De Tweede Ronde. Jaargang 22
(2001)– [tijdschrift] Tweede Ronde, De– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 191]
| |
Het Paradijs verlorenGa naar voetnoot*
| |
Book VNow Morn her rosy steps in th' eastern clime
Advancing, sowed the earth with orient pearl,
When Adam waked, so customed, for his sleep
Was aery light, from pure digestion bred,
5[regelnummer]
And temperate vapours bland, which th' only sound
Of leaves and fuming rills, Aurora's fan,
Lightly dispersed, and the shrill matin song
Of birds on every bough; so much the more
His wonder was to find unawakend Eve
10[regelnummer]
With tresses discompos'd, and glowing check,
As through unquiet rest: he on his side
Leaning half-raised, with looks of cordial love
Hung over her enamoured, and beheld
Beauty, which whether waking or asleep,
15[regelnummer]
Shot forth peculiar graces; then with voice
Mild, as when Zephyrus on Flora breathes,
| |
[pagina 192]
| |
[Vervolg Nederlands]Zei hij, haar hand beroerend, zacht: ‘Ontwaak,
Mijn schoonste vrouw, mijn laatst gevonden, leste
En beste Hemelgift, steeds nieuwe vreugde:
20[regelnummer]
Ontwaak, de ochtend straalt, het frisse veld
Roept ons, al is het vroeg, om te gaan zien
Hoe ons gewas opschiet, hoe 't citrusbos
Al bloeit, hoe riet of mirre balsem droppelt,
Hoe de natuur schildert met kleur, de bij
25[regelnummer]
Een bloem aandoet waaruit zij zoetheid zuigt.’
Gewekt door zijn gefluister kijkt zij Adam
Geschrokken aan en zegt dan, hem omhelzend:
‘Jij, enige die rust geeft aan mijn geest,
Mijn glorie, mijn perfectie, blij zie ik
30[regelnummer]
Jou en het daglicht terug, want deze nacht
(Zo was het nooit tevoor) had ik een droom -
Als het dat was - niet over jou, als anders,
Of 't werk van gisteren, de taak voor morgen,
Maar over kwaad en onlust die mijn geest
35[regelnummer]
Vóór deze barre nacht nooit heeft gekend:
Iemand riep zachtjes bij mijn oor (jouw stem,
Zo dacht ik) dat ik mee moest gaan; ik hoorde:
“Eva, wat slaap je? 't Is de beste tijd nu,
Zo koel en stil, zolang de stilte niet
| |
[Vervolg Engels]Her hand soft touching, whisperd thus. ‘Awake
My fairest, my espoused, my latest found,
Heav'n's last best gift, my ever new delight,
20[regelnummer]
Awake, the morning shines, and the fresh field
Calls us, we lose the prime, to mark how spring
Our tended plants, how blows the citron grove,
What drops the myrrh, & what the balmy reed,
How Nature paints her colours, how the bee
25[regelnummer]
Sits on the bloom extracting liquid sweet.’
Such whispering waked her, but with startled eye
On Adam, whom embracing, thus she spake.
‘O sole in whom my thoughts find all repose,
My glory, my perfection, glad I see
30[regelnummer]
Thy face, and morn returned, for I this night,
Such night till this I never passed, have dreamed,
If dreamed, not as I oft am wont, of thee,
Works of day past, or morrow's next design,
But of offence and trouble, which my mind
35[regelnummer]
Knew never till this irksome night; methought
Close at mine ear one called me forth to walk
With gentle voice, I thought it thine; it said,
“Why sleepst thou, Eve? Now is the pleasant time,
The cool, the silent, save where silence yields
| |
[pagina 193]
| |
[Vervolg Nederlands]40[regelnummer]
Wijkt voor de vogel die nu, wakker 's nachts
Het zoetst van liefdespijnen zingt. Nu heerst
De volle maan, haar aangenamer licht
Etst ieder beeld met schaduw - tevergeefs
Als niemand kijkt. Elk oog des Hemels waakt
45[regelnummer]
Om jou, lust der natuur, te kunnen zien.
Alles verheugt zich in jouw aanblik, wil jou
Steeds weerzien, in verrukking door je schoonheid.’
Ik rees, alsof jij riep, maar vond je niet
En ben op weg gegaan om je te vinden.
50[regelnummer]
Alleen, dacht ik, liep ik langs wegen die
Mij brachten, plotseling, tot bij de Boom
Van de verboden Kennis. Mooi leek hij,
Mooier in mijn verbeelding dan bij dag.
