De Tweede Ronde. Jaargang 21
(2000)– [tijdschrift] Tweede Ronde, De– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 212]
| |
Drie gedichten
| |
Di guardiaMi conoscono bene, hanno ragione:
io sono corne un cane,
una di quelle bestie nere che dormono
intomo ai capannoni industriali
e se passi, si avventano di colpo
sulla rete metallica
e più gli dici ‘Buono!’ più si sgolano.
Adesso, chi li consola?
Finchè non hai girato l'angolo
gli bolle il sangue. Tirano tutti sordi.
Scoprono i denti, mordono
anche il filo spinato; ma sono gli occhi
che fanno più paura: sereni
e puri come quelli di un neonato
o di una statua.
| |
[pagina 213]
| |
[Nederlands]Ze hebben hun taak geleerd: deze omheining
vrijhouden. Of het nu hun plichtsgevoel is
of alleen maar hun instinct, ben je niet
zelfs maar een ogenblik ontroerd
door het toneel dat ze hun leven lang
opjaagt en opwindt
en vergiftigt?
Ik voor mij, ik begrijp
beter dan alles wat ik ooit gehoord heb,
waar het om gaat.
Ik herken de fanatieke stem
die buldert om het plekje te beschermen
- zomaar, in den blinde, uit pure jaloezie -
waar men haar vastgeketend heeft.
Jij weet niet wat het is, de wacht houden,
in alle geuren
een bedreiging ruiken
voor die drie vierkante meter grond,
tegen de hele wereld brullen
tot je buiten adem bent, en niet weten
wat er te beschermen valt, waaraan je
werkelijk hecht.
| |
[Italiaans]Hanno imparato il compito: questo recinto
tenerlo sgombro. Sia senso del dovere
o invece solo istinto, non ti commuove
almeno per un attimo
la scena che - loro - sempre, tutta la vita
li fa smaniare, li esalta
e li avvelena?
Io, per me, lo capisco
meglio di tutti gli altri che ho mai sentito,
questo discorso.
La riconosco bene la voce
fanatica, che sbraita per difendere
- così, alla cieca, per pura gelosia -
l'angolo dove l'hanno incatenata.
Tu non sai cos'è, stare di guardia,
in ogni odore
sentire una minaccia
a quei tre metri di terreno,
urlare in taccia al mondo intero
fino a perdere il fiato, e non sapere
cosa c'è da salvare, a che cosa
veramente si tiene.
| |
[pagina 214]
| |
CoupéLaatst op een avond, in de trein
(de laatste, altijd vol), was er een meisje
dat, terwijl ze van tijd tot tijd snel in de rondte keek,
een luid en komisch relaas hield over haar liefdes
met droevige afloop,
over haar nieuwe baan op het kantoor
van een advocaat, over hoe goed ze was
- maar het werk: treurig - en in het openbaar
de balans van haar leven opmaakte,
cent voor cent.
Als ze zich op zo'n manier
blootgeven aan mensen die ze nooit gezien hebben
en het leven - het hunne -
op straat gooien als dat van
een ander, zomaar, naakt tot op het bot,
zijn ze zo mooi, sommige mensen,
zo zuiver
dat ze je doen beven.
| |
ScompartimentoL'altra sera sul treno
(l'ultimo, sempre pieno) una ragazza,
dando ogni tanto un'occhiata rapida in giro,
scherzava a voce alta sui suoi amori
finiti male,
sul suo nuovo lavoro nello studio
di un avvocato, su quanto lei era brava
- però il lavoro: triste - e si faceva
i conti in tasca in pubblico,
lira per lira.
Quando si mettono a nudo
in questo modo, di fronte a gente mai vista,
e la vita - la loro -
te la mettono in piazza come quella
di chiunque, cosi, ridotta all'osso,
sono talmente belle, certe persone,
talmente pure
che ti fanno tremare.
| |
[pagina 215]
| |
[Nederlands]Ze praten alsof wij allen
elkander toebehoren. Ze geven zich over aan
wie er maar is
als een hond die zich
door zijn baas laat liefkozen,
met hangende oren
en gesloten ogen.
Als je ze hoort praten,
sluit ook jij je ogen: je zou
in de grond willen zinken, maar je groeit
van binnen, je wordt steil,
oneindig groot en machtig
als dat niets waaruit ze zijn geboren.
| |
[Italiaans]Parlano come se fossimo
tutti di tutti. Si mettono nelle mani
di chi è li
come un cane che si lascia
stringere il muso dal padrone,
con le orecchie abbassate
e gli occhi chiusi.
