De Tweede Ronde. Jaargang 22
(2001)– [tijdschrift] Tweede Ronde, De– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 129]
| |
Een bescheiden voorstel
| |
[pagina 130]
| |
plan gaat veel verder en heeft betrekking op alle zuigelingen van een bepaalde leeftijd, geboren uit ouders die in feite even weinig in staat zijn om zichzelf te bedruipen als degenen die op straat vragen om onze liefdadigheid. Wat mijzelf betreft, ik heb vele jaren mijn gedachten laten gaan over deze belangrijke materie en de diverse plannen van andere wereldverbeteraars rijpelijk overwogen, en ik ben steeds weer tot de conclusie gekomen dat zij zich pijnlijk vergissen in hun berekeningen. Het is waar dat een kind, juist ontgleden aan zijn moer, een vol jaar in leven kan worden gehouden met haar melk, zonder veel andere voeding; in elk geval niet meer dan ten bedrage van twee shilling, welk bedrag de moeder zeker in handen kan krijgen, al is het maar in de vorm van voedsel, door haar wettige beroepsuitoefening als bedelares. Het is precies op de leeftijd van één jaar dat ik mij voorstel zodanig zorg voor hen te dragen dat ze niet langer een belasting vormen voor hun ouders of voor de parochie en niet de rest van hun leven gebrek zullen hebben aan voedsel en kleding, maar dat ze integendeel zullen bijdragen aan het voeden, ten dele ook het kleden, van vele duizenden. Mijn plan heeft nog een ander groot voordeel, namelijk dat het een stokje steekt voor al die vrijwillige vruchtafdrijvingen en de bij ons helaas veel voorkomende, gruwelijke gewoonte van vrouwen om hun bastaards te vermoorden, onschuldige stakkers die worden opgeofferd, mogelijk meer ter voorkoming van te maken kosten dan vanwege de schande die het primitiefste en onmenselijkste hart tot deernis en tranen zou bewegen. Het aantal zielen in dit koninkrijk wordt gewoonlijk gesteld op anderhalf miljoen en naar mijn berekening zijn er ongeveer tweehonderdduizend stellen waarvan de vrouw vruchtbaar is. Van dit aantal trek ik dertigduizend stellen af die hun eigen kinderen kunnen onderhouden (al vrees ik dat het er bij de huidige beproevingen van ons koninkrijk veel minder zijn); maar daarvan uitgaande resteren honderdzeventigduizend vruchtbare vrouwen. Opnieuw trek ik daar vijftigduizend vanaf voor de vrouwen die een miskraam krijgen of wier kind door ziekte of ongeval binnen een jaar overlijdt. Dan resteren niet meer dan honderdtwintigduizend kinderen die jaarlijks uit arme ouders worden geboren. De vraag is dus hoe dat aantal kan worden onderhouden en grootgebracht - wat volgens alle tot dusver voorgestelde methoden absoluut onmogelijk is. Ze zijn namelijk niet inzetbaar als handwerksman of land- | |
[pagina 131]
| |
arbeider, want we bouwen geen huizen (buiten de stad, bedoel ik) en cultiveren geen nieuwe grond. Onder de leeftijd van zes jaar kunnen ze zich hoogst zelden bedruipen door middel van diefstal, behalve als ze heel veelbelovend zijn, al geef ik toe dat de eerste beginselen al op priller leeftijd worden geleerd. Intussen kan men ze alleen maar beschouwen als dieven-in-opleiding, zo is mij te verstaan gegeven door een hooggeplaatst persoon in het graafschap Cavan, die verklaarde dat hij maar één of twee gevallen kende van stelende kinderen onder de zes jaar, zelfs in een deel van het koninkrijk dat zo berucht is om de voortvarendheid waarmee men zich in die kunst bekwaamt. Onze kooplieden hebben mij verzekerd dat een jongen of meisje onder de twaalf geen verkoopbaar product vormt, en zelfs als ze die leeftijd hebben bereikt, brengen ze ter beurze niet meer op dan drie pond of hooguit drie pond en een halve kroon - en dat brengt de ouders noch het koninkrijk enig voordeel, omdat de kosten van hun voeding en vodden zeker vier maal dat bedrag hebben gevergd. Nu zal ik dan nederig mijn eigen gedachten uiteenzetten in de hoop dat ze op geen enkel bezwaar zullen stuiten. Door een zeer ter zake kundige Amerikaan, die ik in Londen heb gekend, is mij verzekerd dat een gezond, goed gezoogd kind op de leeftijd van één