De Tweede Ronde. Jaargang 24
(2003)– [tijdschrift] Tweede Ronde, De– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 150]
| |
De HelvellynGa naar voetnoot*
| |
HelvellynI climb'd the dark brow of the mighty Helvellyn,
Lakes and mountains beneath me gleam'd misty and wide;
All was still, save by fits, when the eagle was yelling,
And starting around me the echoes replied.
On the right, Striden-edge round the Red-tarn was bending,
And Catchedicam its left verge was defending,
One huge nameless rock in the front was ascending,
When I mark'd the sad spot where the wanderer had died.
| |
[pagina 151]
| |
[Nederlands]Diepgroen was die plek in de grijsbruine heide
Waar de dode Natuurvriend zich maanden bevond
En de wind hem, als was hij een zwerver, kastijdde
Tot zijn overschot slechts nog uit knekels bestond.
Eén schepsel was trouw aan zijn zijde gebleven,
Haar meester getrouw als tevoor, bij zijn leven,
En heeft er de vossen en raven verdreven
Van hem die zij sprakeloos liefhad: zijn hond.
Hoe lang dacht je daar dat je baas enkel sliep en
Hoe vaak sprong je op als een windvlaag zijn jas
Zacht bewoog? Hoeveel dagen en weken verliepen,
Voor jij ging beseffen dat hij niet meer was?
Voor hem is geen plechtige uitvaart gehouden,
Geen moeder, geen vriend was er die om hem rouwde -
O, zo onverdiend! Alleen jij, zijn vertrouwde,
Lag toen hij de geest gaf bij hem in het gras.
Krijgt een Koning het lot van een Pachtboer te dragen,
Dan glanst de kapel van een purperen pracht.
De kist is met zilveren wapens beslagen
En pages staan stil rond de lijkbaar op wacht.
Heel de nacht blijft het licht van de toortsen er stralen,
In de hoge kapel staan de vaandels te pralen
En gewijde muziek klinkt alom door de zalen,
Waarmee deze Leider des Volks wordt herdacht.
| |
[Engels]Dark green was that spot ‘mid the brown mountain heather,
Where the Pilgrim of Nature lay stretch'd in decay,
Like the corpse of an outcast abandon'd to weather,
Till the mountain-winds wasted the tenantless clay.
Nor yet quite deserted, though lonely extended,
For, faithful in death, his mute favourite attented,
The much-loved remains of her master defended,
And chased the hill-fox and the raven away.
How long didst thou think that his silence were slumber?
When the wind waved his garment, how oft didst thou start?
How many long days and long weeks didst thou number,
Ere he faded before thee, the friend of thy heart?
And oh! was it meet, that - no requiem read o'er him,
No mother to weep, and no friend to deplore him,
And thou, little guardian, alone stretch'd before him -
Unhonour'd the Pilgrim from life should depart?
When a Prince to the fate of the Peasant has yielded
The tapestry waves dark round the dim-lighted hall;
With scutcheons of silver the coffin is shielded,
And pages stand mute by the canopied pall;
Through the courts at deep midnight, the torches are gleaming;
In the proudly-arch'd chapel the banners are beaming;
Far adown the long aisle sacred music is streaming,
Lamenting the Chief of the People should fall.
| |
[pagina 152]
| |
[Nederlands]Gepaster, voor wie de natuur zo beminde,
Jouw doodsbed, als dat van het lammetje dat
Van een klip viel en daardoor zijn einde moest vinden,
Maar tenminste de troost van zijn moeder nog had.
Zo waardig je baar in de eenzaamheid hier en
Je treurzang zo fraai uit de bek der plevieren,
Eén vriend aan je zijde, getrouwste der dieren,
Door de Catchedicam en Hellvellyn omvat.
| |
[Engels]But meeter for thee, gentle lover of nature,
To lay down thy head like the meek mountain lamb,
When, wilder'd, he drops from some cliff high in stature,
And draws his last sob by the side of his dam.
And more stately thy couch by this desert lake lying,
Thy obsequies sung by the grey plover flying,
With one faithful friend but to witness thy dying,
In the arms of Helvellyn and Catchedicam.
|
|