Verbaasd keek ik ernaar en zag daar iemand
55[regelnummer]
Die vleugels droeg, zoals de Hemelgeesten
Die wij vaak zien. Uit zijn bedauwde lokken
Droop ambrozijn; ook hij keek naar die boom
En zei: ‘Ach, fraai gewas, boordevol vruchten,
Ontlast jou niemand door je zoet te proeven,
60[regelnummer]
Geen geest, geen mens? Wordt kennis zo veracht?
Verbiedt afgunst of voorbehoud dat proeven?
Verbod of niet, geen die mij 't goeds onthoudt
| |
[Vervolg Engels]40[regelnummer]
To the night-warbling bird, that now awake
Tunes sweetest his love-laboured song; now reigns
Full-orbed the Moon, and with more pleasing light
Shadowy sets off the face of things; in vain,
If none regard; Heav'n wakes with all his eyes,
45[regelnummer]
Whom to behold but thee, Nature's desire,
In whose sight all things joy, with ravishment
Attracted by thy beauty still to gaze.’
I rose as at thy call, but found thee not;
To find thee I directed then my walk;
50[regelnummer]
And on, methought, alone I passed through ways
That brought me on a sudden to the Tree
Of interdicted Knowledge: fair it seemed,
Much fairer to my fancy than by day:
And as I wond'ring looked, beside it stood
55[regelnummer]
One shaped & winged like one of those from Heav'n
By us oft seen; his dewy locks distilled
Ambrosia; on that tree he also gazed;
And ‘O fair Plant,’ said he, with fruit surcharged,
Deigns none to ease thy load and taste thy sweet,
60[regelnummer]
Nor God, nor man; is knowledge so despised?
Or envy, or what reserve forbids to taste?
Forbid who will, none shall from me withhold
| |
[pagina 194]
| |
[Vervolg Nederlands]Dat jij mij biedt. Waar dient het anders toe?’
Zijn arm waagt onverwijld een vrucht te plukken,
65[regelnummer]
Te proeven; klamme schrik had mij verkild
Bij deze drieste taal, die drieste daad.
Maar hij juichte van vreugd: ‘O hemels fruit,
Vanzelf al zoet, maar zo geplukt nog zoeter;
Verboden hier, schijnbaar alleen bestemd
70[regelnummer]
Tot godenspijs, maar dat de mens een god maakt.
En waarom niet? Hoe meer het goede wordt
Gedeeld, hoe weliger het ook gedijt;
De Schepper lijdt geen schade, wint aan eer.
Hier, engelschone Eva, heerlijk schepsel,
75[regelnummer]
Neem ook jouw deel, daarmee wordt je geluk
Volmaakter nog en géén is dat meer waard.
Proef - en verkeer voortaan onder de goden,
Zelf een godin, niet aan de aard gebonden,
Soms zwevend door de lucht, als wij, soms stijgend
80[regelnummer]
Ten Hemel, door verdienste, om te zien
Hoe daar de serafs leven: zo leef jij.’
Hij zweeg, kwam op mij toe, en voor mijn mond
Hield hij een deel van deze zelfde vrucht
Die hij geplukt had; en haar geur, heel sappig,
85[regelnummer]
Wette mijn eetlust zo dat ik moest proeven,
| |
[Vervolg Engels]Longer thy offered good, why else set here?
This said he paused not, but with vent'rous arm
65[regelnummer]
He plucked, he tasted; me damp horror chilled
At such bold words vouched with a deed so bold:
But he thus overjoyed, ‘O fruit divine,
Sweet of thyself, but much more sweet thus cropped,
Forbidden here, it seems, as only fit
70[regelnummer]
For Gods, yet able to make Gods of men:
And why not Gods of men, since good, the more
Communicated, more abundant grows,
The Author not impaired, but honoured more?
Here, happy creature, fair angelic Eve,
75[regelnummer]
Partake thou also; happy though thou art,
Happier thou may'st be, worthier canst not be:
Taste this, and be henceforth among the Gods
Thy self a Goddess, not to earth confined,
But sometimes in the air, as wee, sometimes
80[regelnummer]
Ascend to Heav'n, by merit thine, and see
What life the Gods live there, and such live thou.’
