De Tweede Ronde. Jaargang 20
(1999)– [tijdschrift] Tweede Ronde, De– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 157]
| |
Vertaalde poëzie | |
[pagina 158]
| |
De Goddelijke Komedie
| |
[Italiaans]Per correr miglior acque alza le vele
omai la navicella del mio ingegno,
che lascia dietro a sé mar sì crudele;
e canterò di quel secondo regno
dove l'umano spirito si purga
e di salire al ciel diventa degno.
Ma qui la morta poesì resurga,
o sante Muse, poi che vostro sono;
e qui Caliopè alquanto surga,
seguitando il mio canto con quel suono
di cui le Piche misere sentiro
lo colpo tal, che disperar perdono.
Dolce color d'oriental zaffiro,
che s'accoglieva nel sereno aspetto
del mezzo, puro infino al primo giro,
| |
[pagina 159]
| |
[Nederlands]16[regelnummer]
Reeds vond mijn blik zijn oude vreugden weer,
Toen ik mij uit die doodse lucht bevrijdde
Die 't oog benauwd had, en de borst nog meer.
19[regelnummer]
De schone dwaalster waardoor wij ons wijden
Aan liefde, schonk de Oost haar gulle lach,
De Vissen dovend die haar begeleidden.
22[regelnummer]
Ik keek naar rechts en in één oogopslag
Zag ik vier sterren, recht ertegenover,
Die sinds Adam en Eva niemand zag.
25[regelnummer]
De hemel straalde met zijn vonkentover.
O noorderland, verweduwd is uw staat:
Niets van dat sterrenlicht bleef voor u over.
28[regelnummer]
Toen ik aan dit gezicht mij had verzaad,
En naar de tegenpool mijn blik liet glijden,
Waar zich geen Wagen meer bekennen laat,
31[regelnummer]
Zag ik opeens een grijsaard aan mijn zijde,
Die op het oog meer eerbied waardig scheen
Dan ooit een zoon zijn eigen vader wijdde.
34[regelnummer]
Hij had een baard, donker en licht dooreen,
Net zo gemengeld als zijn lange haren
Die golfden over borst en schouders heen.
| |
[Italiaans]a li occhi miei ricominciò diletto,
tosto ch'io usci' fuor de l'aura morta
che m'avea contristati li occhi e 'l petto.
Lo bel pianeto che d'amar conforta
faceva tutto rider l'oriente,
velando i Pesci ch'erano in sua scorta.
I' mi volsi a man destra, e puosi mente
a l'altro polo, e vidi quattro stelle
non viste mai fuor ch'à la prima gente.
Goder pareva 'l ciel di lor fiammelle:
oh settentrional vedovo sito,
poi che privato se' di mirar quelle!
Com'io da loro sguardo fui partito,
un poco me volgendo a l'altro polo,
là onde il Carro già era sparito,
vidi presso di me un veglio solo,
degno di tanta reverenza in vista,
che più non dee a padre alcun figliuolo.
Lunga la barba e di pel bianco mista
portava, a' suoi capelli simigliante,
de' quai cadeva al petto doppia lista.
| |
[pagina 160]
| |
[Nederlands]37[regelnummer]
Het heilig viertal sterren wierp zijn klare,
Hemelse schijnsel recht in zijn gezicht,
Alsof wij in het volle daglicht waren.
40[regelnummer]
‘Wie bent u tweeën tot wie ik mij richt,
De hel ontvlucht tegen het blinde stromen?’
Vroeg hij, en toen: ‘Wie heeft uw weg verlicht?’
43[regelnummer]
Hij schudde 't haar. ‘Wie heeft u meegenomen,
Zodat u uit de diepe, zwarte krocht
Van 't eeuwig satansrijk bent weggekomen?
46[regelnummer]
Schond u de helse wetten op uw tocht?
Of wilde God dat u, die bent verloren,
De toegang tot mijn rotsig eiland zocht?’