jaar een voedzaam, weldadig en smakelijk maal vormt, ongeacht of het wordt gestoofd, geroosterd, gebraden of gesmoord. Het lijdt voor mij geen twijfel dat het even goed zal smaken in een fricassée of ragout. Daarom leg ik nederig het plan aan de openbaarheid voor om van de reeds becijferde honderdtwintigduizend kinderen er twintigduizend te reserveren voor de fok, van wie maar een kwart van het mannelijk geslacht zal zijn - dat is al meer dan wij schapen, runderen of varkens gunnen. Mijn reden hiervoor is dat die kinderen zelden de vrucht zijn van het huwelijk - een status die weinig in aanzien staat bij onze wilden - zodat één mannetje genoeg is om vier wijfjes te bedienen. Vervolgens, dat de resterende honderdduizend kinderen op éénjarige leeftijd te koop worden aangeboden aan notabele en bemiddelde personen in het gehele land. De moeders moet steeds op het hart worden gedrukt hun kinderen in de laatste maand rijkelijk te zogen, zodat ze mollig en vet genoeg worden voor een goede tafel. Als men vrienden ontvangt, kan men van een kind twee maal eten, en eet men alleen met het gezin, | |
[pagina 132]
| |
dan heeft men een behoorlijk maal aan het voor- of achterkwartier en ook laat het zich, licht gezouten en gepeperd, heel goed smoren op de vierde dag, vooral in de winter. Ik heb berekend dat een pasgeboren kind gemiddeld zo'n tien pond weegt en dat het gewicht in een vol jaar, als het niet te slecht gezoogd wordt, toeneemt tot vijfentwintig pond. Ik geef toe dat dit vlees aan de dure kant zal zijn en daarom vooral geschikt is voor landheren die, omdat ze de meeste ouders al hebben opgepeuzeld, het meeste recht lijken te hebben op de kinderen. Zuigelingenvlees zal het hele jaar door voorradig zijn, maar het rijkelijkst in maart en een korte tijd daarvoor en daarna: wij weten immers van een serieus auteur, een uitnemende Franse arts, dat vis eten de voortplanting ten goede komt en dat er daarom in katholieke landen zo'n negen maanden na de vasten meer kinderen worden geboren dan in enig ander jaargetij. De markt zal dus een jaar na de vasten meer overvoerd zijn dan anders, aangezien het aantal paapse kinderen in dit koninkrijk tenminste drie tegen één bedraagt. En daarom is er ook nog een bijkomend voordeel, namelijk dat het aantal papen onder ons afneemt. Ik heb al becijferd dat het voeden van een kind van bedelaars (en tot die groep reken ik alle landarbeiders, dagloners en tachtig procent van de boeren) ongeveer twee shilling per jaar kost - de vodden inbegrepen. Naar mijn mening zal iedere heer van stand graag tien shilling neerleggen voor het kadaver van een mooi mollig kind, een vleesgerecht met hoge voedingswaarde waarvan men - zoals ik al zei - vier maal kan eten als men alleen eet met een vriend of met zijn gezin. Zo leert de landheer om goed te zijn voor zijn pachters en wordt hij echt geliefd bij hen. De moeder heeft een netto winst van acht shilling en ze kan weer aan het werk tot ze een nieuw kind produceert. Degenen die wat spaarzamer zijn (en ik moet erkennen dat de tijd zulks vereist) zullen de zuigeling willen villen, omdat uit de geprepareerde huid prachtige dameshandschoenen te maken zijn, evenals zomerlaarsjes voor elegante heren. In onze stad Dublin kunnen voor dit doel slachtvoorzieningen worden gecreëerd op de meest geschikte plaatsen en we kunnen ervan uitgaan dat er geen gebrek zal zijn aan slagers, al verdient het volgens mij aanbeveling de kinderen te kopen als ze nog leven en direct na de doodssteek toe te bereiden, zoals we dat doen met speenvarkens aan het spit. | |
[pagina 133]
| |
