De Tweede Ronde. Jaargang 25(2004)– [tijdschrift] Tweede Ronde, De– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 72] [p. 72] Vier gedichten Nico Weber Het Huis Lauernesse De wind beweegt het snoer tegen een kast, de stekker tikt de maat. Een deur klapt dicht. De houten vloeren werken in de hitte. Er is iets dat in dit vertrek niet past. Gordijnen wapperen; een knipperlicht. De cactus bloeit, woestijnbrandkleuren prikken. Een slak glijdt langs een Shaeffer, pennelikker. De rookfauteuil wordt sleets, een voorzitter. Op tafel ligt een wijnrood kleed. Bordeaux. De flessen zijn het glasgraf ingegaan. De slak ontwijkt het rijmwoord escargot. De plaat draait door, ontroering in de erker. Een lied huilt na het eind, voor het begin. Het snoer zoekt naar de stereoversterker. De vulpen slingert naast de tegenzin. Wat klopt er niet en waar komt het vandaan, het ongeluid, het geengerucht. Te horen valt rust na laatste zuchten, ademdood, en dat dan ook nog eens achterstevoren. Een woning is een helse huisgenoot. [pagina 73] [p. 73] Loosdrecht We trokken aan het water tot het strak was, rechthoekig. Bomen werden steunpilaren. De bodem kreeg de juiste tint, de brug de hoogte die we wensten. Zo zagen wij elkaar net voor de zoen: jij in de spiegel, ik als kind. Lied voor mijn dochter Marianne Weber Schrijf me nooit geen mooie brieven meer. Ik heb een plukje haar van je gestolen, dat heb ik naast de smartlappen gelegd - de tranen bij een foto. O vader lief, toe drink nog meer. Laat ons bezopen worden, het glas versplinteren, een prent verbranden. Leg ons nog duizend kussen in de handen. Muziek erbij. Schenk ons zoete violen, van oude ansichtkaarten avondzon. En ook een paar te vaak bezongen stranden, en een gedragen, zwarte trouwjapon. [pagina 74] [p. 74] Hello goodbye Een reiger langs de Vecht van Wenckebach, het oog op mij gericht. Dag oude man, wat staan je grijze veren elegant. Ik kwam hier ieder najaar met mijn vader kastanjes rapen - liefst nog in de bolster. Ik deed het jaren niet. Op deze ochtend herneem ik dat wat ik heb nagelaten. Als jij de lucht ingaat, groet dan van boven mijn vader aan de paarse overzijde, voorbij de molen en het koepelhuis. Hij woont vlak bij het land met korenschoven en beukebomen waar hij mee kan praten. Groet ook mijn moeder, want zij is er vaak en wordt bijna voorgoed binnengelaten. Vorige Volgende