[Nummer 4]
Voorwoord
Dit derde nummer in de serie Hoofdzonden gaat over de Hebzucht, een prikkelend thema in deze tijd van ‘schaamteloze zelfverrijking’ en een dreigende ‘kleptocratentax’. We geven het begrip Hebzucht de ruime uitleg die gangbaar was in de Middeleeuwen, toen ook verkwisting ertoe werd gerekend, omdat een mens eerst moet hébben voor hij kan verkwisten. Eigenlijk was dit nummer beoogd voor de volgende jaargang, maar de invoering van de euro vraagt om wat literair tromgeroffel en dus is het ‘Geld & Hebzucht-nummer’ vervroegd.
Na de vorige twee nummers met hun royale omvang moet dit nummer het doen met 168 pagina's, en toch biedt het een royale keuze. Nederlands proza bevat zeven verhalen: Jean-Paul Franssens beschrijft een roes van roofzucht, uitgeleefd op een Duitse kazerne in 1945; Hein-Anton van der Heijden het conflict tussen soberheid en hebzucht bij een Oost-Duitse verloofde in de jaren tachtig; Monika Sauwer een koopverslaafde die een nieuw leven begint. Sana Valiulina is hoogst actueel met haar leerling-terrorist die God verwart met een witte Mercedes; Thomas Verbogt mediteert over zijn moeizame omgang met een oudedagsvoorziening; L.H. Wiener beschrijft een schrijnende fixatie op geld, roulette en de beurs; en Frans van Zoelen, die debuteert in dit nummer, heeft een verhaal geweven rond familiale inhaligheid en een werk van Picasso.
In Nederlandse poëzie is het thema serieus aangepakt door Bernd Bevers, Ton Derksen, Hester Knibbe, Liesbeth Lagemaat, Ed Leeflang, Thom Schrijer en Victor Vroomkoning; in Light Verse is het luchthartig uitgewerkt door Jan Boerstoel, Hendrik Jan Bosman, Frits Criens, Kees Jiskoot, Drs. P, Jan van der Pol, Peter van den Tillaart, Jos Versteegen en Driek van Wissen. Essay bevat vier bijdragen: Comte-Sponville filosofeert over de sociale functie van consumptiedwang, Dorinde van Oort over Shylock's hebzucht; Wim Reilingh belicht Goethe's vrekkigheid en Gerard de Vries Walter Scott's wonderbaarlijke spilzucht.
Vertaald proza bevat een Finse bijdrage van Veikko Huovinen (over drank als belegging), een Russische van Alexander Koeprin (over armoe en gewaande rijkdom), een Noorse van Jørgen Moe (sprookje in de trant van Ezeltje Schijtgeld), een Amerikaanse (satire van Updike) en een Duitse van Gabriele Wohmann (over de hebzucht van een huismoeder). In Vertaalde poëzie fabels van La Fontaine en Krylov, lyriek van Amichai, Evangélou en Larkin, en staaltjes episch-dramatisch dichtwerk van Byron, Poesjkin en Spenser.
Redactie