De Tweede Ronde. Jaargang 22(2001)– [tijdschrift] Tweede Ronde, De– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 84] [p. 84] Twee gedichten Nico Weber Tot op een zeker heden De dag dat hij het huis werd uitgedragen, had ik hem al een week niet willen zien. Ze vonden me te jong om mee te gaan naar waar hij met de bloemen achterbleef. Die avond hoorde ik zijn stem van zolder. Ik ging de trap op. In een streep bleek licht lag hij te rusten. Het moet donker zijn, zei hij, alleen in 't donker kan ik slapen. Ik trok het luikje voor het venster dicht. Dat deed ik elke nacht. Ik was niet bang, maar ongerust dat hij me niet zou roepen, of erger: dat ik hem niet meer kon horen. Daardoor heb ik geleerd te luisteren en donker is nog steeds het mooiste woord. [pagina 85] [p. 85] Het was eind juli of begin augustus, 't gebeurde op het late middaguur dat de gebouwen wolken konden dragen, en mastodonten leunden op de daken die door hun ogen zonnestralen braken - uit monsterlijke gaten laaide vuur. We hadden zitten praten, luchtkastelen gebouwd, zo werkelijk dat we ze zagen: doorzichtig, onbegrijpelijk. Bij vlagen het allerdiepste dat we konden delen. De bui brak uit, we toastten op de donder. We dachten dat er stemgeluiden klonken uit lege flessen - hopend op een wonder. Maar er gebeurde niets. Wat we ook deden, alleen de regen stortte naar beneden. We werden zelfs niet eens volslagen dronken. Vorige Volgende