Wanhoop
Huub Beurskens
In februari 1996 heeft Wanhoop me in de armen van Nabokov gedreven. De redenen waarom ik juist toen dat boek kocht en las kan ik al niet meer achterhalen, de omstandigheden niet meer reconstrueren. Ik had al eerder, veel eerder, dingen van Nabokov gelezen. Zo'n twintig jaar eerder de verhalenbundel Lente in Fialta, op aanraden, meen ik, van een toenmalige vriend, maar van de lectuur herinnerde ik me zo goed als niets. Lolita, omdat ik niet ten onrechte vond dat iemand die bezig was met het schrijven van een roman over de liefde van een volwassen man voor een erg jong meisje (Noordzeepalmen, 1980) het niet kon maken dat ene boek ongelezen te laten. En ik las Nabokov over Gogol, vanwege mijn belangstelling voor Gogol. Nader tot Nabokov had de lectuur me in geen van die gevallen gebracht. Maar vanaf februari 1996 ben ik bezig Nabokov te verslinden. Ik nam allereerst Lente in Fialta weer uit de boekenmuur, en kon me na enkele verhalen vrijwel niet meer voorstellen dat ik op mijn zesentwintigste gewoonweg over dit proza heen gelezen had. Maar het is uiteraard vaker zo dat het, om met Lichtenberg te spreken, niet aan een boek hoeft te liggen dat er een hol geluid ontstaat wanneer het met het hoofd van een lezer in aanraking komt. En meer dan eens ben je voor bepaalde literatuur gewoon nog niet klaar of gedisponeerd. (Kun je nagaan wat een almaar voortjakkerende literatuurkritiek kan aanrichten.)
De afgelopen drie jaar heb ik heel wat Nabokov en Nabokoviana in huis gehaald. Wanhoop werd al gauw overvleugeld door andere boeken, maar dan wel door boeken die eveneens worden gekenmerkt door aspecten van Wanhoop die me, zeker in hun samenspel, zo boeiden en inspireerden. Om een aantal aspecten, maar lang niet alle, te etiketteren: de humor en speelsheid, de vaart, het ritme of de ritmes, afwisseling van samentrekking en ontspanning, de grote aandacht voor het individuele, specifieke en relatieve, het beeldende vermogen, de zelfreflectie die anders dan bij veel andere auteurs geen ademnood maar juist ademruimte, lichtheid schept, het spel met maskeringen, ver- en ontdubbelingen, de aandacht voor het in beginsel alleen-zijn van de mens en zijn (zelf)kwellingen bij de pogingen daaraan te ontsnappen, sensibiliteit en mededogen kortom, en, niet in de laatste plaats, het