De Tweede Ronde. Jaargang 19
(1998)– [tijdschrift] Tweede Ronde, De– Auteursrechtelijk beschermdWilliam L. Brown, Jr.Ga naar voetnoot*In 1947 ging ik van Pennsylvania State University naar Harvard, waar ik Nabokov bijna meteen ontmoette. Ik verliet Harvard in 1950, om een tijdje naar Australië te gaan. Gedurende ongeveer twee jaar van de tussenliggende periode kende ik Nabokov vrij goed. Hij hield zich bezig met vlinders en ik hield me bezig met mieren. En dat is een wereld van verschil. Maar in die periode ontvingen de Nabokovs heel vaak gasten, met name postdoctoraal-studenten. We gingen allemaal graag naar het huis van de Nabokovs, waar we dan gratis cocktails kregen en over boeken praatten. En Nabokov deelde exemplaren van zijn boeken uit. Volgens mij heb ik ergens een exemplaar van Bend Sinister waarin hij een opdracht voor me heeft gezet, maar ik heb er al naar lopen zoeken en ik vraag me af of ik het bock niet aan iemand heb uitgeleend en niet teruggekregen. Hoe dan ook, de Nabokovs waren bijzonder gastvrij. Ze leken met name plezier te hebben in de studenten die het actiefst waren. Hun favoriet was een man die momenteel aan | |
[pagina 234]
| |
Grinell College doceert, een zeer uitbundig en levendig type. Ze konden ongelofelijk goed met elkaar opschieten, hoewel het hele verschillende mensen waren. Toen ik de plaats van Nabokov innam, werkte hij part-time in het MCZ, het Museum of Comparative Zoology. Ik ging daar full-time werken, en dat was twee jaar later. Het salaris was niet noemens-waardig verhoogd. Wij begonnen in het MCZ voor $4000 per jaar. Dus Nabokov verdiende waarschijnlijk zo'n $2000, en we weten hoe het was om in Cambridge, Mass. van $4000 per jaar te moeten leven. Er kon geen sprake zijn van een eigen auto of een eigen huis. Er waren een paar vaste onderwerpen waarover ik altijd onenigheid had met Nabokov. In zijn onderzoek naar vlinders concentreerde hij zich hoofdzakelijk op een of twee groepen: de blauwtjes, de Lycaenidae, waren zijn lievelingsvlinders. Zijn langste paper hierover bestond voornamelijk uit beschrijvingen van geslachten (ondersoorten) van een enkele vlindersoort die vooral voorkomt in de Rocky Mountains en het hele westen van de VS. En hij heeft een aantal van deze ondersoorten benoemd. Aangezien ik anti- geslacht en anti-ondersoort ben, lagen we hierover regelmatig met elkaar in de clinch. De laatste keer dat ik Nabokov gezien heb, was in een periode dat hij terugkeerde naar Harvard, naar het MCZ. We raakten in de bibliotheek in discussie en zoals gewoonlijk kwam het gesprek weer op geslachten, en zoals diegenen van u die Nabokov hebben gekend weten, had hij een soort Engels accent en kon hij heel hard praten als hij dat wilde. En hij begon harder en harder te praten. En ik ook, denk ik. En uiteindelijk werden we door iemand van het bibliotheekpersoneel tot stilte gemaand. Dat is de laatste keer dat ik hem heb gezien. Nadat Nabokov was weggegaan, kwam er een jongedame van Brandeis University. Ze was net afgestudeerd en heette Diana Butler. Ze schreef een artikel in New World Writing over het werk van Nabokov en over de entomologische zinspelingen, waar het vol mee zit. Ze had er een paar over het hoofd gezien, ontdekte ik, hoewel ze erg opmerkzaam was geweest. En ongeveer drie dagen lang zette ze het MCZ en de bibliotheek van het MCZ op zijn kop. Ze hield ons allemaal bezig, met het schrijven aan haar artikel, het bekijken van kladversies, enzovoorts. En ze ontdekte een groot aantal interessante dingen, zoals het feit dat de namen van de motels in Lolita allemaal locaties zijn waar veel blauwtjes voorkomen. De ogen van Lolita | |
[pagina 235]
| |
worden als blauw omschreven, maar als de zon veranderde of als je naar ze keek vanuit een andere hoek, dan waren ze koperkleurig. Zo wordt een blauwtje wel omschreven: koperkleurig vanuit het ene gezichtspunt, blauw of iriserend vanuit een ander. Er is nog een zinspeling, een heel lastige, die ze in eerste instantie niet had opgemerkt. In Lolita komt een lijst voor van Lolita's vijfentwintig klasgenoten met over elk een korte opmerking. Deze vijfentwintig personen en opmerkingen corresponderen met de vijfentwintig insectenorden. |
|