Een zeer notabel en vaderlandslievend personage, wiens hoedanigheden ik op hoge prijs stel, was onlangs bij het bespreken van deze zaak zo vriendelijk een verfijning van mijn plan te bepleiten. Hij zei dat vele hoge heren in dit land hun herten hebben afgeschoten en dat het gebrek aan wildbraad heel goed kon worden gecompenseerd door de lichamen ter beschikking te stellen van jonge knapen en meisjes, niet ouder dan veertien of jonger dan twaalf - een voldoende groot aantal van beiderlei kunne staat nu in ieder land klaar om van honger te sterven bij gebrek aan werk of herendiensten - en dat ze ter beschikking gesteld moeten worden door hun ouders als die nog leven, of anders door hun naaste verwanten. Maar met alle respect voor een zo uitnemend vriend en zo verdienstelijk patriot kan ik zijn gevoelens niet geheel delen; want mijn Amerikaanse vriend verzekert mij op grond van veelvuldige ervaring dat het vlees van de mannelijke exemplaren doorgaans taai en mager is, net als dat van onze scholieren, omdat ze voortdurend in beweging zijn, en dat hun smaak onaangenaam is - en ze vet te mesten is geen oplossing. Wat betreft de vrouwelijke exemplaren komt het mij in alle nederigheid voor dat het publiek er schade van zou ondervinden, omdat zij weldra zelf gaan dienen voor de fok. Bovendien is het niet onwaarschijnlijk dat sommige scrupuleuze lieden bezwaar zouden maken tegen een dergelijke praktijk (zij het dan ook zeer ten onrechte), omdat die iets weg zou hebben van wreedheid - en wreedheid heb ik altijd beschouwd als het sterkste bezwaar tegen elk voorstel, hoe goed ook bedoeld. Maar om mijn vriend recht te doen: hij gaf toe dat deze oplossing hem was ingegeven door de beroemde Psalmanazar, inwoner van het eiland Formosa, die vandaar ongeveer twintig jaar geleden naar Londen kwam. Deze vertelde mijn vriend in een gesprek dat het vlees van jonge lieden die in zijn land door de beul ter dood worden gebracht als verfijnde lekkernij wordt verkocht aan personen van waarde, en dat in zijn tijd het lichaam van een welgevuld meisje van vijftien - gekruisigd omdat ze had geprobeerd de keizer te vergiftigen - aan de eerste minister van Zijne Keizerlijke Majesteit en andere hoge mandarijnen aan het hof in porties was verkocht, vanaf het kruishout, voor vierhonderd kronen. En ik kan niet ontkennen dat wij hetzelfde profijt zouden kunnen trekken van diverse welgevulde maar behoeftige meisjes in deze stad, die het huis alleen uitgaan per koets en die zich in speelhuizen en op recepties vertonen in modieuze buitenlandse kleertjes waar ze | |
[pagina 134]
| |
nooit voor zullen betalen. Het koninkrijk zou er zonder hen niet slechter aan toe zijn. Sommige zwaarmoedige lieden maken zich heel druk over het enorme aantal armen dat oud, ziek of mismaakt is. Mij is gevraagd mijn gedachten te laten gaan over het soort maatregelen waarmee de natie kan worden verlost van een dergelijke last. Maar deze kwestie bezorgt mij totaal geen hoofdbrekens, omdat algemeen bekend is dat ze dag in dag uit sterven en wegrotten door kou en honger en vuil en ongedierte, zo snel als men redelijkerwijze maar verwachten kan. En de vooruitzichten zijn nu haast even goed voor de jonge dagloners: ze kunnen geen werk krijgen en teren dus weg bij gebrek aan voedsel, zodanig dat zij, als ze toevallig aangenomen worden voor een dag werk, de kracht ervoor missen. Zo worden zijzelf en het land blijde verlost van te verwachten rampen. Ik heb te lang uitgeweid en keer terug naar mijn onderwerp. Ik geloof dat de voordelen van mijn voorstel vele zijn, dat ze zonneklaar zijn en van het hoogste belang. Ten eerste zou, zoals ik al heb opgemerkt, het aantal papen waar we jaarlijks mee worden overstroomd - omdat ze niet alleen onze gevaarlijkste vijanden zijn, maar ook de voornaamste kinderfokkers van de natie - sterk worden verminderd; ze blijven met opzet in het land, met het doel het koninkrijk uit te leveren aan de troonpretendent en in de hoop te profiteren van de afwezigheid van zovele goede protestanten die het land maar liever wilden verlaten en niet wilden blijven op een plaats waar ze in strijd met hun geweten tienden moesten betalen aan een afgodische anglicaanse priester. Ten tweede hebben de armste pachters iets van waarde dat langs wettige weg kan worden verbeurd verklaard en de pacht kan helpen betalen die ze hun landheer verschuldigd zijn. Hun graan en vee is tenslotte al in beslag genomen en geld is onbekend. Ten derde moeten de onderhoudskosten voor honderdduizend kinderen, vanaf twee jaar en ouder, tenminste worden gesteld op tien shilling per geval per jaar, zodat de financiële reserves van de natie er met vijftigduizend pond per jaar op vooruitgaan; daarnaast is er het voordeel dat op de tafels van al 's lands vermogende heren met een verfijnde smaak een nieuw gerecht zou worden geïntroduceerd. En het geld zal onder ons blijven, want het zou gaan om een nationaal product van eigen bodem. Ten vierde hebben de chronische kinderfokkers een profijt van | |
