De Tweede Ronde. Jaargang 19
(1998)– [tijdschrift] Tweede Ronde, De– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 65]
| |
Vijf Engelse gedichtenGa naar voetnoot*
| |
A DiscoveryI found it in a legendary land
all rocks and lavender and tufted grass,
where it was settled on some sodden sand
hard by the torrent of a mountain pass.
The features it combines mark it as new
to science: shape and shade - the special tinge,
akin to moonlight, tempering its blue.
The dingy underside, the checkered fringe.
My needles have teased out its sculptured sex;
corroded tissues could no longer hide
that priceless mote now dimpling the convex
and limpid teardrop on a lighted slide.
| |
[pagina 66]
| |
[Vervolg Nederlands]Ik draai een schroefje aan; vanuit de mist
gaan amberen haakjes, twee, symmetrisch open;
of schubjes, lepeltjes van amethyst
kruisen de toverkring der mikroskopen.
Ik gaf mijn vondst een naam, want ik beheerste
't Latijn der taxonomen - en mijn naam
stond peet voor een insect, ik werd zijn eerste
beschrijver - en ik wens geen andere faam.
Wijdopen (en diep slapend) op zijn speld,
van kruipende verwanten ver gebleven;
voor roest beveiligd in de citadel
der specimens, is hij de stof ontheven.
Een fresco, troon, pelgrimgekuste steen,
gedichten die na duizend jaar pas sterven,
zijn níets bij de onsterflijkheid die één
vlindertje, met rood label, zal verwerven.Ga naar voetnoot*
1943
| |
[Vervolg Nederlands]Smoothly a screw is turned; out of the mist
two ambered hooks symmetrically slope,
or scales like battledores of amethyst
cross the charmed circle of the microscope.
I found it and I named it, being versed
in taxonomic Latin; thus became
godfather to an insect and its first
describer - and I want no other fame.
Wide open on its pin (though last asleep),
and safe from creeping relatives and rust,
in the secluded stronghold where we keep
type specimens it will transcend its dust.
Dark pictures, thrones, the stones that pilgrims kiss,
poems that take a thousand years to die
but ape the immortality of this
red label on a little butterfly.
| |
[pagina 67]
| |
RestauratieDat elke zot het web onklaar
kan maken van wanneer en waar.
O venster naar de nacht! En dat
elk brein zweeft op de rand van wat
naamloos geluk is, maar te zwaar,
zolang de vreemdheid niet shockeert -
bijvoorbeeld als je zweven leert;
haast onbedoeld zie je het licht
(in 't zonnige vertrek): gewicht
is schaduw, en je leviteert.
Mijn dochtertje, net wakker, laat
haar tranen gaan: haar bedje staat
in schemer die het diepste van
haar vrees tevoorschijn roepen kan;
maar 't is gewoon de dageraad.
Een dichter die ik kende, stript
een William Tell of Golden Pip
in één ononderbroken schil;
daarmee onthult hij, rond de spil
roterend van zijn vingertip,
een sneeuwbal. Daarom ook ontkleed
ik, keer naar buiten en ontleed
ik de materie die je ziet,
de droefste boom in het verschiet,
onze onkenbare planeet,
tot ik de ware kern ontmoet,
wat ook de kunstheelmeester doet:
hij wist een verre deur, of klaart
een roetgordijn, en openbaart
een kindschap in zachtblauwe gloed.
1952
| |
RestorationTo think that any fool may tear
by chance the web of when and where.
О window in the dark! To think
that every brain is on the brink
of nameless bliss no brain can bear.
unless there be no great surprise -
as when you learn to levitate
and, hardly trying, realize
alone, in a bright room - that weight
is but your shadow, and you rise.
My little daughter wakes in tears:
She fancies that her bed is drawn
into a dimness which appears
to be the deep of all her fears
but which, in point of fact, is dawn.
I know a poet who can strip
a William Tell or Golden Pip
in one uninterrupted peel
miraculously to reveal,
revolving on his fingertip,
a snowball. So I would unrobe,
turn inside out, pry open, probe
alle matter, even thing you see,
the skyline and its saddest tree,
the whole inexplicable globe.
to find the true, the ardent core
as doctors of old paintings do
when, rubbing out a distant door
or sooty curtain, they restore
the jewel of a bluish view.
| |
[pagina 68]
| |
Ode aan een fotomodelIk volgde je, topmodel,
in glossy's een jaar lang, van winter
tot herfst, van dood blad op de bodem
tot rood blad in de wind,
van je oksel, blank als een lelie,
tot de tip van je wimper die vlindert,
zo aandoenlijk oogstrelend;
stijl die door gek doen wint.
