‘Ach, die zoon van mij! Heeft hij niet op het strand achter de rotspunt gewezen? Ik zal hem er over onderhouden!’
Hij opende het grote boek dat hij onder zijn arm had en legde het voor me neer.
‘Hij is zo onverschillig. En hij denkt ook dat de Russen net als de beer gewoon in hun kooi zullen blijven als die opengaat. Maar ik denk dat zodra de grens geopend wordt, mijn hotel altijd vol zal zitten.’
‘U denkt dat die grens opengaat?’
Hij knikte geruststellend. ‘Het duurt niet lang meer voor Hopa voorpost is op een internationale route.’
Ik wist niet wat ik moest zeggen en keek onwillekeurig door het raam naar buiten, in de richting van de grens. Om het leven als gastarbeider vol te houden, moest je voortdurend aan de toekomst denken, bedacht ik, en misschien was dat hem te veel geworden.
Het grote boek was een gastenboek. Er stonden niet veel namen in. De mijne had hij op een maagdelijke bladzijde gezet.
‘Tot de Russen komen, moet ik het hebben van mensen zoals u.’
‘Maar als u mensen zoals ik niets laat betalen, wordt u daar ook niet wijzer van,’ zei ik voorzichtig.
Hij glimlachte. ‘Ik wil u een ding vragen: maakt u reclame voor me in Amsterdam.’ Ik zag dat hij kleurde toen hij er verlegen aan toevoegde: ‘Misschien kan uw stad officiële banden aangaan met Hopa.’
Het was maar goed dat ik wegging.
Hij schroefde de dop van een vulpen, overhandigde die mij met een plechtige armbeweging en wees een leeg rechthoekje in het boek aan. ‘Wilt u daar tekenen?’
Ik zette mijn handtekening en hij zette de zijne ernaast. Daarna depte hij de inkt met een vloeiblad en gaf me een hand. Het leek wel of we een verdrag ondertekenden.
Pas toen zag ik dat hij mijn personalia niet helemaal foutloos uit mijn paspoort had overgenomen. Mijn tweede voornaam was mijn achternaam geworden en als beroep had hij met hoofdletters, zo mooi dat het eigenlijk tekeningen waren, ingevuld: Bürgermeister von Amsterdam.
Bij de uitgang omhelsde hij me. Ik beloofde hem dat ik mij zou inspannen de inwoners van mijn stad naar zijn hotel te krijgen. Met ogen vol hoop en verwachting keek hij me aan en drukte me een laatste keer stevig tegen zijn borst.