So saying, he drew nigh, and to me held,
Even to my mouth of that same fruit held part
Which he had plucked; the pleasant savoury smell
85[regelnummer]
So quickened appetite, that I, methought,
| |
[pagina 195]
| |
[Vervolg Nederlands]Zo leek het mij. Meteen vloog ik met hem
Op naar de wolken; ik zag onder mij
De aarde - weids gespreid, steeds wisselend
Verschiet -, verbaasd dat ik zo vliegen kon,
90[regelnummer]
In zulk een staat van jubel. Plotseling
Verdween mijn gids, ik zonk (leek het) ter aarde
En viel in slaap: hoe blij bij het ontwaken
Dat ik het had gedroomd!’ Zo beschreef Eva
Haar nacht en triest gaf Adam dit bescheid.
95[regelnummer]
‘Dierbaarste helft, mijn beste evenbeeld,
De troebele gedachten in je slaap
Maken ook mij bezorgd; ik houd niet van
Zo vreemde droom, de vrucht van kwaad, vrees ik,
Maar kwaad vanwaar? In jou, zo puur geschapen,
100[regelnummer]
Kan het niet wonen. Maar de ziel heeft ook
Haar mindere vermogens die de rede
Dienen als heer. Verbeelding heeft daarbij
De hoogste plaats: uit alles buiten haar,
Dat langs de waakzame vijf zinnen doordringt,
105[regelnummer]
Schept zij illusies, luchtgestalten welke
De rede bindt of scheidt: zij maakt daarvan
Wat wij beamen of ontkennen, wat wij
Kennis of mening noemen. Daarna trekt zij
| |
[Vervolg Engels]Could not but taste. Forthwith up to the clouds
With him I flew, and underneath beheld
The earth outstretched immense, a prospect wide
And various: wond'ring at my flight and change
90[regelnummer]
To this high exaltation; suddenly
My guide was gone, and I, methought, sunk down,
And fell asleep; but O how glad I waked
To find this but a dream!’ Thus Eve her night
Related, and thus Adam answered sad.
95[regelnummer]
‘Best image of myself and dearer half,
The trouble of thy thoughts this night in sleep
Affects me equally; nor can I like
This uncouth dream, of evil sprung, I fear;
Yet evil whence? In thee can harbour none,
100[regelnummer]
Created pure. But know that in the Soul
Are many lesser Faculties that serve
Reason as chief; among these Fancy next
Her office holds; of all external things,
Which the five watchful Senses represent,
105[regelnummer]
She forms Imaginations, airy shapes,
Which Reason joining or disjoining, frames
All what we affirm or what deny, and call
Our knowledge or opinion; then retires
| |
[pagina 196]
| |
[Vervolg Nederlands]Zich in haar kluis terug als de Natuur rust.
100[regelnummer]
Als zij ontbreekt, ontwaakt vaak de verbeelding
Die haar navolgt, maar niet de vormen bindt
En wilde dingen schept, vooral in dromen,
Uit woord en daad van heden en verleden.
Iets in jouw droom, dunkt mij, doet denken aan
115[regelnummer]
Wat wij bespraken, gisteravond, maar
Vreemd aangevuld. En toch, wees niet bedroefd:
Het kwaad kan in de geest van mens of god
Komen en gaan, ook ongewild: dan laat het
Smaad na noch blaam; dat geeft mij hoop dat jij
120[regelnummer]
Wat je verfoeid hebt toen je ervan droomde,
Nooit doen zult als je wakker bent. Wees niet
Ontmoedigd, laat je blik, doorgaans nog klaarder
En blijder dan wanneer de dageraad
De wereld toelacht, niet vertroebeld zijn.
125[regelnummer]
Laat ons opstaan voor onze nieuwe dagtaak
Temidden van de bomen, bronnen, bloemen
Die nu hun rijkste geuren openbaren,
's Nachts in hun boezem voor jou opgespaard.’
Zo troostte hij zijn schone vrouw: getroost
130[regelnummer]
Plengde zij uit elk oog een stille traan,
Woordenloos, die zij wiste met haar haren;
| |
[Vervolg Engels]Into her private cell when Nature rests.
110[regelnummer]
Oft in her absence mimic Fancy wakes
To imitate her; but misjoining shapes,
Wild work produces oft, and most in dreams,
Ill matching words and deeds long past or late.
Some such resemblances methinks I find
115[regelnummer]
Of our last evening's talk, in this thy dream,
But with addition strange; yet be not sad.