A sentirle parlare
anche tu chiudi gli occhi: sprofondare
vorresti, e invecc cresci,
dentro, diventi ripido,
sconfinato e potente
come quel niente che le ha fatto nascere.
| |
[pagina 216]
| |
Smalle doorgangenIn massa's gaan ze over het trottoir,
voortdurend. Ze kruisen elkaar en ontwijken elkaar,
vertragen hun pas en dan voort. Ze rennen en bewegen
haastig en zeker, totdat
hier ineens een berg planken ligt, en daar
een vrachtwagen geparkeerd staat.
Er is maar ruimte voor één.
*
Voor één: maar voor wie?
Elke keer blijf je staan,
eer je je daartussen waagt.
Je blijft een eeuwigheid
staan peinzen.
Van de andere kant snellen de mensen toe
en lopen de doorgang in. Jij vormt een erehaag
als een volksmassa voor haar koning.
| |
StrettoieIn tanti vanno, lungo il marciapiede,
continuamente. S'incrociano e si scansano,
rallentano e poi avanti. Filano, scorrono
svelti e tranquilli, finchè
di qua c'è un mucchio di assi, di là
un rimorchio di camion.
Soltanto uno ci passa.
*
Uno soltanto: ma chi?
Ogni volta ti incanti,
prima di entrare.
Rimani lì a pensarci
una vita.
Dall'altra parte la gente arriva spedita,
s'infila nella strettoia. Tu le fai ala
come una folla al suo sovrano.
| |
[pagina 217]
| |
[Nederlands]Je stapt opzij, maakt plaats voor
een hond
die een dame voorttrekt,
dan iemand die gedecideerd
achter haar aan komt; je buigt je even naar voren
en deinst meteen terug,
maakt ruimte voor een ander met een motor.
Kijk toch hoe kalm de mensen zijn, hoe rustig,
terwijl ze voor je langsgaan
zonder te praten, hun ogen strak in de leegte,
ieder een opgaande zon.
Verheven en onverschillig: bijna als goden.
Maar jij, daar in de houding,
staat je op te winden.
*
Wat is het, afgunst,
datgeen wat in je opkomt,
altijd als dit gebeurt? Ze doen toch niets verkeerds?
Wou jij door die doorgang lopen,
in hun plaats?
Nee, dat is het niet.
| |
[Italiaans]Ti fai da parte, lasci che sfili
un cane
che tira una signora,
poi un tizio che viene
dietro di lei, deciso; ti sporgi appena
e subito rientri,
fai largo a un altro con una moto.
Guardali come sono calmi, sereni,
mentre ti passano di fronte
senza parlare, con gli occhi fissi nel vuoto,
ognuno un sole che sorge.
Beati, indifferenti: sembrano dèi.
Tu invece, lì sull'attenti,
mastichi amaro.
*
Cos'è, rancore
quello che ti prende
ogni volta? Che torto ti hanno fatto?
Passarc tu, volevi,
al posto loro?
No, non è questo.
| |
[pagina 218]
| |
[Nederlands]Jij niet, dan zij ook niet. Je wou dat niemand
de moed zou hebben deze smalle doorgang
binnen te dringen;
dat het eeuwig zou duren,
voor allen, dat moment van overpeinzing,
van aarzeling;
dat de mensen alleen al bij het zien van dit pad
vol ontberingen, door twee obstakels gescheiden,
hun pas in zouden houden, als versteend
door een oneindige eerbied.
*
Dat zij, stilstaand aan de ene
en de andere kant van de doorgang,
duizendmaal uitnodigend zouden zeggen:
‘Dank u, na u!’
en duizendmaal ons de wereld zouden schenken
met hun ogen en met hun handen, totdat het asfalt
dat ons van elkaar scheidt, door al die plichtplegingen
openbarst, waarna het gras er hoog opschiet
alsof er nooit
een mens gelopen had.
| |
[Italiaans]Né tu, né gli altri. In quel passaggio stretto
vorresti che nessuno avesse cuore
di penetrare;
che durasse per sempre
e per tutti quell'attimo di scrupolo,
di esitazione;
che soltanto a vederlo, questo sentiero
sacrificato, in mezzo a due transenne,
le persone restassero impietrite
da un infinito rispetto.
*
Allora, fermi a un imbocco
e all'altro della strettoia,
mille volte ripetere l'invito
- prego, si accomodi! -
e mille volte regalarci il mondo
con gli occhi e con le mani, finchè l'asfalto
che ci separa, a furia di cerimonie
si spacchi, e l'erba lì in mezzo ricresca alta
come se mai
ci fosse passato un uomo.
|
|