De Tweede Ronde. Jaargang 21
(2000)– [tijdschrift] Tweede Ronde, De– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 169]
| |
Jaloerse vrouw
| |
[Hebreeuws] | |
[pagina 170]
| |
[Nederlands]Met brood en water, in de ochtendstond,
Vertrokken zij, de moeder en de zoon.
Sindsdien woedt er een oorlog in de stad,
Jong staat op tegen oud, oud tegen jong.
En moeder Sara zwaait de scepter, zwijgend.
Die helder-kalme ochtend in de zomer
Trok Ismaël, rossig en rijzig, heen,
Een woesteling met ongehoorde kracht.
Maar wie zal nu voortaan mijn zoon beschermen,
Mijn kindje Isaäk, nog zo klein en teer?
Als altijd kneedt de oude vrouw het deeg
En dan opeens barst zij in tranen uit.
Negentig is zij, en dat tekent haar:
Haar haren grijs, haar handen slap en week.
Wie zal haar kind, haar kleine zoon, beschermen
Wanneer haar laatste uur gekomen is?
Haar Isaäk, wees geworden, hoe leeft hij
Wanneer Hagar tot volle wasdom komt
Zoals de gave vruchten in de boomgaard,
Met Ismaël gedurig aan haar zij,
Mijn Abraham, mijn lief?
| |
[Hebreeuws] |
|