[pagina 135]
| |
acht shilling per jaar door het verkopen van hun kinderen en ze draaien niet langer op voor de kosten van onderhoud na het eerste jaar. Ten vijfde zou het nieuwe gerecht de herbergen veel klandizie bezorgen; de kasteleins zullen stellig zo verstandig zijn om zich te verzekeren van de beste recepten voor een ideale bereiding, en bijgevolg zouden hun etablissementen worden gefrequenteerd door alle lieden van smaak, die terecht prat gaan op hun kennis van de goede keuken. En een vaardige kok die weet hoe hij zijn gasten een plezier doet, zal de maaltijd zo duur weten te maken als men maar wenst. Ten zesde zou er een grote prikkel van uitgaan om te trouwen, wat alle verstandige landen altijd hebben aangemoedigd met beloningen of afgedwongen door wetten en sancties. De tedere zorg van moeders voor hun kinderen zou toenemen als ze konden rekenen op een levenslange regeling voor zo'n arme dreumes, die als het ware door het publiek zou worden betaald en waar ze jaarlijks aan zouden overhouden in plaats van te betalen. We zouden weldra een eerlijke wedijver zien onder de getrouwde vrouwen, omdat ze allemaal het dikste kind naar de markt willen brengen. De mannen zouden even dol op hun zwangere vrouwen zijn als ze nu zijn op hun drachtige merrie, hun koe die gaat kalven of hun zeug die gaat werpen. Ze zouden hun vrouw niet slaan of schoppen (zoals maar al te vaak gebeurt) uit vrees voor een miskraam. Er zijn nog vele andere voordelen op te sommen. Bijvoorbeeld de export van rundvlees-in-het-vat zou met duizenden kadavers per jaar toenemen; de grotere verspreiding van zwijnsvlees en verbetering van de kunst van het roken van hammen - waaraan bij ons zo'n behoefte bestaat vanwege de grootscheepse opruiming van varkens - die we maar al te vaak op onze tafel zien; en dat terwijl varkensvlees op generlei wijze in smaak of kwaliteit vergelijkbaar is met een flink gegroeid, dik kind van één jaar dat, in zijn geheel aan het spit bereid, bijzondere indruk zal maken op een burgemeestersreceptie of bij andere publieke gelegenheden. Maar dit voordeel - en andere - laat ik buiten beschouwing, omdat ik graag bondigheid betracht. Stel dat duizend huishoudens in onze stad dagelijks zuigelingenvlees op tafel zouden brengen, terwijl nog anderen het zouden bereiden op hoogtijdagen, met name bruiloften en dooppartijen, dan zou Dublin volgens mijn berekening jaarlijks zo'n twintigdui- | |
[pagina 136]
| |
zend slachtzuigelingen afnemen; de overige tachtigduizend zouden bestemd zijn voor de rest van het koninkrijk, waar ze vermoedelijk tegen een wat lagere prijs zouden worden afgezet. Ik kan me niet voorstellen dat er enig bezwaar kan bestaan tegen dit voorstel, tenzij men aanvoert dat het aantal mensen in het koninkrijk er flink door zou dalen. Dat geef ik grif toe en in feite was het een voornaam argument om mijn plan aan de wereld voor te leggen. Ik vraag de lezer te bedenken dat ik mijn oplossing in cijfers heb uitgedrukt voor dit ene koninkrijk Ierland, en voor geen ander land dat op deze aarde ooit heeft bestaan, nog bestaat of naar mijn idee ooit zal bestaan. Laat niemand daarom bij mij aankomen met andere maatregelen, zoals: twintig procent belasting voor onze afwezige landheren; het afzien van kleding of meubels die we niet zelf geproduceerd hebben; een totaal verbod op materialen en werktuigen die uitheemse luxe bevorderen; het tegengaan van de kosten van trots, ledigheid, ijdelheid en het kaartspel bij onze vrouwen; het introduceren