Evil into the mind of God or man
May come and go, so unapproved, and leave
No spot or blame behind: which gives me hope
120[regelnummer]
That what in sleep thou didst abhor to dream,
Waking thou never wilt consent to do.
Be not disheartend then, nor cloud those looks
That wont to be more chearful and serene
Than when fair morning first smiles on the world,
125[regelnummer]
And let us to our fresh employments rise
Among the groves, the fountains, and the flowers
That open now thir choicest bosomed smells
Reserved from night, and kept for thee in store.’
So cheered he his fair spouse, and she was cheered,
130[regelnummer]
But silently a gentle tear let fall
From either eye, and wiped them with her hair;
| |
[pagina 197]
| |
[Vervolg Nederlands]Nog eens twee kostbre droppen kuste hij
In hun kristallen sluis, aleer zij vielen -
Als sierlijk teken van haar zoete wroeging
135[regelnummer]
En vroom ontzag, bang dat zij kwaad gedaan had.
Alles in 't reine, gaan ze snel naar 't veld.
Zodra zij, onder 't lommerdak vandaan,
De pasgeboren dag volop aanschouwen -
En ook de zon, juist opgegaan (wier wagen
140[regelnummer]
Nog op de rand zweeft van de oceaan),
Die haar bedauwde licht ter aarde zendt
En in het weidse landschap heel het oosten
Van 't Paradijs en Edens blijde velden
Ontwaart -, buigen zij diep, bidden eerbiedig
145[regelnummer]
Als elke ochtend, steeds in nieuwe stijl,
Want aan steeds nieuwe stijl ontbreekt het niet,
Noch heilige vervoering bij het loven
Van God in zang of in gesproken woord:
Onvoorbereid, want zo welsprekend vloeit
150[regelnummer]
Het van hun lippen, metrisch of in proza,
Zo zangerig dat luit noch harp vereist is
Voor zoeter vreugde. Zij begonnen zo:
‘Dit is Uw roemrijk werk, Vader van 't goede,
Almachtige, U maakte dit Heelal,
| |
[Vervolg Engels]Two other precious drops that ready stood,
Each in thir crystal sluice, he ere they fell
Kissed as the gracious signs of sweet remorse
135[regelnummer]
And pious awe, that feared to have offended
So all was cleared, and to the field they haste.
But first from under shady arborous roof,
Soon as they forth were come to open sight
Of day-spring, and the Sun, who scarce up risen
140[regelnummer]
With wheels yet hov'ring o're the ocean brim,
Shot parallel to the earth his dewy ray,
Discovering in wide landscape all the east
Of Paradise and Eden's happy plains,
Lowly they bowed adoring, and began
145[regelnummer]
Their orisons, each morning duly paid
In various style, for neither various style
Nor holy rapture wanted they to praise
Thir Maker, in fit strains pronounced or sung
Unmeditated, such prompt eloquence
150[regelnummer]
Flowed from thir lips, in prose or numerous verse,
More tuneable than needed lute or harp
To add more sweetness, and they thus began.
‘These are thy glorious works, Parent of good,
Almighty, thine this universal frame,
| |
[pagina 198]
| |
[Vervolg Nederlands]155[regelnummer]
Zo wonderschoon. Wat een onzegbaar wonder
Moet U zijn! - tronend boven deze Hemel,
Voor ons onzichtbaar of maar flauw te zien
In dit Uw minste werk dat toch Uw goedheid
Toont, onvoorstelbaar, en Uw Hemelmacht:
160[regelnummer]
Spreekt gij die dat het beste kunt, gij zonen
Des Lichts, gij engelen, want gij aanschouwt Hem,
In lied en koorzang juichend rond Zijn troon,
Dag na dag, zonder nacht, u Hemelingen!
Laat alle aardse schepselen Hem eren,
165[regelnummer]
Het eerst, het laatst, daartussen, zonder eind.
Mooiste der sterren, laatste van de nacht,
Zo u niet bij de dageraad wilt horen,
Pand van de dag dat de serene ochtend
Kroont met uw lichtkrans, prijs hem in uw sfeer,
170[regelnummer]
Nu zoet het eerste ochtenduur verrijst.
Zon, oog en ziel van deze grote wereld,
Erken Hem als de grootste, zing Zijn lof
Bij 't eeuwig wentelen, wanneer u stijgt
Tot u de noen bereikt en als u daalt.