49[regelnummer]
Mijn leidsman zei iets om mij aan te sporen
En ondersteunde dat met een gebaar;
Ik boog en knielde voor hem naar behoren.
52[regelnummer]
Hij sprak: ‘Ik kom niet uit mijzelve, maar
Een hemelinge zocht mij met de bede
Dat ik hem helpen zou, en ik verklaar
55[regelnummer]
U gaarne wat u weten wilt, de reden
Waarom ik hier kom met mijn metgezel,
Mijn antwoord stelt u naar ik hoop tevreden:
| |
[Italiaans]Li raggi de le quattro luci sante
fregiavan sì la sua faccia di lume,
ch'i' 'l vedea come 'l sol fosse davante.
‘Chi siete voi che contro al cieco fiume
fuggita avete la pregione etterna?’,
diss'el, movendo quelle oneste piume.
‘Chi v'ha guidati, o che vi fu lucerna,
uscendo fuor de la profonda notte
che sempre nera fa la valle inferna?
Son le leggi d'abisso così rotte?
o è mutato in ciel novo consiglio,
che, dannati, venite a le mie grotte?’.
Lo duca mio allor mi diè di piglio,
e con parole e con mani e con cenni
reverenti mi fé le gambe e 'l ciglio.
Poscia rispuose lui: ‘Da me non venni:
donna scese del ciel, per li cui prieghi
de la mia compagnia costui sovvenni.
Ma da ch'è tuo voler che più si spieghi
di nostra condizion com'ell'è vera,
esser non puote il mio che a te si nieghi.
| |
[pagina 161]
| |
[Nederlands]58[regelnummer]
Deze heeft nooit de geest gegeven, wel
Was dat moment nabij door dwaze zonden
Die hem, leek het, bestemden voor de hel.
61[regelnummer]
Zoals ik zei, ben ik hem toegezonden
Om hem te redden: langs geen ander pad
Hadden wij ooit het licht teruggevonden.
64[regelnummer]
Ik toon hem wie zich louteren, nadat
Hij in de hel zag wie hun ziel verloren;
Hier zal hij zien wat uw mandaat omvat.
67[regelnummer]
Wat wij hebben doorstaan, is voor uw oren
Te veel; maar van omhoog kreeg ik de kracht
Om hem te brengen waar hij u kan horen.
70[regelnummer]
Ik hoop dat hem een gunstig welkom wacht;
Hij is de zoete vrijheid toegenegen.
U die om haar het leven hebt veracht,
73[regelnummer]
Begrijpt dat; want uw dood was harentwege
Niet zwaar in Utica; uw aardse kleed
Zal blinken wanneer u het hebt herkregen.
76[regelnummer]
Wij schonden niet Gods eeuwige decreet:
Hij leeft, en mij hoeft Minos niet te binden;
Ik hoor daar thuis waar ik uw Marcia weet.
| |
[Italiaans]Questi non vide mai l'ultima sera;
ma per la sua follia le fu sì presso,
che molto poco tempo a volger era.
Si com'io dissi, fui mandato ad esso
per lui campare; e non lì era altra via
che questa per la quale i' mi son messo.
Mostrata ho lui tutta la gente ria;
e ora intendo mostrar quelli spirti
che purgan sé sotto la tua balìa.
Com'io l'ho tratto, saria lungo a dirti;
de l'alto scende virtù che m'aiuta
conducerlo a vederti e a udirti.
Or ti piaccia gradir la sua venuta:
libertà va cercando, ch'è sì cara,
come sa chi per lei vita rifiuta.
Tu 'l sai, ché non ti fu per lei amara
in Utica la morte, ove lasciasti
la vesta ch'al gran di sarà sì chiara.
Non son li editti etterni per noi guasti,
ché questi vive, e Minòs me non lega;
ma son del cerchio ove son li occhi casti
| |
[pagina 162]
| |
[Nederlands]79[regelnummer]
O heilig man, dat u haar moogt hervinden,
Is wat zij smeekt, zo puur u toegedaan;
Wees goed voor ons omdat u haar beminde.
