De Tweede Ronde. Jaargang 25
(2004)– [tijdschrift] Tweede Ronde, De– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 108]
| |
Een dar
| |
[pagina 109]
| |
Op zaterdagavond voor een discootje naar de Calua of Hell in Bournazi. Soms een bioscoopje, en haast nooit een concert, 's Ochtends? Hm, om een uur of twaalf kom ik mijn bed uit. Aan de late kant, vindt u? Moet u anderen eens zien, die doen hun ogen pas open tegelijk met de vleermuizen. Ja, toegegeven, opstaan 's ochtends valt niet mee. Wekker uitzetten, pantoffels opduikelen, beetje behoorlijk radiostation zoeken, naar de wc, kopje koffie, sigaretje. Scheren? Nou, haast nooit. En daarna nog een sigaretje. Vindt u dit wel interessant allemaal, of zeur ik teveel? Goed, dan ga ik door. 's Ochtends is er verder meestal niemand thuis. De rust helpt mij bij mijn concentratie. Een van de problemen die ik de laatste jaren heb, is mij ergens op concentreren, op wat dan ook. Ik zoek de zenders af of er niet iets anders bij zit dan die eeuwige grappigheid, astrologie of nieuwsberichten. Nieuwsberichten haat ik. Als ik thuis een krant zie liggen, loop ik de kleine berichten langs of er misschien iets geks tussen staat, iets dat mijn interesse kan wekken. Nee, sport of politiek nooit. Ik haat alles wat de grote massa bezighoudt. Ja, goed geraden, dat is een van mijn ziektes. Ziek word ik ook als ik mijn zus tegen het lijf loop. Ik probeer uit de buurt te blijven van dat gestress van haar om haar masters en van al dat gesurf op internet; dat is haar tot een tweede natuur geworden. Pure neurose. Ma en ik spreken elkaar haast nooit. Als ze niet naar dat instituut is voor haar peeling, zit ze wel aan de telefoon gekluisterd. Die is van de praktijk naar huis doorgeschakeld voor de middagafspraken die ze met klanten moet maken. Daarom neem ik de telefoon ook nooit op. Wat mijn vrienden betreft, die bellen naar mijn mobieltje, en niet voor zonsondergang. We sturen boodschappen naar elkaar. Waarom? U vraagt waarom? Snapt u dat niet? Maar, als het leven geen boodschap geeft, dan bedenken we er zelf wel een. Nog mooi, trouwens, dat mijn broer mij nu niet voor de voeten loopt. Die volgt fanatiek de beurs, de sport - hij is voor Olymbiakós speelt in de lotto, wedt bij de paardjes. Hij luistert naar hiphop en cross-overmuziek. Dat is iets wat ik haat. Geef mij maar de Rolling Stones óf Wagner, Vivaldi óf de Doors. Daar bestaat geen gemiddelde van. Voor de rest is alles compromis. Muziek helpt mij bij mijn concentratie, daarmee word ik lichaam, gedachten en beelden. Muziek helpt mij om niet blij te zijn - wat ik maar stompzinnig vind -, maar ook niet heel treurig, iets waar ik aanleg voor heb. Muziek en boeken - vooral esoterie - | |
[pagina 110]
| |
geven mij het gevoel dat mijn leven iets als een mythe heeft, een plot. Ja, ziet u wel, mijn leven leent zich helaas niet voor een verhaal, laat staan voor een roman, u weet wel, van die dikke pillen waar je een supermarktkarretje voor nodig hebt. Net als voor de zondagskranten.