175[regelnummer]
Maan, die de oosterzon ontmoet en dan
Vliedt met de vaste sterren, vast in hun
Vliedende sfeer, en 't ander vijftal vuren
| |
[Vervolg Engels]155[regelnummer]
Thus wondrous fair; thyself how wondrous then!
Unspeakable, who sitt'st above these Heavens
To us invisible or dimly seen
In these thy lowest works, yet these declare
Thy goodness beyond thought, and power divine:
160[regelnummer]
Speak ye who best can tell, ye Sons of Light,
Angels, for ye behold him, and with songs
And choral symphonies, day without night,
Circle his Throne rejoicing, ye in Heav'n,
On earth join all ye creatures to extoll
165[regelnummer]
Him first, him last, him midst, and without end.
Fairest of stars, last in the train of night,
If better thou belong not to the dawn,
Sure pledge of day, that crown'st the smiling morn
With thy bright circlet, praise him in thy sphere
170[regelnummer]
While day arises, that sweet hour of prime.
Thou Sun, of this great World both eye and soule,
Acknowledge him thy greater, sound his praise
In thy eternal course, both when thou climb'st,
And when high noon hast gained, & when thou fall'st.
175[regelnummer]
Moon, that now meet'st the orient Sun, now fli'st
With the fixed stars, fixed in their orb that flies,
And ye five other wand'ring fires that move
| |
[pagina 199]
| |
[Vervolg Nederlands]Dat in mystieke dans beweegt, verklank
De lof voor Hem die uit het duister licht schiep.
180[regelnummer]
Gij lucht en elementen, eerstgeboornen
Van de Natuur, die in uw vierslag eeuwig
Voortwentelt, menigvoud, die alle dingen
Vermengt en voedt, laat uw steeds nieuw bestel
De Schepper op steeds nieuwe wijze eren.
185[regelnummer]
Gij nevels, wasems die nu rijzen van
Heuvel of dampend meer, donker of grauw,
Totdat de zon uw wollen kleed verguldt,
Rijs op ter eer van 's werelds grote Schepper,
Bedek de effen hemel met bewolking
190[regelnummer]
Of drenk met buien de verdorste aarde,
Verhoog, rijzend of dalend, steeds Zijn lof.
Gij winden uit vier windstreken, prijst Hem,
Blaas zacht of luid. Pijnbomen, zwaai uw kruin,
Wuif, Hem ter ere, mee met al 't gewas.
195[regelnummer]
Bronnen en u die zo melodisch murmelt,
Al stromend, zing nu murmelend zijn lof.
Stem in, levende zielen. U ook, vogels
Die zingend opstijgt naar de Hemelpoort,
Draag in uw lied Zijn eer en op uw wieken.
200[regelnummer]
U die door water glijdt of gaat op aarde,
| |
[Vervolg Engels]In mystic dance not without song, resound
His praise, who out of darkness called up light.
180[regelnummer]
Air, and ye Elements the eldest birth
Of Nature's womb, that in quaternion run
Perpetual circle, multiform; and mix
And nourish all things, let your ceaseless change
Vary to our great Maker still new praise.
185[regelnummer]
Ye mists and exhalations that now rise
From hill or steaming lake, dusky or grey,
Till the Sun paint your fleecy skirts with gold,
In honour to the World's great Author rise,
Whether to deck with clouds the uncoloured sky,
190[regelnummer]
Or wet the thirsty earth with falling showers,
Rising or falling still advance his praise.
His praise ye winds, that from four quarters blow,
Breathe soft or loud; and wave your tops, ye pines,
With every plant, in sign of worship wave.
195[regelnummer]
Fountains and ye, that warble, as ye flow,
Melodious murmurs, warbling tune his praise.
Join voices all ye living souls, ye birds,
That singing up to Heaven gate ascend,
Bear on your wings and in your notes his praise;
200[regelnummer]
Ye that in waters glide, and ye that walk
| |
[pagina 200]
| |
[Vervolg Nederlands]Laag kruipend ofwel statig tredend, weest
Getuigen of ik zwijg, 's ochtend of 's avonds,
Bij dal of heuvel, bron of 't frisse lommer
Dat stem kreeg door mijn lied, om Hem te eren.
205[regelnummer]
Heer van 't Heelal, gegroet, blijf ons weldadig
Uw goedheid geven, en wanneer de nacht
Iets kwaads vergaard heeft of verborgen houdt,
Verstrooi het, zoals dag de nacht verjaagt.’
