De Tweede Ronde. Jaargang 22
(2001)– [tijdschrift] Tweede Ronde, De– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 127]
| |
De stem van de schildpad
| |
[pagina 128]
| |
niet, hoewel hij gedurende een ogenblik dacht beide gevonden te hebben. De enige levensbron van het dorp, wist men, was de zee - en naar de zee ging hij. Hij ging echter niet de zee op, hij stelde zijn vriend voor de kust te verkennen en samen begaven ze zich naar Los Caletones, in een richting tegengesteld aan die van de baai en de rivier. Voor de kust van Los Caletones, toen nog leeg en verlaten, was op een dag een enorme potvis verschenen die op het strand aan de grond was gelopen en daar gestorven. Toen ze hem ontdekten, was hij al aan het rotten (ze ontdekten zijn bestaan door een grote samenscholing van kalkoengieren, wat vreemd was omdat gieren zich niet dicht bij zee wagen) en mensen met ondernemingsgeest uit het dorp slaagden erin, ondanks de stank, een grote hoeveelheid spermaceti uit het kadaver te winnen, waar ze in de hoofdstad een goede prijs voor kregen. Los Caletones leek dus een veelbelovende locatie. Maar ze liepen het hele strand af en vonden niets anders dan schelpen en stenen. Verslagen besloten ze terug te keren naar het dorp, de jongen die wilde trouwen nog verslagener dan zijn vriend die niet wilde trouwen. (Niet binnenkort, in elk geval.) Toen ze probeerden tussen twee duinen door terug te gaan naar het dorp, ontdekten ze daar een caguama-zeeschildpad en zij wisten toen iets over caguama's dat u nog niet weet. De caguama is een reptiel dat zich, net als de kaaiman, in het water (rivieren, zeeën) heel gemakkelijk voortbeweegt maar op het land heel moeilijk. In zee is hij echt in zijn element, daar blijft hij uren onder water en komt alleen nu en dan boven om adem te halen. Als een caguama, de indiaanse naam van deze zeeschildpad, onhandig uit het ei gekrabbeld is en de zee eenmaal bereikt heeft, komt alleen het vrouwtje nog terug aan land om eieren te leggen. De mannetjes komen, zoals bekend, nooit meer terug. De caguama is aan land zo traag omdat zijn poten vinnen zijn geworden en door zijn enorme gewicht, dat bij sommige tot negenhonderd kilo kan oplopen. Andere kunnen twee bij drie meter groot worden. Volgens een zoöloog hoeft deze zeeschildpad ‘aangezien hij zijn schild, dat zijn pantser is, met zich meedraagt’, niet zo snel te zijn als Achilles om de golven te doorklieven als Odysseus. Maar de caguama blijft zelfs zwemmen als hij uit het water komt om krabbelend met zijn vinnen de luttele meters strand te overbruggen die haar scheiden van haar nest. Zo maakt zij haar heen- en terugreis van en naar zee. Zoals bij alle reptielen vindt de bevruchting van | |
[pagina 129]
| |
de caguama inwendig plaats en het is niet altijd gemakkelijk zijn geslacht te bepalen. Bij veel zeeschildpadden is het echter mogelijk het geslachtsorgaan te onderscheiden als het dier volwassen is. Na het leggen van de eieren ziet het geslachtsdeel van de caguama er merkwaardig menselijk uit. Er wordt altijd gedacht dat de caguama slecht ziet en niets hoort, hoewel sommige soorten een stem hebben, vooral tijdens de paartijd. Degenen die gedurende langere tijd met een caguama te maken hebben gehad, zeggen dat het dier over een intelligentie beschikt die verder alleen bij zoôgdieren voorkomt. Ze zagen haar tegelijk en ze dachten tegelijk hetzelfde. De twee jongens waren tamelijk eender, behalve dat de een er goed uitzag en de ander niet. Maar ze waren even sterk en vaak maten zij hun krachten tot beider genoegen bij het vrije worstelen, of armworstelen met hun eendere armen. Ze waren in feite de sterkste jongens van het dorp, alleen was de een slim en de ander niet. En nu kwam de slimste van de twee op een idee dat hij niet aan zijn vriend hoefde te vertellen (vaak dachten ze hetzelfde op hetzelfde moment), maar wat hij meteen in praktijk bracht en zijn vriend, seconden later, als tweede. Hij besloot het enorme beest, dat zich met de grootste moeite richting zee verplaatste, te overmeesteren. Ze zouden op