Waarom ik lees? Ik lees niet om te vergeten of er helemaal in op te gaan, zoals ze zeggen, maar om te begrijpen wat me overkomt. Iets waar ik maar zelden in slaag, natuurlijk. Vroeger las ik Dostojevski; tegenwoordig, als ik probeer een boek te vinden, verzuip ik in de titels. Met als gevolg dat ik na een halfuurtje elke belangstelling kwijt ben. Met films vergaat het me net zo. Vrijdagsavonds lees ik Danikas en bij elke zeven of hoger die hij uitdeelt, zeg ik: ‘Ja man, dat is het, vanavond ga ik naar de film.’ Maar door al die cijfers die ik zie staan is tegen de avond mijn belangstelling verdampt en ga ik liever wat zappen op de televisie of vrienden ontmoeten. Wat toneel betreft, daar begin ik niet aan. Zoals de critici op elkaar in hakken! Wat mij daar opvalt is een en al fanatisme en, hoe heet dat, ‘intermenselijke’ verhouding met de acteurs. Als mij al eens de lust bekruipt, is dat altijd in een paar uur weer over. Ik kom nergens, makker. Hoe zei u? Muziekpaleis? Ik haat al dat marmer en die kroonluchters, en die ouvreuses die je ‘veel luister-plezier’ toewensen. God weet wat die arme meiden wel niet allemaal aan moeten horen! Bovendien, voor de evenementen waar ik in geïnteresseerd ben zijn nooit kaartjes meer te krijgen. Die zijn al weg naar topadvocaten, topartsen, ondernemers, sponsors en andere patsers. Naar mensen die gaan voor de glamour. Je zou er mujahedin van worden. Waarom ik dat niet wórd? Het antwoord luidt: geen zin. Hoe heet dat, jongen, ik verveel me. Ik verveel me stierlijk met alles en iedereen. Uitgezonderd dan met mijn vrienden. Als ik met hen samen ben, kunnen we met weinig toe, we spreken met de ogen. Meisjes, vroeg u? Die gaan alleen met je mee als je een cabrio hebt en goed in de flappen zit. Bovendien, als u 't nog niet wist, hebben ze zich tot mannenjagers ontwikkeld. Niks zo erg als dat. Vrouwenhater, zei u? Was dat maar zo. Of was ik maar homo. Die komen onder elkaar aan hun trekken, al hebben ze dan een broek aan en heten ze nichten. Zo zit het dus. Ik blijf maar liever thuis of ga uit met mijn vrienden. Twee of drie, meer zijn het er niet als u dat denken mocht. Het begrip vriend is tegenwoordig synoniem met dienst-en- | |
[pagina 111]
| |
wederdienst, lenen en alle soorten bedrog. Wat ze er thuis van zeggen? Zal ik u eens vertellen... maar kunnen we geen je en jou zeggen? Bedankt. Ja, de geliefde vraag van mijn familie is dus: ‘Wat ga je in het leven doen, jongen?’ ‘Niets,’ zeg ik dan, en daar blijft het bij. Uit moederlijk instinct of weet ik wat, zwijgt mijn moeder dan. Mijn vader? Die smeekt mij naar de beurs te gaan. Hij belooft me gouden bergen. Waarom ik niet ga? Omdat ik ze niet hoef, die lui die een leven lang met aandelen, dubieuze transacties en de jacht op een paar duiten in de weer zijn. En schandalen natuurlijk. Schandalen bij de vleet. Als er iets in de wacht te slepen valt, willen ze desnoods de bak wel in. Wat trouwens sinds de dagen van Koskotas al niet meer voorgekomen is, natuurlijk. En wie draaien ervoor op? De ongelukkige gebruikers die voor een paar grammetjes worden opgepakt, de anarchisten, de terroristische organisaties. De anderen ontspringen de dans. Het hele systeem is één grote verzameling vensters en achterdeurtjes. Vensters op de televisie, achterdeurtjes bij alle dienst-en-weder-dienst. Die radicale ‘openheid’ waar de politici zo de mond vol van hebben is alleen maar een zoethoudertje. Geef mij maar échte snoepjes, van Ion. Wat mijn zus ervan zegt? La-me-nie-lachen. Ze doet zo haar best een vriendje te krijgen (wat stukloopt op haar brillenglazen en die manie van haar met haar masters, maar tegenwoordig kan elk kippetje die halen) dat ze tegen mij meent te moeten zeggen: ‘Wat kan het jou ook schelen, jij hebt niet gestudeerd en hebt er geen idee van wat het zeggen wil: je best doen. Denk je dat je je hele leven maar op andermans zak kunt blijven teren?’ ‘Ach, schei toch uit, zeg,’ antwoord ik, ‘ja hoor, daar ga ik op blijven teren, want daar ben ik mee geboren en daar ga ik mee dood.’ ‘Nou zeg, schaam je je niet,’ en ze schuift haar bril naar het puntje van haar neus, die glanst van de pukkeltjes. ‘Wanneer kom jij ook eens een keer in actie?’ ‘Dat soort actie kan mij gestolen worden,’ zeg ik, ‘geef mij maar de actie van Hollywoodfilms, waar jij je neus zo voor ophaalt met al die Iraanse en melige Franse films die jij alleen maar wilt zien.’ ‘Hoe durf je, heb je dan geen greintje schaamte?’ ‘Schaamte niet, nee, wel weed - wou je ook wat?’ Daar heeft ze niet van terug. ‘Ja, hoor eens even, ik ga me daar een beetje uitsloven zeker,’ zeg ik, ‘en als de eerste de beste lui in paniek achter het succes aan hollen. Succes en geluk, die twee woorden vind je alleen maar in Babiniotis.’ ‘Wat ben jij cynisch,’ zegt ze dan. ‘Cynisch? | |
[pagina 112]
| |
Nee hoor, jij kent de betekenis van woorden niet. Een luiaard, zul je bedoelen, een tembelis - dat klopt. Dat wou je horen, toch? Om precies te zijn, luidt het woord eigenlijk oknirós. Ik lijd aan okniría.’ Dan zijn al haar argumenten uitgeput en keert ze mij de rug toe.
