De Tweede Ronde. Jaargang 22
(2001)– [tijdschrift] Tweede Ronde, De– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 15]
| |||||||||||||||||||||||||||||
Groene olijven en pomme citère
| |||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 16]
| |||||||||||||||||||||||||||||
had geweten dat de tijd alles al zo duidelijk had gemarkeerd voor mijn ouders, dan had ik nu geweten waarom die puja werd gehouden. Dan had ik stil gestaan bij elk detail. En elke uitdrukking op hun gezichten gegrift in mijn hoofd.
‘Elke dag verdwijnt er weer wat anders uit het huis!’ zegt mijn broer in zijn handsfree apparaat, geschonken door een vakantieganger uit Nederland. Zijn stem heeft dezelfde donkere kleur als die van mijn vader. Hij vraagt of moeders jurken moeten blijven hangen in de kast? Het is nu al een jaar geleden. Ik probeer mij de kast voor te stellen. Hoe graag zou ik niet één voor één alles door mijn handen laten gaan. Haar kinderlijke verzameling. Uithuilen bij de zakdoeken, kromgebogen blaka pina's, de gouden armbanden, o nee die zijn al verdeeld, haar kanten sluiers. De mooiste altijd bewaard voor een gelegenheid die zich niet meer aandient. Een nieuwe ‘jeweetmaarnooit’-slaapjurk voor het ziekenhuis. Zou het geblakerde horloge van mijn vader, waardoor hij geïdentificeerd kon worden na de ramp, er nog liggen? Zelf was hij niet meer herkenbaar geweest na de brand tussen de opgehoopte verminkte lichamen. Het had heel lang geduurd voor mijn broer hem had gevonden. Hij had vaders horloge herkend. Moeder had het in haar hand gehouden en geluisterd naar het tikken. De verbijstering gekerfd op haar gezicht. Had vader haar de tijd nagelaten? Hoeveel tijd. Wist zij toen al dat haar dagen geteld waren. Zoals Savitri had geweten van de dood van haar man, zo had zij de hare afgewacht en op de laatste dag al haar kleren gewassen. Er was niet één stukje vuil goed van haar. Alles had ze schoon, droog en gevouwen achtergelaten. Moeten we nu dan toelaten dat de kakkerlakken en muizen door haar onderjurken kruipen? Terwijl zij het niet kon verdragen dat iemand haar kleren aanraakte, vooral niet haar ondergoed. Ondergoed werd direct na het baden gewassen uit het zicht opgehangen. Wanneer de binnengehaalde was in de schoot van een plastic stoel werd gedumpt, moesten haar kleren apart gelegd worden. Ze mochten nooit in die grote graaihoop belanden. Haar paniek tegen aanrakingen. Als mensen te dichtbij kwamen, bracht dat haar uit haar evenwicht. Ze hield afstand, alleen bij het afscheid kon ze je kinderlijk vastklemmen. Te lang of te kort. Ik zag vader nooit een hand leggen op haar arm. De wijze waarop zij lichamelijk contact meed, had iets traumatisch. Was ze misschien te jong geweest voor het huwelijk? | |||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 17]
| |||||||||||||||||||||||||||||
Veertien... een kind dat nog niet heeft geleerd om moeders hand los te laten. De stad waar ik woon, kende jaren geleden haar eigen route van damesspeciaalzaken, waar ik soms een jurk kon vinden voor haar. Op een gegeven moment was het enige in haar maat een deux-pièces, ze weigerde rokken te dragen maar vertelde nooit waarom. Haar jurken mochten niets wegen. Niet te kort zijn. Altijd met halve mouwen. Bij nader inzien heb ik er spijt van dat ik niet naar het ouderlijk huis ben gegaan om mij een van haar zelfgemaakte onderjurken toe te eigenen. De enige luxe die ze zich gunde, was een smal strookje kant aan de zoom en soms ook aan de hals. Niet dat er daar iets van te zien was. Dat deed ze voor zichzelf. De zorg die zij aan iets kon besteden, aan kleine dingen, heeft ons meer bijgebracht over het leven dan alle andere lessen over wat wel en wat niet de moeite waard is. Ze wilde in ieder geval niet zijn als mijn phuwa's die zich altijd beter willen voordoen. Plattelandsvrouwen die zich uitdosten in prinsesselijke creaties. Alle drie waren ze uitmuntende modistes die zich in extravagante kleding lieten bewonderen door sprakeloze dorpsvrouwen op een nauta. Alleen moeder stak armoedig af in haar eenvoudige katoenen jurk en de onvermijdelijke sluier over haar hoofd. Ze had daarbij een ietwat kinderlijke manier om de sluier aan de linkerkant met een gouden broche aan haar jurk vast te maken. Haar schoonzussen plaagden... op haar leeftijd hoefde ze niet rond te lopen als een mai. Ze trok zich daar niets van aan. Nooit heeft zij haar huis verlaten zonder orhanie.