82[regelnummer]
Laat ons door al uw zeven rijken gaan,
En onze dank zal ik haar overdragen,
Als men daar weten mag van uw bestaan.’
85[regelnummer]
‘Ik schiep in Marcia een zo groot behagen
Toen ik op aarde was,’ antwoordde hij,
‘Dat zij mij nooit iets tevergeefs zou vragen.
88[regelnummer]
Nu woont zij aan Acheron's overzij;
Door Gods wet kan haar lot mij niet meer raken
Sinds ik bevrijd ben uit de doodsvallei.
91[regelnummer]
Maar als een hemelvrouw u dient als baken,
Zodat het mij aan goede wil niet schort,
Hoeft u mij slechts haar wens bekend te maken.
94[regelnummer]
Zorg eerst dat u hem met een bies omgordt
En wil vervolgens ook zijn aanschijn wassen,
Zodat hij vrij van helse smetten wordt.
97[regelnummer]
Want draagt hij nog het vuil van waar hij was: een
Waas dat het oog befloerst, en nadert hij
De poortwachter, dan zou dat weinig passen.
| |
[Italiaans]di Marzia tua, che 'n vista ancor ti priega,
o santo petto, che per tua la tegni:
per lo suo amore adunque a noi ti piega.
Lasciane andar per li tuoi sette regni;
grazie riporterò di te a lei,
se d'esser mentovato là giù degni’.
‘Marzia piacque tanto a li occhi miei
mentre ch'i' fu' di là’, diss'elli allora,
‘che quante grazie volse da me, fei.
Or che di là dal mal fiume dimora,
più muover non mi può, per quella legge
che fatta fu quando me n'usci' fora.
Ma se donna del ciel ti muove e regge,
come tu di', non c'è mestier lusinghe:
bastisi ben che per lei mi richegge.
Va dunque, e fa che tu costui ricinghe
d'un giunco schietto e che li lavi 'l viso,
si ch'ogne sucidume quindi stinghe;
ché non si converria, l'occhio sorpriso
d'alcuna nebbia, andar dinanzi al primo
ministro, ch'è di quei di paradiso.
| |
[pagina 163]
| |
[Nederlands]100[regelnummer]
Dit eiland is aan zijn benedenzij,
Daaronder waar de brekers het kastijden,
Vol biezen, groeiend uit de zachte klei,
103[regelnummer]
Terwijl er nooit ander gewas gedijde.
Niets wat een harde steel heeft, groeit aldaar:
Immers, die buigt niet mee met de getijden.
106[regelnummer]
U hoeft hier niet terug te komen, maar
De zon die opkomt, zal u richting geven:
Waar u kunt stijgen, is het pad niet zwaar.’
109[regelnummer]
Hij zweeg en ging; ik heb mij weer verheven
En mij stilzwijgend tot mijn gids gewend;
Zo, oog in oog, beraadden wij ons even.
112[regelnummer]
‘De plaats waarheen de oude man ons zendt,
Ligt achter ons,’ zei hij. ‘Volg nu mijn schreden
Naar waar dit land glooit naar zijn laagste end.
115[regelnummer]
De zon kwam op, de schemer was vergleden,
En het begon nu echt te dagen, want
Ik zag de zee al deinen daar beneden.
118[regelnummer]
Wij gingen door een vlak en eenzaam land,
Als iemand die zijn weg zoekt in den blinde,
En die bezorgd is dat hij ergens strandt.
| |
[Italiaans]Questa isoletta intorno ad imo ad imo,
là giù colà dove la batte l'onda,
porta di giunchi sovra 'l molle limo;
null'altra pianta che facesse fronda
o indurasse, vi puote aver vita,
peró ch'a le percosse non seconda.
Poscia non sia di qua vostra reddita;
lo sol vi mosterrà, che surge omai,
prendere il monte a più lieve salita’.
Così sparì; e io sù mi levai
sanza parlare, e tutto mi ritrassi
al duca mio, e li occhi a lui drizzai.
