De Tweede Ronde. Jaargang 22
(2001)– [tijdschrift] Tweede Ronde, De– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 108]
| |||||||||
Vertaald proza | |||||||||
[pagina 109]
| |||||||||
De man die drank verstopte
| |||||||||
[pagina 110]
| |||||||||
den het over koetjes en kalfjes, wisselden meningen uit. Toen ze Oulu naderden, vroeg oom Timppa opeens: ‘Ilmari, heb je je drankvergunning bij je?’ Ilmari was verbaasd. Hij wierp een onderzoekende blik op zijn oom en vroeg zich af wat hij daarmee bedoelde. Stelde hij hem op de proef, wilde hij weten wat voor vlees hij in de kuip had? Ilmari was namelijk een jonge man van wie bekend was dat hij wel een slokje lustte - zelfs in die mate dat hij zijn studie eraan had gegeven. Ilmari's grappig bedoelde antwoord aan zijn ondervrager luidde als volgt: “Drank schept een gevoel van veiligheid en welzijn, in het bijzonder bij werknemers van bottelarijen, wederverkopers, transportondernemers en personeel van slijterijen.” Terwijl hij nog een keer een steelse blik wierp op zijn oom, zei Ilmari dat hij zo'n document inderdaad bij zich had. ‘Prima,’ zei een duidelijk goedgeluimde oom Timppa en ging verder: ‘Luister, zou je met mij naar de slijterij in Oulu willen gaan om te kopen wat ik hier op dit papiertje heb geschreven? Ik geef je wel geld.’ Oom Timppa gaf Ilmari het volgende lijstje:
In Oulu las Ilmari het zorgvuldig geschreven briefje van zijn oom nadenkend over en deed de verlangde aankoop. Ze lunchten en vertrokken naar Kemi. Oom handelde onderweg enkele zaken af, terwijl Ilmari in de auto bleef wachten en onoorbare gedachten had over wat overheidsdienaren allemaal wel niet in hun vrije tijd doen. En in Kemi moest Ilmari weer met zijn oom mee naar de drankwinkel, dit keer om Navip Slivovica, Ierse whisky, Liquore Strega en Dry wodka voor hem te kopen. Nu begon Ilmari steeds meer achting voor zijn oom te krijgen. Hij maakte zich al voorstellingen van forse drinkgelagen ergens ver in het noorden, van dagenlang diep in het glaasje kijken in een bedompt hotelkamertje. Met een goedkeurende blik en een scheve glimlach keek hij naar het massieve profiel en kale hoofd van zijn oom. De mannelijke | |||||||||
[pagina 111]
| |||||||||
taal van zijn oom, over hoe die al jaren geleden alle mogelijke sterke drank had uitgeprobeerd en dat alleen de Hongaarse Barack Pálincka en de witte rum naar niks hadden gesmaakt, bracht hem in opperbeste stemming. Ze overnachtten in Tomio. Het was Ilmari's taak de zwarte tas zonder gerinkel naar de hotelkamer te dragen. De tas was niet bepaald licht, aangezien hij behalve een rekenmachine en wat andere spullen de spirituele inkopen van de twee mannen bevatte. Die avond zou Ilmari Ahde nooit vergeten, zo weinig beantwoordde die aan zijn heimelijke verwachtingen. Oom was heel spraakzaam, dat wel. Hij verbaasde zijn neef door op sokken naar de deur te sluipen en die op slot te doen. Daarop pakte de oude man uiterst voorzichtig de veertien waardevolle flessen, beoordeelde het gewicht ervan, bekeek de etiketten, bewonderde de kleur van de vloeistoffen door ze tegen het licht te houden en zette de flessen tenslotte op een rijtje op de grond, zodat hij ze kon bewonderen. ‘Wat zeg je van die rij,’ vroeg oom Timppa trots. ‘Een prachtig gezicht,’ riep Ilmari hoopvol. Zijn teleurstelling was groot toen oom de flessen weer in de tas borg en slechts de kleine fles kirsch op tafel liet staan, waarvan hij een minuscule borrel aanbood in een zilveren bekertje ter grootte van een vingerhoed. ‘Van sterke drank moet je bedachtzaam genieten,’ zei oom terwijl hij - zoals hij zo vaak deed - het onderste gedeelte van zijn kunstgebit half naar buiten duwde om het daarna weer op zijn plaats te laten vallen. ‘We genieten heel weinig van sterke drank,’ ging hij verder. ‘Je moet er maar weinig van nemen, heel weinig, om de goede smaak ervan in je mond te laten doordringen.’ Oom praatte nog een uurtje door over sterke drank, maar een tweede slokje bood hij niet aan. Hij vond dat alle aardigheid van de drankinkoopreisjes afging, nu binnenkort elk dorp zijn eigen slijterij zou krijgen. Vroeger was dat wel anders, toen hij nog een jonge kerel was en achter de meiden aan zat. In die tijd gingen ze naar Lieksa, al gauw honderd kilometer verderop, of in de Kuusamo-jaren in drie, vier uur helemaal naar Kemijärvi. Na zo'n rally wist je je inkopen wel op waarde te schatten, en daarnaast was het ook nog eens heerlijk om van het zachte gezoem van de motor te genieten. | |||||||||