de bonnefooi het vlees verkopen (al was het niet erg eetbaar), ook het schild, als karet (al was het geen karetschildpad), en het vet dat onder het schild opgeslagen lag en dat, zoals men weet (alleen zij wisten dat), beter is dan hoendervet. ‘Schildpaddenvet, gezond tot en met’ luidde het gezegde dat zij kenden en aanvaardden als een waar axioma - al wisten ze niet wat een axioma was. De caguama hield geschrokken stil, niet omdat zij een van de jongens kon onderscheiden, maar omdat ze achter haar vinnen de trilling had gevoeld van de geschoeide voeten die haar kant op renden. Zoals vaak gedurende haar tocht slaakte de caguama een zucht, niet omdat ze haar einde voelde naderen (een caguama kan honderd jaar oud worden), maar omdat dit zeedier altijd zucht op het land. (Anderen menen dat, als ze halt houden, de rest-energie wordt uitgestoten die anders nodig was geweest voor het voortbewegen over land.) Hoe dan ook, in hun opwinding hoorde geen van de twee jongens dit stemloze gezang van een aan land gelopen sirene. (Of misschien hoorde een van de twee het wel. Toen ze bij de caguama kwamen, schreeuwden ze het uit van opwinding en | |
[pagina 130]
| |
enthousiasme en begonnen meteen de schildpad, die verlamd was van schrik, om te draaien. Het is bekend dat een schildpad die is omgedraaid niet alleen weerloos is, maar ook roerloos wordt en zonder hulp niet meer op z'n pootjes terechtkomt. Een omgedraaide zeeschildpad is een dode zeeschildpad. Liever dood dan levend, wat de twee jongens betrof: het was een roerloos fortuin. Onder kreten van geestdrift en grote inspanning, meer inspanning dan ze ooit samen verspild hadden, slaagden ze er in het dier om te draaien, waarna het met de poten omhoog bleef spartelen alsof dit andere element, de lucht, water was. Caguama's, dachten ze, zijn niet zo intelligent als wij. Al was maar een van de twee intelligent. Een van de twee of misschien ook de ander (ze waren niet te onderscheiden) stelde voor een sleepbaar te gaan lenen bij zijn oom die een heuvel verder woonde. U weet stellig wat een heuvel is (als het geen duin is), maar slechts weinigen zullen weten wat een sleepbaar is. Het is een voertuig dat door de indianen in het noorden van Zuid-Amerika gebruikt wordt, in plaats van het wiel dat zij nooit hebben gekend. Het is een eenvoudige, maar toch geweldige uitvinding. Je hoeft alleen maar drie grote takken zonder bladeren te zoeken, waarvan er twee als samenkomende liggers dienen en de derde als dwarsbalk, maar er kan ook een raamwerk op vastgemaakt worden. Aan het andere eind wordt de sleepbaar, die een aanzienlijk gewicht kan torsen, voortgetrokken. De oom die deze sleepbaar bezat, woonde blijkbaar dichtbij. De andere jongen ging er door de duinen op weg naar toe. Ondertussen bleef de ene jongen achter om de caguama te bewaken. Hij wist dat ze zich niet meer zou kunnen bewegen en was niet bang dat ze zich om zou keren, maar hij wist niet of iemand haar in deze roerloze staat zou kunnen stelen. Terwijl hij de wacht hield, dacht hij aan de ontelbare hoeveelheid kammen, sierkammetjes, doosjes en andere luxeartikelen die men van een dergelijk exemplaar zou kunnen maken. De caguama zou een bron zijn van talloze kostbaarheden in het dorp. Haar daarheen vervoeren was slechts een kwestie van kracht, maar het verkopen van de zeeschildpad vereiste hersens. Zijn vriend kon haar enkel voortslepen, maar alleen hij zou weten hoe haar te verkopen en rijk te worden, en dan trouwen. Deze reeks van overwegingen passeerde de revue, tot hij plotseling uit verveling besloot de zeeschildpad nader te bekijken. De huid van borst en buik leek hard, maar was bleek, bijna wit, het- | |
[pagina 131]
| |