El cominció: ‘Figliuol, segui i miei passi:
volgianci in dietro, ché di qua dichina
questa pianura a' suoi termini bassi’.
L'alba vinceva l'ora mattutina
che fuggia innanzi, sì che di lontano
conobbi il tremolar de la marina.
Noi andavam per lo solingo piano
com'om che torna a la perduta strada,
che 'nfino ad essa li pare ire in vano.
| |
[pagina 164]
| |
[Nederlands]121[regelnummer]
Toen kwamen wij daar waar de dauw nog in de
Schaduwen glinsterde; waar zon op stond,
Was gaandeweg geen druppel meer te vinden.
124[regelnummer]
Mijn meester bracht zijn handen naar de grond
En plukte gras zoveel hij kon verlangen,
Vochtig van dauw; toen heb ik mij terstond
127[regelnummer]
Tot hem gewend met mijn betraande wangen.
Hij bracht de kleur terug die daar behoort,
Die vaal werd in de onderaardse gangen.
130[regelnummer]
Wij liepen naar de stille kustlijn voort,
Waar nooit uit zee een schip is opgedoken
Dat weer teruggezeild is naar de Noord.
133[regelnummer]
En zoals hij met Cato had besproken,
Gordde hij mij; de afgebroken plant,
O wonder! is meteen opnieuw ontloken:
136[regelnummer]
Het nederige groeisel van dat strand.
| |
[Italiaans]Quando noi fummo là 've la rugiada
pugna col sole, per essere in parte
dove, ad orezza, poco si dirada,
ambo le mani in su l'erbetta sparte
soavemente 'l mio maestro pose:
ond'io, che fui accorto di sua arte,
porsi ver' lui le guance lagrimose:
ivi mi fece tutto discoverto
quel color che l'inferno mi nascose.
Venimmo poi in sul lito diserto,
che mai non vide navicar sue acque
omo, che di tornar sia poscia esperto.
Quivi mi cinse sì com'altrui piacque:
oh maraviglia! ché qual elli scelse
l'umile pianta, cotal si rinacque
subitamente là onde l'avelse.
| |
[pagina 165]
| |
(Vertaling Ike Cialona)
| |
[Italiaans]La gloria di colui che tutto move
per l'universo penetra, e risplende
in una parte più e meno altrove.
Nel ciel che più de la sua luce prende
fu' io, e vidi cose che ridire
né sa né puó chi di là sù discende;
perché appressando sé al suo disire,
nostro intelletto si profonda tanto,
che dietro la memoria non può ire.
Veramente quant'io del regno santo
ne la mia mente potei far tesoro,
sarà ora materia del mio canto.
O buono Appollo, a l'ultimo lavoro
fammi del tuo valor sì fatto vaso,
come dimandi a dar l'amato alloro.
Infino a qui l'un giogo di Parnaso
assai mi fu; ma or con amendue
m'è uopo intrar ne l'aringo rimaso.
| |
[pagina 166]
| |
[Nederlands]19[regelnummer]
Blaas mij de kracht in, om mij bij te staan,
Waarmee u zich, na hem voorbij te streven,
Van Marsyas, de sater, hebt ontdaan.Ga naar voetnoot1
22[regelnummer]
Beziel mij zo dat ik een beeld kan geven
Van wat ik in de hemel heb gezien,
De glimp die mij daarvan is bijgebleven,
25[regelnummer]
En dat ik met dit derde deelGa naar voetnoot2 misschien,
Doordat u mij daartoe kon inspireren,
En door de stof, de lauwerkrans verdien.
28[regelnummer]
Men plukt de lauwertak zo weinig keren
- Schuld van de mens, die naar iets anders streeft! -
Om er poëet of keizer mee te eren,
31[regelnummer]
Dat het u zeker grote vreugde geeft,
Delphische god, een mens te horen spreken
Die zulk een lust in Daphne's lover heeft.
34[regelnummer]
Een vonkje kan een felle vlam ontsteken:
Een beter dichter zal wellicht na mij,
Apollo, u om inspiratie smeken.