[pagina 112]
| |||||||||
Op een winderige voorjaarsdag in een snelle auto naar de slijter rijden, terwijl de boeren aan het zaaien zijn en de berken die net in het blad komen buigen in de wind, is er iets mooiers denkbaar, riep oom uit, in de ban van zijn herinneringen. - Wat een tegenstelling met de stadsmens die met een kater, een duffe kop en de kotskorsten nog in zijn haar naar de slijterij een paar straten verderop kan lopen. Bah. Hij werd helemaal lyrisch en haalde uit zijn dikke portefeuille een stapeltje kleurenfoto's tevoorschijn. Er stonden zo'n beetje alle slijterijen uit heel Finland op. Hij had ze zelf genomen. ‘Kijk, Ilmari, dit is de winkel in Lahti. Daar heb ik eens een fles Steinhäger gekocht, en die was niet helemaal vol. Die aarden kruikjes lekten soms. En hier, ja, de winkel in Nurmes. Die hadden een ruime keus en een vriendelijke bediening. En dit is de winkel in Kemi en die daar in Kemijärvi, is hij niet mooi met die bloemetjes ervoor? En dat is de slijterij in de City-passage, die was ook goed, echt goed. En dit is de winkel in Kajaani, daar hadden ze een heel knappe verkoopster.’ Oom stopte de foto's weer in zijn portefeuille en gaf er door zijn gegaap blijk van behoorlijk vermoeid te zijn van die dag reizen. Hij kleedde zich meteen uit, waste met veel misbaar zijn gezicht en deed zijn gebit in een glas. Vervolgens kroop hij in bed en viel binnen een paar minuten als een blok in slaap. Voor Ilmari zat er weinig anders op dan ook maar onder de wol te kruipen. Met de looien smaak van de nietige borrel nog in zijn mond lag hij lang te woelen en viel pas tegen de ochtend in slaap. Hij begon zich al een beeld te vormen van zijn oom, maar hij vermoedde dat het raadsel van de oude Timppa pas in de komende dagen zou worden opgelost. En zo ging het ook. Op weg naar Ranua zat oom de kaart te bestuderen. Al gauw liet hij Ilmari stoppen. Ze trokken hun laarzen aan. Oom pakte een schop uit de kofferbak, een kleine houweel en een doos gemaakt van geïmpregneerd hout, waar hij vier flessen in stopte met schuimrubber ertussen ter bescherming. Ze lieten de auto staan en liepen rechtstreeks het bos in. Het pad kronkelde omhoog tegen een rotsachtige heuvel. Boven op de heuvel lag een grote steen. Hoogst eigenhandig pakte oom de schop en groef een klein gat aan de noordelijke kant van het steenblok onder een uitstekende rotspunt. Ilmari keek neerslachtig toe | |||||||||
[pagina 113]
| |||||||||
terwijl oom voorzichtig de doos met flessen in het gat zette, hem voorzichtig toedekte met aarde en gruis en de bergplaats camoufleerde met takjes. Oom zuchtte een paar keer en zette een kruisje op de kaart. Dat was de eerste keer die reis dat ze drank verstopten. Al met al deden ze het vier keer, waarvan één keer op een eilandje in een bosmeer, en een andere keer onder een reusachtige boomstronk aan de rand van een open plek. Zo kreeg Ilmari een steeds helderder beeld van zijn oom, en omdat hij nog nooit gehoord had van het soort mens dat goede drank ver weg van de bewoonde wereld onder de grond stopt, wist hij er absoluut geen raad mee en kon hij niet anders dan onnozel het bijzondere gedoe van zijn oom gadeslaan. Hij kreeg de kans zich te verdiepen in de techniek en de filosofie van het verstoppen van drank. In lange monologen benadrukte oom hoe moeilijk het was om je geld op een veilige manier te investeren, zodat het zeker zijn waarde zou behouden. De waarde van goud is maar schijn, een verdomde staatsbank kon door zijn geknoei de waarde van het goud zo onderuit halen. Onroerend goed en percelen grond raak je bij revoluties kwijt, aandelen verlies je door die nitwitten van overheidsdienaars en sieraden worden ingepikt door de volksmilitie, bij