geen het toch al kwetsbare beest een zijdezachte uitstraling gaf die met haar donkere schild in tegenspraak leek. Het dek aan de onderkant liep uit in de vinnen, die erg sterk waren en nog steeds door de lucht roeiden, alsof het dier niet wist dat het onbeweeglijk op haar rugschild lag. Zeeschildpadden zijn dom, dacht de jongen. Daarop hield de caguama op met spartelen en ademde uit alsof ze opnieuw, maar nu nog luider, zuchtte. De jongen schrok van het bijna menselijke geluid, een mengeling van wanhoop en berusting. Maar de nieuwsgierigheid was sterker dan de schrik en hij bekeek het beest verder. Stom, stom dier. Toen deed hij een ontdekking die hij wonderbaarlijk vond. Het geslachtsdeel van de zeeschildpad was plotseling zichtbaar geworden. Na het eieren leggen komt het volgens een natuurvorser vaak voor, door de inspanning om in korte tijd tientallen eieren te leggen, of wellicht door een natuurlijke reactie, dat de vagina van de caguama zich laat zien - in dit geval aan indiscrete blikken. De caguama toonde haar geslachtsdeel dat maagdelijk leek (schildpadden hebben, in tegenstelling tot de lamantijn, geen schaamhaar) en de jongen voelde dat zijn nieuwsgierigheid plaats maakte voor niets anders dan keiharde begeerte. Hij besloot (of voelde?) dat hij de zeeschildpad, een beschikbaar wijfje, moest penetreren. Daar ter plekke, terstond. Hij keek met een laatste restje schroom om zich heen. Hij zag niemand. Het strand van Los Caletones was altijd verlaten en het zou zijn vriend nog enige tijd kosten om met de sleepbaar terug te sjouwen. De jongen liep nog eens om de caguama heen en het beest roerde zich een beetje toen het dit merkte, maar werd vervolgens weer rustig. De jongen naderde opnieuw het schaamdeel dat naar het leek een soort zuigbeweging maakte. Het haarloze (of meisjesachtige) geslacht trilde zichtbaar in de zachtste delen. Op aandrang van zijn eigen geslacht opende de jongen zijn ouderwetse gulp (hij hoefde zijn onderbroek niet omlaag te doen omdat hij die uit pure armoede niet had) en haalde zijn penis naar buiten, die groot en dik was en vanwege de donkere kleur contrasteerde met de bleekheid van het wijfje (al leek zijn penis vergeleken met het dier niet zo groot). Met zijn ene hand (de linker: hij was linkshandig) greep hij het schild vast en met behulp van de andere stopte hij zijn penis in de ruime vagina, die deze geheel in zich opnam. Hij ervoer een genot dat hem buitengewoon groot toescheen, wellicht omdat hij tot op dat moment niets anders dan masturbatie had gekend, maar ook omdat het een dierlijk genot | |
[pagina 132]
| |
was: hij beging de weerzinwekkende zonde van de bestialiteit, wat hij gelukkig niet wist. De extase had plaats, enkele seconden voordat hijzelf van alle kanten gepenetreerd leek te worden. Als een caguama tochtig is (en de combinatie van het eieren leggen en de plotselinge penetratie had haar in een vergelijkbare toestand gebracht) valt ze ten prooi aan tegenstrijdige maar niet minder dwingende krachten. De ene is verlamming: de passiviteit van het wijfje tegenover de aanval van het mannetje. De andere is iets dat ervoor zorgt dat de coïtus, zodra die een aanvang genomen heeft, in stand gehouden wordt. De ontucht doet zich altijd voor op volle zee, alwaar het paar gewichtloos is en tegelijk onder een waterdruk staat die meerdere atmosferen bedraagt. Soms paren de zeeschildpadden in de Golfstroom, zichtbaar vanaf het strand. De copulatie wordt dan ook vaak bedreigd door ongunstige elementen. Maar de natuur, de evolutie of wat het ook moge zijn, heeft de caguama bedeeld met een mechanisme van eenwording dat alle hindernissen overwint. Het wijfje van de soort beschikt over een uitsteeksel van hetzelfde materiaal als haar schild, gebogen en puntig aan het eind, dat dient om greep te houden op het mannetje tijdens de coïtus. Deze haak is een ware spies die verborgen blijft als het mannetje het wijfje bestijgt en probeert de penetrerende positie aan te nemen op het glibberig schild middenin het water, een hachelijke positie die door het wijfje onmiddellijk gestabiliseerd wordt. De haak (of beter harpoen) schiet uit zijn schuilplaats in het inwendige van het wijfje om de prooi te grijpen. Het wijfje nagelt het mannetje letterlijk van onderen en van achteren vast. Slechts de hardheid van het schild (als van een pantser) verhindert dat de caguama, gelijk het mannetje van de bidsprinkhaan, tijdens