37[regelnummer]
De zon staat op diverse plaatsen bij
Haar opkomst, naar gelang van het getijde;
Maar komt ze op vanuit het punt waar wij
| |
[Italiaans]Entra nel petto mio, e spira tue
sì come quando Marsia traesti
de la vagina de le membra sue.
O divina virtù, se mi ti presti
tanto che l'ombra del beato regno
segnata nel mio capo io manifesti,
vedra'mi al piè del tuo diletto legno
venire, e coronarmi de le foglie
che la materia e tu mi farai degno.
Sì rade volte, padre, se ne coglie
per triunfare o cesare o poeta,
colpa e vergogna de l'umane voglie,
che parturir letizia in su la lieta
delfica deità dovria la fronda
peneia, quando alcun di sé asseta.
Poca favilla gran fiamma seconda:
forse di retro a me con miglior voci
si pregherà perché Cirra risponda.
Surge ai mortali per diverse foci
la lucerna del mondo; ma da quella
che quattro cerchi giugne con tre croci,
| |
[pagina 167]
| |
[Nederlands]40[regelnummer]
Vier cirkels als drie kruisen onderscheiden,
Dan staat ze in de Ram, en zal haar kracht
En invloed ons naar beter tijden leiden.Ga naar voetnoot3
43[regelnummer]
Daar was het dag; op aarde was het nacht.
De bergtop was verlicht door zonnevuur en
Hier had de duisternis de overmacht,
46[regelnummer]
Toen ik mijn leidsvrouwGa naar voetnoot4 naar de zon zag turen,
Haar ogen naar de linkerkant gekeerd,
Zo strak als zelfs geen arend kan verduren.
49[regelnummer]
Zoals een tweede straal, gereflecteerd
Door eerder licht, weer naar zijn bron zal wijken
Gelijk een jachtvalk naar de jager scheert,
52[regelnummer]
Zo leek haar wil mijn ogen te bereiken,
Zodat ik, waartoe wij op aarde niet
Bij machte zijn, ook naar de zon ging kijken;
55[regelnummer]
Want veel is mogelijk in dat gebied,
Omdat de Heer het voor de mensheid maakte,
Voor Hij de eerste mens eruit verstiet.
58[regelnummer]
Toen ik mijn staren noodgedwongen staakte,
Daar ik het vuurwerk niet verdragen kon,
Alsof er ijzer in een smidse blaakte,
| |
[Italiaans]con miglior corso e con migliore stella
esce congiunta, e la mondana cera
più a suo modo tempera e suggella.
Fatto avea di là mane e di qua sera
tal foce, e quasi tutto era là bianco
quello emisperio, e l'altra parte nera,
quando Beatrice in sul sinistro fianco
vidi rivolta e riguardar nel sole:
aquila sì non li s'affisse unquanco.
E sì come secondo raggio suole
uscir del primo e risalire in suso,
pur come pelegrin che tornar vuole,
così de l'atto suo, per li occhi infuso
ne l'imagine mia, il mio si fece,
e fissi li occhi al sole oltre nostr'uso.
Molto è licito là, che qui non lece
a le nostre virtù, mercé del loco
fatto per proprio de l'umana spece.
Io nol soffersi molto, né sì poco,
ch'io nol vedessi sfavillar dintorno,
com'ferro che bogliente esce del foco;
| |
[pagina 168]
| |
[Nederlands]61[regelnummer]
Bleek dat het licht ineens aan felheid won:
Het leek of Hij die alles kon creëren
De hemel tooide met een tweede zon.
64[regelnummer]
Mijn leidsvrouw staarde naar de hemelsferen.
Ik hield op haar mijn blik, die ik zopas
Van 't felle zonlicht af had moeten keren,
67[regelnummer]
En voelde, haar aanschouwend, mij alras
Als Glaucus toen hij na een wonderbare
Beleving in een god veranderd was.Ga naar voetnoot5
70[regelnummer]
Ik kan mijn mensontstijging niet verklaren;
Dit ene voorbeeld moet daarom volstaan
Voor wie haar door genade zal ervaren.
