De Tweede Ronde. Jaargang 22
(2001)– [tijdschrift] Tweede Ronde, De– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 64]
| |
Drie gedichten
| |
[pagina 65]
| |
TangoWie het sacrament wil eren,
ontheilige het niet met proberen
het na te spelen, na te zingen, na te dansen.
Als 't christendom, zonder veel kansen
ontstaan tussen gangsters en hun wilde bruiden,
en eenvoudige havenluiden.
Totdat deze kerk van de havenstegen
haar lage afkomst oversteeg en overwon
haar eigen martelaar kreeg,
haar zingende pausen in clubs en in zalen,
en alom de dansende kardinalen,
en bisschoppen op de bandoneon.
En op zondag in de zinkende zon,
klinkt in de parken alom, na
Mozart, Mascagni en een enkele milonga,
het Caminito als een canon
en teken om heen te gaan,
hand in hand op te staan
en zacht mee te zingen op de maat,
van klaver en schaduw langs het paadje,
een vriend die,- zoals ik,- verdwijnen gaat.
Wie zichzelve acht, zal dit sacrament
niet ontheiligen met een loos experiment;
hij geeft gesticht een hand; richt zich op; staat.
| |
[pagina 66]
| |
Wonder(Voor A.L.) Dan blijft nog steeds het wonder van
dat strand, verborgen, alleen bereikbaar door
een dagreis-lange, troebele en kronkelige kreek,
omdat het vervloekte land tot aan dit strand
verwoekerd was en drassig, vol stekende insecten,
en daarboven, ongenadig, een dodelijke zon.
Het is gewoon, volgens de heilige boeken,
dat iets of iemand de vaders kwam bezoeken:
een droom, een engel, een vermomde god, en gauw
daarna de boten zijn bemand en volgeladen:
tenten, water, mondvoorraad, de kinderen, de vrouw;-
dit alles in de zinderende zon.
(En hoe dat haarfijn toeging weten
achteraf alleen evangelisten en poëten,
die blijken van elke droom de betekenis te weten,
of welke god in welke vorm verscheen,
of hoe de afgezanten telkens heetten.)
Als je dit aanneemt, van buiten- of bovenaf,
is al even alledaags en op 't banale af,
dat verder geen schaduw of tent in die woestenij
viel te bekennen, dan deze twee: van jou, van mij,
en dat die twee elkaar wel moesten kennen, voorwaar,
bijeengeslagen door de denderende zon.
Het wonder is, dat sedertdien dat strand
herwonnen werd door de vale schenner, de oceaan,
de kreek voorgoed is dichtgeslibd of is verzand;
dat verder niemand zich iets ervan herinneren kan,
en jij en ik apart doorgaan in ons apart bestaan
onder een ongezond gesternte van dode goden,
gevallen engelen, gebroken dromen
en een ziekelijke, machteloze zon.
|
|