Mijn broer wil ook weten wat hij me kan sturen. Ik hoef niks. ‘Wil je dat ik mij volprop en blijf zitten?’ ‘Hoe bedoel je?’ Omdat ik wist dat hij een zoetekauw is, had ik hem een grote doos chocola gestuurd. Nu wil hij mij iets terugsturen. Op zijn erf staat een olijfboom, misschien kan hij daar wat van sturen? En misschien een potje ghi. Twee jaar geleden toen we bij hem op bezoek waren, lag een dood lammetje langs de omrastering van het weiland, achter de kersenboom. Een blauwe film over de halfgesloten ogen weerkaatste de lucht als een zeepbel. Langs de rand van een vijver die niet meer zou overstromen, zaten gulzig slurpende vliegen. Tara en ik, niet meer gewend aan de dood, hadden een poos staan wachten tot het beest overeind krabbelde. Telkens werden we daar geconfronteerd met die onverwachte nabijheid van | |||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 18]
| |||||||||||||||||||||||||||||
het tijdelijke. Niet alleen van dieren maar ook van mensen. De dood had een alledaags gezicht in dat land waar iedereen aan het overleven was. Mijn broer was die dag, samen met een Javaan uit de buurt, bezig geweest een zestien jaar oude wasmachine te renoveren. De Javaan neuriede mee met Hindoestaanse deuntjes uit een nabije transistor. Ze waren het weggeroeste ijzer rond de motor en de plastic kuip aan het vervangen. Daarna werd de wasmachine voorzien van een morsige kleur groen, verkregen uit allerlei verfrestanten. De kleur deed me denken aan de medicijnen die zuigelingen in India kregen voorgeschreven. Mijn broer keek niet eens op toen hij bevestigde dat het beest dood was. Hij verloor veel schapen de laatste tijd. Waar het aan lag of hoe hij het kon voorkomen, wist hij niet. Een veearts kon hij niet betalen.
Onze tocht naar de kersenboom werd hervat. Ik wilde kersen proeven die moesten smaken zoals vroeger op het erf van mijn grootmoeder. De geur van gestoofde Surinaamse kersen wilde ik ruiken. Klimmend op roestende autobanden reikte ik naar de rijpste vruchten die vanzelfsprekend buiten mijn bereik bleven. Mijn vierjarige nichtje Sunaina stond klaar met een plastic bakje. Ongeduldig gaf ze mij aanwijzingen. De Surinaamse kers leek volstrekt niet op de donkerrode exemplaren uit de Betuwe. Zuur zijn ze met een heel ander soort pit die uit vier segmenten bestaat. Ze worden ook nooit zo weekzoet. Met mijn aanwinst liepen we terug naar het terras waar op tafel een schaal met warme bara's klaarstond. Mijn phuwa die met ons was meegekomen, had zich al rijkelijk bediend. Haar gesmak werd afgewisseld met geblaas door de hete catni. Mijn schoonzus had zich uitgesloofd. Roti, rijst, dál, doks in masala en een schaaltje met bhántá ke cokhá. Dat laatste op mijn verzoek. Telkens moesten we de vliegen van ons bord verjagen en de gedachte aan het dode dier, niet eens zo ver weg, had mijn eetlust aangetast. Ik begreep niet waarom mijn broer niet eerst het dode beest begroef. Hoewel hij uiterlijk op mijn vader lijkt en op dezelfde manier praat, miste hij vaders nauwkeurigheid en aanpak. Mijn naieve broer hield teveel van praten en liet zich gemakkelijk meeslepen in allerlei avonturen.
Mijn moeder had toch zeker zelf ook gewild dat haar kleren nog iemand tot nut zouden zijn? ‘Verdeel haar kleren, laat ze niet in de kast vergaan.’ | |||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 19]
| |||||||||||||||||||||||||||||
Wie zou haar jurken dragen? Ik durfde niet te denken aan iemand die in moeders kleren zou rondlopen. Toch was dat minder erg dan de kortstondige metamorfose tot dweil. Opeens is alles wat haar toebehoorde heilig door de afstand. De kleurenblindheid van vers verdriet. Later vind ik een Jav-fles met een restje ghi in de voorraadkast. Op een stukje plakband heeft ze zelf mijn naam geschreven. Rituelen zijn bedoeld om een levensfase af te sluiten in het leven en de onafwendbare, onverwachtse wending die het kan nemen, te accepteren.
De jampotjes met olijven op zuur zien er prachtig uit. De smaak is bijna hetzelfde. Maar de omstandigheden, de gloeiende hitte, waarin je bloed traag door je aderen vloeit, heb ik niet bij me om de olijven precies zo te laten smaken als na school, onderweg naar huis. Waarheen heb ik geprobeerd te vluchten en waarom? Waar kon ik precies niet tegen. Eén willen worden met momenten die niet bestaan, zou ik tenslotte alleen daarvoor hebben geleefd? Ik denk aan hem die mij door elkaar zou schudden als hij mij vandaag hier zo zou zien zitten. Hij zou me dwingen om afstand te nemen van het verleden. De details van het hier en nu, waarmee hij me zou confronteren, zouden met één haal alles wat geweest is uitwissen. | |||||||||||||||||||||||||||||
Woordverklaring
|
|