73[regelnummer]
Of ik mij van mijn lichaam had ontdaan
Weet U die Oorzaak bent van alle dingen
En die mij op Uw licht omhoog deed gaan.
76[regelnummer]
Ik zag de wenteling der hemelsferen,
Hoorde de harmonie die U alleen,
Als Schepper van het al, kunt dirigeren.
79[regelnummer]
Het door de zon verlicht gedeelte scheen
Enorm: rivier of regen brachten zelden
Op aarde zo'n groot blinkend meer bijeen;
| |
[Italiaans]e di sùbito parve giorno a giorno
essere aggiunto, come quei che puote
avesse il ciel d'un altro sole addorno.
Beatrice tutta ne l'etterne rote
fissa con li occhi stava; e io in lei
le luci fissi, di là sù rimote.
Nel suo aspetto tal dentro mi fei,
qual si fé Glauco nel gustar de l'erba
che 'l fé consorto in mar de li altri dèi.
Trasumanar significar per verba
non si poria; però l'essemplo basti
a cui esperienza grazia serba.
S'i' era sol di me quel che creasti
novellamente, amor che 'l ciel governi,
tu 'l sai, che col tuo lume mi levasti.
Quando la rota che tu sempiterni
desiderato, a sé mi fece atteso
con l'armonia che temperi e discerni,
parvemi tanto allor del cielo acceso
de la fiamma del sol, che pioggia o fiume
lago non fece alcun tanto disteso.
| |
[pagina 169]
| |
[Nederlands]82[regelnummer]
Zodat een groot verlangen in mij welde
De bron te weten van muziek en licht,
Zo sterk als eerder zich geen wens deed gelden.
85[regelnummer]
Mijn leidsvrouw las de vraag op mijn gezicht,
En voordat ik haar deelgenoot kon maken,
Heeft zij als volgt het woord tot mij gericht:
88[regelnummer]
‘Je bent voor je verwarring zelf te laken,
Niet ziende wat je wel zou zien wanneer
Je uit je waanvoorstelling zou ontwaken;
91[regelnummer]
Want op de aarde ben je hier niet meer.
Je stijgt, zo snel als bliksems daaruit vluchten,
Naar waar je hoort: de hemel van de Heer.’
94[regelnummer]
Haar antwoord wist mij even op te luchten,
Tezamen met de glimlach in haar blik,
Maar toen deed nieuwe twijfel mij verzuchten:
97[regelnummer]
‘U stelde mij gerust, maar ik verschrik
Als ik bedenk: hoe kan ik hoger zweven
Dan lucht en vuur, die lichter zijn dan ik?’
100[regelnummer]
De goede Beatrice zuchtte even
En keek mij aan zoals een moeder kijkt
Die antwoord aan haar ijlend kind moet geven.
| |
[Italiaans]La novità del suono e 'l grande lume
di lor cagion m'accesero un disio
mai non sentito di cotanto acume.
Ond'ella, che vedea me si com'io,
a quietarmi l'animo commosso,
pria ch'io a dimandar, la bocca aprio,
e cominciò: ‘Tu stesso ti fai grosso
col falso imaginar, sì che non vedi
ciò che vedresti se l'avessi scosso.
Tu non se' in terra, sì come tu credi;
ma folgore, fuggendo il proprio sito,
non corse come tu ch'ad esso riedi’.
S'io fui del primo dubbio disvestito
per le sorrise parolette brevi,
dentro ad un nuovo più fu' inretito,
e dissi: ‘Già contento requievi
di grande ammirazion; ma ora ammiro
com'io trascenda questi corpi levi’.
Ond'ella, appresso d'un pio sospiro,
li occhi drizzò ver' me con quel sembiante
che madre fa sovra figlio deliro,
| |
[pagina 170]
| |
[Nederlands]103[regelnummer]
Toen zei ze: ‘Tussen alle dingen blijkt
Er samenhang en ordening te wezen
Die maakt dat het heelal op God gelijkt.
