De Tweede Ronde. Jaargang 22
(2001)– [tijdschrift] Tweede Ronde, De– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 135]
| |
Droom van de vlinders
| |
[pagina 136]
| |
Leogane waren ook vlinders. Heel veel vlinders, in alle vormen, maten en kleuren. Sommige hadden karmozijnrode schakeringen, andere waren zo zwart als de nacht. Er waren ook gele, groene en oranje. En goudkleurige. Je zag er zelfs die gezegend waren met een regenboog van kleuren op hun vleugels. De kinderen hielden van de vlinders. Zij ook. De vingernagels van de kinderen priemden in haar zij toen ze hun greep op haar versleten jurk verstevigden. Zij kon hun tegen de stoffige lemen vloer gedrukte gezichten niet zien. Ze kon zich alleen maar de beelden voorstellen die door hun hoofd zweefden. Zowel haar vijfjarig zoontje als haar tienjarige dochter kenden kinderen die het leven hadden gelaten terwijl ze plat op hun buik lagen te wachten tot het schieten zou ophouden. Hoe voorzichtig ze ook waren, hun hele lijf tegen de grond gedrukt, toch hadden ze een kogel in een arm, een been of het hoofd gekregen. Marie wist niet wat de kinderen te vertellen. Ze kon niets bedenken dat hun angst zou doen verdwijnen. Niets behalve wat ze altijd al vertelde. ‘Fémin gé nou é pi révé papiyon yo. Doe je ogen dicht en droom van de vlinders. Droom van de vlinders, mijn schatjes. Droom van de vlinders.’
De kinderen begonnen onder haar lichaam te trillen. ‘Mammie,’ fluisterde de kleine jongen, ‘ik ben bang.’ ‘Hij is altijd bang,’ klaagde het meisje. ‘Wat voor een man wordt hij als hij altijd bang is?’ ‘Hij is een jongen,’ zei Marie, terwijl ze met haar vingers door zijn dik en donker haar streek. ‘Hij is nog geen man, hij is nog maar een kleine jongen.’ ‘Ik ben bang,’ kreunde de jongen. ‘Het komt wel goed,’ zei Marie, ‘het komt wel goed.’ ‘Ik ben bang,’ herhaalde de jongen. ‘Ssst,’ fluisterde Marie, ‘denk eraan: als je flink bent, breng ik vandaag een cadeautje voor je mee van de markt.’ ‘En ik dan?’ vroeg het meisje. ‘Je koopt nooit wat voor me,’ mokte de kleine jongen. ‘Je zegt altijd dat je een cadeautje voor me zal kopen. Je doet het nooit.’ ‘En ik dan,’ drong het meisje aan. ‘Jij ook,’ zei Marie, terwijl ze de twee heen en weer wiegde. ‘Jij ook.’ | |
[pagina 137]
| |
Kogelregen op een dak in de buurt. De tontons macoutes leken dichterbij te komen. De schrille kreten werden luider. Het geschreeuw van wie op straat waren, werd doordringender. Stemmen die smeekten om op te houden met schieten, werden duidelijker hoorbaar, zoals ook de laatste gekwelde schreeuw van een hopeloos verliefde muzikant die van een laat feestje naar huis wandelde en een vroege vogelverkoopster die haar prijzen opdreunde. Marie had het gevoel dat de soldaten voor haar deur stonden. ‘Lafaard!’ riep één van hen om een vijand uit een van de door weer en wind geteisterde hutten te lokken waar hij verondersteld werd zich schuil te houden. Echo's van de machinegeweren dreunden luid door de krottenwijk en verscheurden de stilte van de dageraad. Een schreeuw dempte heel even het geluid van de schoten. Er had weer eens een arme sloeber in de weg gelopen. De kinderen begonnen te klappertanden. ‘Mammie,’ zeurde de kleine jongen, ‘ik ben bang.’ ‘Stil,’ beval zijn zus, ‘of je krijgt geen cadeautje van de markt.’ ‘Ik krijg toch nooit een cadeautje,’ jammerde hij. Het gedreun van de machinegeweren werd ondraaglijk. Marie rekte haar armen om de oren van de kinderen te bedekken. De jongen bewoog in haar armen, probeerde zich los te wringen. Zij richtte zich op, greep hem vast en drukte hem tegen de grond. Een doordringende pijn verdoofde haar borstkas. ‘Mammie,’ riep de jongen. ‘Geen cadeautje van de markt,’ riep de zus. ‘Mammie, zeg haar dat het niet waar is.’ ‘Fèmin gé nou.’ Marie hoestte. Ze probeerde het bloed niet uit haar mond te laten lopen. ‘Fèmin gé nou,’ mompelde ze, met zachtjes uitdovende stem. ‘Fémin gé nou. Lig stil en droom van de vlinders.’ De kinderen probeerden op te kijken. Ze gebruikte elke gram kracht die zij nog over had om hun gezichten naar beneden te drukken. ‘Fémin gé nou,’ fluisterde ze. ‘Lig stil. Droom van de vlinders.’ |
|