de coïtus door het vrouwtje wordt gedood. Ondertussen kwam de andere jongen naar het strand terug en zeulde vrolijk de zware sleepbaar achter zich aan, pronkend met zijn kracht. Hij zong bijna. Toen hij het bos achter zich gelaten had en zich met opgewekte tred een weg baande door het struikgewas naar de kust, zag hij van verre wat nu een paar was dat steeds inniger leek naarmate hij dichterbij kwam. Plotseling stond hij stil, niet uit preutsheid, maar uit angst. Nooit zou hij meer vergeten wat hij toen zag. Hij kwam naderbij. Hij wist dat de caguama een passief dier was (tam, zou hij zeggen) en hoewel hij niet wist wat u weet, zag hij wat hij zag. De andere jongen, zijn vriend, lag verstijfd over de caguama en het bloed kwam aan alle kanten vanbo- | |
[pagina 133]
| |
ven en vanonder zijn broek uit: langs zijn billen, langs zijn benen, langs zijn voeten en uit zijn rundleren schoenen. Een kort onderzoek zou onthullen dat de andere jongen buiten bewustzijn was (hij was nog niet dood, al had hij alle reden om al meermalen gestorven te zijn) en toen hij zo dichtbij de andere jongen kwam als zijn angst en afgrijzen ook maar enigszins toelieten, zag hij uiteindelijk het ongewone wapen (of klein deel ervan) waarmee de caguama zijn vriend had doorboord. Was er een autopsie geweest, dan zou die hebben aangetoond dat de stekel van het dier de ontuchtige indringer iets onder het stuitbeen gepenetreerd had, maar de gebogen loop ervan had de endeldarm van boven tot onder doorboord om vervolgens de haak in de richting van het rectum te bewegen en dit doormidden te splijten, waarbij aan de binnenkant ook nog de prostaat aan flarden was gescheurd en de beide testikels (of maar een) waren geplet totdat de punt van de stekel uiteindelijk als een tweede buis in de penis stak die hierdoor dubbel zo stijf was. De andere jongen begreep dat zijn vriend uiterst zwaar gewond was en beslist zou sterven als hij op het strand zou blijven. Hij probeerde niet zijn vriend los te maken of zelfs maar te bewegen. Niet vanwege rationele bedenkingen of uit medelijden, maar omdat hij voortdurend banger werd. Hij wist niet wat hij meer moest vrezen, de wisse dood van zijn enige vriend of het gevaar van de caguama die hem nu een monsterlijk wezen toescheen. Hij kwam op een idee dat onder andere omstandigheden een redding zou zijn geweest: de sleepbaar zou het doel dienen waar hij voor gemaakt was en zijn vriend met de caguama naar het dorp slepen. Met meer kracht dan wijsheid duwde hij de twee liggers van de sleepbaar door het losse zand en zachtjes stak hij ze aan beide zijden onder het beest door. Toen het gevaarte op z'n plaats zat, maakte hij het met dikke touwen vast. Hij bond zowel de zeeschildpad als zijn vriend die er lijkwit, dodelijk bleek uitzag, stevig vast. De bleekheid accentueerde de perfecte lijnen die nu op zijn boerengezicht getekend leken. Hij begon zijn last voort te trekken, gelukkig, ongelukkig. Dat de andere jongen erin slaagde het paar de acht mijl naar het dorp voort te slepen is even buitengewoon als de tragedie die tot deze heldendaad aanleiding had gegeven. Uiteindelijk kwam hij na het middaguur midden in de eeuwige onverschilligheid van het dorp aan. Maar zoals in alle dorpen bracht de buitengewone ver- | |
[pagina 134]
| |
schijning onmiddellijk een menigte op de been die te zeer verbijsterd was om direct op de gruwel te reageren. Het had iets van een dorpsfeest. Maar onder degenen die als laatsten toestroomden, bevond zich de beoogde verloofde en dat was voor die dag het eind van de verschrikking. Natuurlijk herkende zij haar verloofde meteen. Wat ze niet zag was dat hij bij al het misbaar zijn ogen half geopend had. Niemand zag het omdat op hetzelfde moment de caguama, onsterflijk als alle schildpadden, een soort van kreet slaakte die niet uit de mond van het dier leek te komen, maar uit de geopende lippen van de bruid ten overstaan van haar minnaar. De jongen, die nog steeds over de schildpad lag, sloot de ogen en een moment lang dacht hij te dromen van zijn huwelijksnacht. |
|