106[regelnummer]
De mens en ook de engel kan in deze
Beginselen de afdruk van de hand
En de bedoeling van zijn Schepper lezen.
109[regelnummer]
Elk schepsel, levend in dit groot verband,
Zal naar de oorsprong van zijn schepping streven,
En allen worden, elk naar eigen trant
112[regelnummer]
En door de aandrift die hun werd gegeven,
Over de grote zee van het bestaan
Naar de diverse havens toegedreven.
115[regelnummer]
Die aandrift draagt het vuur tot bij de maan,
Zij houdt de aard bijeen en laat haar duren
En drijft de redeloze dieren aan.
118[regelnummer]
Zij is een boog die alle creaturen,
Hen met verstand en liefde evenzeer
Als hen daarzonder, naar hun doel zal sturen;
121[regelnummer]
En Hij die dit geheel bestiert, de Heer,
Heeft aan het empyreum rust gegeven
Rondom de hoogste, snelste hemelsfeer.
| |
[Italiaans]e cominciò: ‘Le cose tutte quante
hanno ordine tra loro, e questo è forma
che l'universo a Dio fa simigliante.
Qui veggion l'alte creature l'orma
de l'etterno valore, il qual è fine
al quale è fatta la toccata norma.
Ne l'ordine ch'io dico sono accline
tutte nature, per diverse sorti,
più al principio loro e men vicine;
onde si muovono a diversi porti
per lo gran mar de l'essere, e ciascuna
con istinto a lei dato che la porti.
Questi ne porta il foco inver' la luna;
questi ne' cor mortali è permotore;
questi la terra in sé stringe e aduna;
né pur le creature che son fore
d'intelligenza quest'arco saetta
ma quelle c'hanno intelletto e amore.
La provedenza, che cotanto assetta,
del suo lume fa 'l ciel sempre quieto
nel qual si volge quel c'ha maggior fretta;
| |
[pagina 171]
| |
[Nederlands]124[regelnummer]
Wij worden door de kracht omhoog geheven
Van deze boogpees die zovelen naar
Het veelbegeerde doelwit heeft gedreven.
127[regelnummer]
Maar zoals de materie, log en zwaar,
Ook dikwijls weigert om precies te lijken
Op wat bedoeld werd door de kunstenaar,
130[regelnummer]
Zo pleegt de mens soms van zijn koers te wijken,
Hoewel die door de aandrift werd bepaald
Die hem het ware doel moest doen bereiken.
133[regelnummer]
Zoals het vuur soms uit de wolken daalt,
Zo kan het ook de mens soms overkomen
Dat hij in valse aardse schijn verdwaalt.
136[regelnummer]
Dat ik je mee naar boven heb genomen
Is niet verwonderlijker dan dat wij
Een beek vanaf een bergtop neer zien stromen.
139[regelnummer]
Het zou verbazingwekkend zijn als jij,
Vrij van je last, op aarde was gebleven:
Ook vuur ligt niet terneer.’ Daarop heeft zij
142[regelnummer]
Haar blik weer naar de hemelen geheven.
| |
[Italiaans]e ora lì, come a sito decreto,
een porta la virtù di quella corda
che ciò che scocca drizza in segno lieto.
Vero è che, come forma non s'accorda
molte fiate a l'intenzion de l'arte,
perch'a risponder la materia è sorda,
così da questo corso si diparte
talor la creatura, c'ha podere
di piegar, così pinta, in altra parte;
e sì come veder si può cadere
foco di nube, si l'impeto primo
l'atterra torto da falso piacere.
Non dei più ammirar, se bene stimo,
lo tuo salir, sc non come d'un rivo
se d'alto monte scende giuso ad imo.
Maraviglia sarebbe in te se, privo
d'impedimento, giù ti fossi assiso,
com'a terra quiete in foco vivo’.
Quinci rivolse inver' lo cielo il viso.
|
|