de douane of in concentratiekampen. Maar goede sterke drank behoudt zijn waarde tot in alle eeuwigheid. Want stel dat in de nabije toekomst bepaalde wrede leiders zouden besluiten dat alle druiven, graan en aardappelen tot voer voor de konijnige Aziaten verwerkt moeten worden, en dat er geen drank meer gemaakt mag worden. Wat dan? Nee, serieus, wat dan? Maar iemand die drank heeft verstopt, is een man apart en die lebbert gewoon volgens zijn eigen programma door, dat geeft niet. Hij doet niets onwettigs met al die drank. De flessen bevinden zich daar in de natuur - in de bossen en de meren - zonder eigenaar, ongeveer zoals het wild en de vissen daar wonen. Je kunt ze vangen, als je de trucs kent, de paadjes, de plaatsen... als je je een beetje inspant... Oom weidde ook uit over de juiste verstopplaatsen. Hij waarschuwde voor dode, holle bomen. Die branden een keer af of iemand neemt ze mee voor de open haard. De beste plaats is in de grond, en dan moeten de flessen absoluut goed verpakt worden in bijvoorbeeld een houten of blikken doos. Er mag geen water bij kunnen komen dat kan bevriezen waardoor de flessen kunnen | |||||||||
[pagina 114]
| |||||||||
knappen. Het is daarom verstandig om de draaidoppen met hars te beschermen. Je kunt de verstopplaats het best zo kiezen, dat er een duidelijk en onveranderlijk element in het landschap is dat je naar de juiste plek leidt, zelfs al zou het landschap door kap of herverkaveling veranderd zijn. Grote stenen, schiereilandjes, inhammen, bochten in de rivier, grenspalen enz. zijn in dit opzicht heel geschikt. De reis duurde vijf dagen. Eenmaal weer thuis lag Ilmari Ahde de hele week in zijn kamer, at vrijwel niets, laat staan dat hij met iemand sprak over wat hij gezien had. Zo geschokt was hij door de filosofie van zijn oom. Twee maanden later kreeg hij het bericht dat oom Timppa was overleden. Ilmari erfde de schop en het houweel, alsmede een grote bruine envelop, die vol kaarten en aantekeningen zat. Nieuwsgierige familieleden vertelde hij dat het schatkaarten waren. Nadat hij de papieren die zijn oom hem had nagelaten wat nauwkeuriger had bestudeerd, concludeerde Ilmari dat hij vierhonderd flessen had geërfd. De waarde van de drank was ongeveer 10.000 mark. Alleen vervelend, dat de flessen over een gebied van zo'n honderdduizend vierkante kilometer verstopt lagen en meestal ook nog op behoorlijke afstand van de weg. En zo kwam het dat Ilmari Ahde, een luie en drankzuchtige jongeman, de kunst van het reizen en kaartlezen moest leren om zich aan zijn lievelingsbezigheid te kunnen wijden. Al die jaren vroeg hij zich af, of het een duivels, vooropgezet plan van oom was geweest hem die erfenis te geven, of dat het louter toeval was geweest. Maar er zat niets anders op dan lopen en spoorzoeken - heel gezonde lichaamsbeweging. Ilmari kocht een echte hoofdlamp, opdat hij in het stenige noorden in het donker zijn poten niet zou breken. Hij moest zelfs gaan werken bij een verzekeringsmaatschappij, waarvan het rayon voor een aanzienlijk deel overeenkwam met het gebied waar oom Timppa had rondgetrokken. Op een keer toen hij in een hotelletje in Pudasjärvi wat aan het neuzelen was, ontmoette hij een oude advocaat die oom Timppa nog gekend had. De advocaat vertelde hoe hij twintig jaar geleden eens met Timppa en de landmeter Arhimo in Taivalkoski op auerhoenjacht was, toen op een avond de landmeter begon te rillen van de koorts. - Had ik nu maar iets om me mee te verwarmen, had de landmeter gezegd. Daarop was Timppa naar een open plek | |||||||||
[pagina 115]
| |||||||||
gelopen, driehonderd meter van het pad af. Daar was hij in de sneeuw gaan graven, had wat stenen opzij gelegd en was met de botte kant van de bijl in de grond gaan hakken. En verdomd als het niet waar was, daar had-ie me een blikken doos tevoorschijn getoverd met drie flessen cognac. En de sneeuw had daar overal volkomen onaangeroerd gelegen, er was de hele winter geen mens geweest. Toen Ilmari Ahde dit verhaal hoorde, barstte hij in een zenuwachtig, hysterisch lachen uit.
Uit: Vapaita suhteita (Vrije relaties, 1974) |
|