zou voortaan repeteren in ‘Het Cultuurhuis’ Bjørkenborg II, de vetverbranding zou verplaatst worden naar de noordkant van het eiland, mits Oline toestemming zou krijgen om haar fabriekje voort te zetten. Ze wilde echter overstappen op gesneden en gezouten zeehondenogen en gepulveriseerde zeehondenpenis, producten die met een beetje geluk naar China geëxporteerd konden worden. De bestuurder zegde toe over de kwestie na te denken en mompelend over zijn eigen zwakte verliet hij ‘Het Cultuurhuis’. Het geschiedde zoals Bjørken had bedongen. Oline stapte over op een ander product, en het zangkoor, dat toch bijna dagelijks bij | |
[pagina 159]
| |
Bjørken op bezoek kwam oefende ijverig in ‘Het Cultuurhuis’. Natuurlijk was dat in de bestuurderswoning te horen en natuurlijk stond de bestuurdersvrouw erop dat er een verbod op het zingen van smartlappen kwam. Was Mikkelsen soms niet de baas van het gehucht? Kon hij dan niet alles verbieden wat hij wilde zolang het maar volgens de regels was? Mikkelsen knikte en knorde en hij bleef zoeken in kennisgevingen en mededelingen van Groenland, de wetgeving voor de Kolonie en andere gewichtige boeken. Maar nergens stond iets over een verbod op zangkoren. In de zaak van Oline had hij iets gevonden over luchtverontreiniging, maar hij kon niets vinden over geluidsverontreiniging.
Op een zaterdag kwam het voltallige symfonieorkest bijeen. En die avond werd er een openluchtconcert gehouden, dat vroeg om veel brandewijn, want het was bijtend koud. Eerst gaf het orkest een paar uur lang lichte kost ten gehore. Toen zong het koor drankliederen en volksliederen en daarna werden er een paar moeilijker stukken voor koor en orkest uitgevoerd. De bestuurder had watjes in zijn oren gestopt, wat maar een beetje hielp, omdat de zaag van Doe overal doorheen sneed. Zijn vrouw begon hysterisch te schreeuwen en jammerde dat haar hoofd uit elkaar knalde, wat misschien door Oline kwam die lid van het orkest was geworden en de bekkens speelde met twee grote pannendeksels. Aangezien ze zelf hardhorend was, sloeg ze de deksels met hkse kracht tegen elkaar en Bjørken beweerde met een lach dat haar slagen vast helemaal tot in Sarnaq te horen waren. Buiten Bjørkenborg daalde de sneeuw neer en bedekte de wegen en paden. Uit het huis boven op de berg stroomde prachtige muziek die de stille witte wereld vulde met haar schoonheid. In de bestuurderswoning aan de voet van de berg lag mevrouw Mikkelsen in haar bed krassende geluiden uit te stoten als van een baltsende sneeuwhoen, afgewisseld met korte hysterische kreten en gevolgd door een opgewonden getrommel van knokkels tegen het hoofdeinde van het bed. Om vijf uur in de ochtend pakten de orkestleden hun instrumenten in en na een laatste hartversterker daalden ze de berg af naar het Vrijgezellenhuis. Alleen dr. Mankepoot met zijn walruspenis, die bedekt was met een laagje ijs, kwam zonder te vallen beneden. De rest donderde in | |
[pagina 160]
| |
de gebruikelijke volgorde omlaag over het spekgladde pad dat naar Olines huis voerde. Het huis dat ze geraakt zouden hebben als Bjørken geen wal van zeehondenspek had neergelegd die de gasten met een bocht om haar huis leidde en regelrecht naar de voet van de berg tot aan het huis van de bestuurder. Daar landden ze met zo'n enorme klap dat het huis trilde alsof er een aardbeving plaatsvond.
De woede van mevrouw Mikkelsen bereikte een hoogtepunt. Ze sprong uit bed en liep zo naar buiten waar ze energiek in de sneeuw begon te stampen. Ze schreeuwde iets wat niemand kon verstaan en schopte als een bezetene naar de koorleden die het dichtstbij lagen. Niemand merkte echter iets van deze minne geweldsdaad, want ze waren allemaal verdoofd door de valpartij, de felle kou en al het andere. Iedereen was bovendien nog vervuld van de vrolijke en cultuurrijke avond. Een voor een stonden ze op, gingen elkaar ondersteunend in een kring om mevrouw Mikkelsen heen staan en zongen meerstemmig, terwijl de ijsmist uit hun mond rolde, onder leiding van dr. Mankepoot nummer 33 uit het Noordoost-Groenlandse gezangboek, een van de prachtige ballades van Haldur. Net toen de laatste noten wegstierven, slaakte mevrouw een indrukwekkende gil die volgens Doe de hoge E evenaarde, waarna ze bewusteloos op de grond viel. Moses en Valfred tilden haar voorzichtig op en onder het zingen van de treurmars van Schubert voor zaag en mannenkoor werd ze het huis binnengedragen en languit op de bank gelegd.
Bestuurder Mikkelsen hoorde overigens niets van dit droevige stuk. Hij was bezig met het uitwerken van een verzoek voor onmiddellijke overplaatsing naar een andere plek op Groenland, zo ver mogelijk van Sardloq verwijderd. Buiten het kleine kantoorgebouw groeiden de sneeuwduinen gestaag en boven Sardloq lag een deksel van zware, grijze wolken die oneindig langzaam naar het noordoosten dreven terwijl ze een witte cape van sneeuw over land en zee trokken. |
|