Acedia
Leo Jacobs
Vaak voel ik mij lamlendig. Vaker nog vonden dan wel vinden anderen mij lamlendig. Desondanks blijkt het niet eenvoudig de betekenis van het woord lamlendigheid te omschrijven. Vreemd genoeg komt het woord in mijn woordenboek Nederlands (Koenen, 30e druk, waarschijnlijk 1999) niet voor. Is het wel een Nederlands woord? Stellig: de ‘Herziene Woordenlijst van de Nederlandse taal’ (1990) bevat de term wel. Van Dale kan ik er niet op naslaan, want ik schrijf dit stukje in het zuid-westen van Frankrijk.
Het verbaasde mij niet dat ik lamlendigheid evenmin aantrof in mijn trouwe ‘Nederlandse concordantie van de bijbel’ door Abraham Trommius, 25e druk, bewerkt naar de originele uitgave (1672-1691). En lamlendig evenmin: dat zijn geen bijbelse begrippen. Via de omweg van Koenen, die voor lamlendig als min of meer synoniemen naar, beroerd en traag geeft, kom ik toch verder. Het woord traag komt zeven keer voor in de bijbel; traagheid één keer, maar nooit in de betekenis van lamlendigheid.
Van de redactie kreeg ik de tip dat lamlendigheid overeenkomt met de term ‘acedia’. Dat begrip was ik wel eens tegengekomen. Na enig zoeken vond ik het terug in een boekje van de Duitse Benedictijn Anselm Grun, met de intrigerende titel ‘Omgaan met het kwaad’. Grun is theoloog, bedrijfseconoom en psychiater. Dat is nogal wat; toch heeft hij ook nog een eindeloze hoeveelheid publicaties op zijn naam staan.
In ‘Omgaan met het kwaad’ berijdt hij opnieuw met verve een van zijn stokpaardjes, de kerk- en woestijnvaders, meestal tussen de tweede en de zevende eeuw. In dit boek trekt hij vergelijkingen tussen de door die onderscheidene vaders ervaren demonen en door de Duitse psychoanalyticus C.G. Jung beschreven en geanalyseerde psychosen. Een van de demonen is die van de acedia, middeleeuws Latijn voor, jazeker, lamlendigheid, afgeleid van het Koinè-Griekse ‘akèdeia’.
Volgens een van de bekendste monnik-schrijvers uit het Oosten, Evagrius Ponticus (344-399) is het zelfs de lastigste van alle demonen. Zijn beschrijving hoe de demon een monnik tart in diens cel, herinnert mij hevig aan de uren op school, lang geleden, dat de tijd