van een zekere spaarzaamheid, voorzichtigheid en matigheid; het aankweken van vaderlandsliefde, waarin wij zelfs onderdoen voor Laplanders en de bewoners van Topinambo; het beëindigen van twist en partijschap en gedrag als dat van de joden die elkaar uitmoordden op het moment dat hun stad viel; het betrachten van enige zorg om ons land en ons geweten niet voor niemendal te verkopen; het aankweken bij de landheren van althans enig mededogen met hun pachters; en tenslotte, het met een geest van eerlijkheid, ijver en vakbekwaamheid bezielen van onze winkeliers die, als nu werd besloten om alleen nog eigen producten te kopen, onmiddellijk als één man zouden gaan sjoemelen en eisen stellen aangaande de prijs, de hoeveelheid en de kwaliteit, en die nooit zouden kunnen worden doordrongen van de oprechte bedoeling om eerlijk handel te drijven, al is daartoe vaak een ernstig beroep op hen gedaan. Daarom herhaal ik, laat niemand bij mij aankomen met deze en dergelijke maatregelen zolang hij niet een glimpje hoop heeft dat er ooit een manmoedige en eerlijke poging zal worden gedaan om ze in de praktijk te brengen. Maar wat mijzelf betreft, nadat ik mij jarenlang heb vermoeid met het formuleren van lege, ijdele en hersenschimmige denkbeelden, zodat ik tenslotte totaal wanhoopte aan enig succes, ben ik gelukkigerwijze op dit idee gekomen. Het is geheel nieuw en heeft daardoor iets concreets en authentieks; het is niet duur en vergt | |
[pagina 137]
| |
weinig moeite; het ligt geheel binnen ons vermogen en we lopen niet het gevaar Engeland voor het hoofd te stoten. Want dit soort product staat geen uitvoer toe, het vlees is namelijk te mals om langdurige inzouting te verdragen, al weet ik misschien een land dat onze hele natie zelfs ongezouten graag zou opeten. Al met al hecht ik niet zo heftig aan mijn eigen mening dat ik ideeën van verstandige lieden zou verwerpen als ze even onschuldig, goedkoop, gemakkelijk en effectief worden bevonden. Maar voordat er iets dergelijks zal worden geopperd (een beter plan dat niet strookt met het mijne), verlang ik van de auteur of auteurs dat ze zo goed zullen zijn om twee punten rijpelijk te overwegen. Ten eerste, hoe zullen ze - zoals de zaken nu staan - voedsel en kleding kunnen vinden voor honderdduizend nutteloze monden en ruggen? En ten tweede, wij hebben in dit hele koninkrijk het ronde getal van één miljoen schepsels in menselijke gedaante die, als men hun hele bestaan te gelde maakte, een nadelig saldo zouden opleveren van twee miljoen pond, en daar komen nog bij degenen die bedelaar zijn van beroep, naast de grote massa boeren, knechts en dagloners, met hun vrouwen en kinderen, die in feite bedelaars zijn. Ik verlang van politici die afwijzend staan tegen mijn voorstel en misschien de moed opbrengen om erop te reageren, dat ze eerst de ouders van deze stervelingen vragen of die het vandaag de dag niet een groot geluk zouden vinden om op éénjarige leeftijd als voedsel te zijn verkocht, op de door mij aangegeven wijze, zodat hun de aaneenschakeling van ellende bespaard zou zijn die ze sindsdien moesten ondergaan als gevolg van de onderdrukking door landheren, de onmogelijkheid om pacht te betalen zonder geld of ruilmiddelen, het gebrek aan de eerste levensbehoeften, zonder dat ze huis of kleren hadden om hen te beschermen tegen het gure klimaat, en met het totaal onontkoombare vooruitzicht om voorgoed dezelfde of nog grotere misère af te roepen over hun nageslacht. In alle oprechtheid verklaar ik dat ik er niet het geringste persoonlijke profijt van heb als ik probeer dit belangrijke werk van de grond te krijgen, omdat ik geen andere drijfveer heb dan het algemeen welzijn van mijn land, door het bevorderen van onze handel, het zorgdragen voor zuigelingen, het verlichten van het lot der armen en het verschaffen van enig genoegen aan de rijken. Ik heb geen kinderen waarmee ik ook maar één cent zou kunnen verdienen, want de jongste is negen jaar en mijn vrouw is niet meer van de leeftijd om nog kinderen te krijgen. |
|