Wat vroeg je? Ja, 's avonds blow en snuif ik weieens wat. Had ik wel verwacht dat je dat vragen zou. Is er iets mis mee? Stelt niet veel voor, hoor, heel onschuldig. Die klotedrugs zijn echt een uitvinding voor onze tijd. Hoezo, vraagje? Omdat onze tijd gemaakt is door jullie en omdat wij, kinderen, haar zó hebben aangetroffen dat je niet zonder hallucinogenen kunt. Om te kunnen vergeten. Te reizen. De wereld niet te zien zoals ze is, maar zoals je haar zou willen zien. Kunnen we beter revolutie plegen, zei je? Dat is zo'n afgesleten woord, zo misbruikt. Zie het bestaande socialisme. Vind jij dat ook? Mooi zo. Daarom komen we dus 's avonds met twee of drie man bij elkaar in Kypseli Noord, in Vossenhol - ken je die tent niet? Lesvou-straat uit en helling op of richting Krissis-plantsoen - en daar blowen we wat. Hooguit wat coke. Haast nooit een pilletje. Harddrugs haat ik. Al noemen die hypocrieten mij ook junk. Ik begrijp ze wel, die junks, maar ik wil niets met ze te maken hebben. Wat zei je nou, of ik met ze te doen heb? Laten die Ithaca-clubs er maar voor zorgen dat ze ontnuchteren. Wat een woord ook, ontnuchteren! Mijn vader gebruikt het vaak. Wat kan het die lui ook schelen. Ze treffen elkaar in hun cafés, en maar lullen over bezetting, burgeroorlog, dictatuur.Ga naar eind1 Daar leven ze van. En hun diploma's hebben ze thuis ingelijst aan de wand hangen. Nee, voor mijn pa was er geen plaatsje als minister of pedel weggelegd. Die zat niet in de club van het verzet. Nog mooi dat hij op de beurs terecht kon. Wat wil je verder nog horen? Ik heb je alles verteld, of vrijwel alles. Nee, ik betaal je niet van mijn eigen geld, dat weet je best. Pa en ma dokken hier evengoed voor. Komen we niet verder zo? Des te beter. Ik zit hier niet om verder te komen. Thuis zeiden ze dat ik naar een psychiater moest. Hier ben ik dan. Ik loop tegen de dertig, voor revoluties is het mijn tijd nu wel geweest. Waarom ik jou dat aan je neus hang? Je vraagt me toch? Ik heb niets te verbergen. Mijn middagen zijn toch leeg, dus ik mag dat wel: beetje lullen met iemand die ouder is, beetje stoom afblazen. Werk ik niet genoeg mee? Waar moet ik aan meewerken, en waarom? Nee man, ik geloof niet in jouw aanpak. Ik hoef niet zo nodig iets te corrigeren. | |
[pagina 113]
| |
Als er iets gebeurt wat de moeite waard is, dan gebeurt dat ín mij en nergens anders, en dat kan niemand voor mij veranderen. Mag ik roken? De hele tijd hou ik me al in. Nee, geen hasj of weed, schei uit, man, gewoon sigaretten van de kiosk. Ook eentje? Rook jij nooit onder therapie? Heel goed. Dus, als je 't maar weet, ik ben een persoon die onschadelijk is voor de samenleving, ik krijg niets en ik geef niets; ik ben een waardige dar. Kun jij waardigheid wel waarderen? Dat zou iedereen moeten kunnen, maar de meesten hebben ergens in hun achterhoofd een belang zitten waar ze niet voor uit willen komen. Ja, klopt, ikzelf misschien ook wel. Wat mijzelf betreft, als je 't weten wilt, zijn jouw sessies - zo heet dat toch? - een generale repetitie voor wat ik op een dag ga schrijven. Betwijfel je dat? Ik moet mijn luiheid overwinnen, ik weet het. Maar ik kan je meedelen dat dat mijn enige ambitie is. Alles te kunnen zeggen, eindelijk eens aan mijn trekken te kunnen komen. Het is de enige inspanning die ik in mijn leven ga verrichten. En later pas, veel later. Wanneer ik volwassen ben. Tenzij ik intussen weggerot ben. Luister je wel? Je kijkt op je horloge. Ik weet het, ons uur is om. Kijk, hier heb je het losgeld voor het verraad. Steek maar in je zak. Jij hebt mazzel, je kunt léven van het lullen. Niet slecht. Overmorgen, dus, zelfde tijd. Tot dan dus maar, hoi. |
|