Zo baden zij onschuldig, hun gemoed
210[regelnummer]
Herwon zijn vrede en gewone rust.
Ze spoeden zich naar 't landwerk van die ochtend,
Langs zoetbedauwde bloemen. Waar een rij
Fruitbomen, zwaar van loof, verwende takken
Te ver strekt in onvruchtbare omhelzing,
215[regelnummer]
Dient er gesnoeid. Ofwel de wijnrank dient met
Haar olm gepaard: gepaard slaat zij, trouwlustig,
Haar armen om hem heen en brengt als bruidsschat
Gezochte trossen ter versiering van
Zijn kale loof. Met medelij bezag
220[regelnummer]
De Hemelkoning hen en riep zijn franke
Geest Rafael, die zich verwaardigd had
Te reizen met Tobias en zijn huwelijk
Te redden met de bruid van zeven mannen.
| |
[Vervolg Engels]The earth, and stately tread, or lowly creep;
Witness if I be silent, morn or even,
To hill, or valley, fountain, or fresh shade
Made vocal by my song, and taught his praise.
205[regelnummer]
Hail universal Lord, be bounteous still
To give us only good; and if the night
Have gathered aught of evil or concealed,
Disperse it, as now light dispels the dark.’
So prayed they innocent, and to their thoughts
210[regelnummer]
Firm peace recovered soon and wonted calm.
On to their morning's rural work they haste
Among sweet dews and flow'rs; where any row
Of fruit trees over-woody reached too far
Their pampered boughs, and needed hands to check
215[regelnummer]
Fruitless embraces: or they led the vine
To wed her elm; she spoused about him twines
Her marriageable arms, and with her brings
Her dow'r th'adopted Clusters, to adorn
His barren leaves. Them thus employed beheld
220[regelnummer]
With pity Heav'n's high King, and to him called
Raphael, the sociable Spirit, that deigned
To travel with Tobias, and secured
His marriage with the seaven-times-wedded maid.
| |
[pagina 201]
| |
[Vervolg Nederlands]‘Rafael,’ sprak Hij, ‘jij weet dat op aarde
225[regelnummer]
Satan, de hel ontsnapt door donkere chaos,
Het Paradijs verstoort, en hoe ontredderd
Het mensenpaar vannacht was, hoe hij denkt
In hen de mensheid ten verderf te voeren.
Ga dus en spreek met Adam als een vriend,
230[regelnummer]
Een halve dag lang, in prieel of lommer,
Waar je hem vindt, de middaghitte mijdend,
Zijn werk verlichtend met een rustpoos of
Een maaltijd. Geef jij hem zodanig raad
Dat hij zich weer zijn blijde staat bewust is:
235[regelnummer]
Verleend geluk dat hij maar hoeft te willen,
Zijn vrije wil verleend - zijn wil, wel vrij
Maar wankelbaar. Waarschuw hem dat hij zich
Niet al te veilig waant. Vertel hem wat hem
Bedreigt, van wie het dreigt, en welke vijand -
240[regelnummer]
Na eigen val vanuit de Hemel - thans
Andermans val uit zulk een staat beraamt.
Niet door geweld, want dat zal Ik weerstaan:
Door leugen en bedrog. Laat hem dat weten,
Zodat hij niet, zondebewust, beweert
Verrast te zijn, gewaarschuwd noch gemaand.’
| |
[Vervolg Engels]‘Raphael,’ said he, ‘thou hear'st what stir on earth
225[regelnummer]
Satan from Hell scaped through the darksome gulf
Hath raised in Paradise, and how disturbed
This night the human pair, how he designs
In them at once to ruin all mankind.
Go therefore, half this day as friend with friend
230[regelnummer]
Converse with Adam, in what bow'r or shade
Thou find'st him from the heat of noon retir'd,
To respite his day-labour with repast,
Or with repose; and such discourse bring on,
As may advise him of his happy state,
235[regelnummer]
Happiness in his power left free to will,
Left to his own free Will, his Will though free,
Yet mutable; whence warn him to beware
He swerve not too secure: tell him withall
His danger, and from whom, what enemy
240[regelnummer]
Late fall'n himself from Heav'n, is plotting now
The fall of others from like state of bliss;
By violence, no, for that shall be withstood,
But by deceit and lies; this let him know,
Lest wilfully transgressing he pretend
245[regelnummer]
Surprisal, unadmonished, unforewarned.’
|
|