Of gekniekousd en in Schotse ruit,
legendarisch symbool, zo sta je
met je voetjes naar buiten,
op de fiets, ellebogen in zijstand,
in een grasperk, een persiflage
op kerselaar in het voorjaar,
naast borstwering met siervaas
boogschietende Diana.
Of danseres met zwart masker
naast balusters van albast.
‘Is het rijm “ster” en “laster”
- vroeg iemand - gepast?’
Zijn uilen voorstelbaar
als de keerzij van valken?
Zijn platen terugspeelbaar
en wordt ‘me slab’ dan ‘balsem’?
Kun je een model trouwen?
Schone lei, gezin, relatie,
door je lijflijk te knippen uit oude
jaargangen van Quasi?
1955
| |
Ode to a ModelI have followed you, model,
in magazine ads through all seasons,
from dead leave on the sod
to red leave on the breeze,
from your lily-white armpit
to the tip of your butterfly eyelash,
charming and pitiful,
silly and stylish.
Or in kneesocks and tartan
standing there like some fabulous symbol,
parted feet pointing outward,
pedal form of akimbo
on a lawn, in a parody
of Spring and its cherry tree,
near a vase and a parapet,
virgin practising archery.
Ballerina, black-masked
near a parapet of alabaster.
‘Can one - somebody asked -
rhyme “star” and “disaster”?’
Can one picture a blackbird
as the negative of a small firebird?
Can a record, run backward,
turn ‘repaid’ into ‘diaper’?
Can ons marry a model?
Kill your past, make you real, raise a family,
by removing you bodily
from back numbers of Sham?
| |
[pagina 69]
| |
Over het vertalen van ‘Jevgeni Onegin’1
Wat is vertalen? Op een schaal een
Lijkwit, woest kijkend dichterhoofd;
Gepapegaai en apetaal: een
Dode is van zijn eer beroofd.
De parasieten die jij smaadde,
Krijgen gena als jij genade
Toont, Poesjkin, voor wat ik hernam:
Ik gleed langs jouw geheime stam,
Kwam bij de wortel die mij spijsde;
Toen, in een taal maar pas geleerd,
Ontsproot iets nieuws en zo verkeert
Jouw vers, sonnet naar eigen wijze,
In proza, stug, onelegant,
Vol doorns, maar aan jouw roos verwant.
| |
On Translating ‘Eugene Onegin’1
What is translation? On a platter
A poet's pale and glaring head.
A parrot's screech, a monkey's chatter.
And profanation of the dead.
The parasites you were so hard on
Are pardoned if I have your pardon,
O, Pushkin, for my stratagem:
I traveled down your secret stem,
And reached the root and fed upon it;
Then, in a language newly learned,
I grew another stalk and turned
Your stanza patterned on a sonnet,
Into my honesdt roadside prose-
All thorn, but cousin to your rose
| |
[pagina 70]
| |
2
(& Paul van den Hout)
Weerschijn van woorden - trillend wiegen
Van banen stadslicht, langgerekt,
Vervormd, op de nachtzwarte spiegel
Van een rivier, met mist bedekt.
Vluchtige Poesjkin! Toen ik doorging,
Vond ik toch weer Tatjana's oorring;
Ik volg jouw stuurse Don Juan,
Zie fouten van een charlatan,
Analyseer alliteraties
Aan jouw zo rijke dis: de pracht
Van strofe vier in Canto Acht.
Dat is mijn opdracht - fascinatie
Met tekstkritiek en dichttalent:
Graffiti op jouw monument.
1955
2
Reflected words can only shiver
Like elongated lights that twist
In the black mirror of a river
Between the city and the mist.
Elusive Pushkin! Persevering,
I still pick up Tatiana's carring,
Still travel with your sullen rake,
I find another man's mistake,
I analyze alliterations
That grace your feasts and haunt the great
Fourth stanza of your Canto Eight.
This is my task - a poet's patience
And scholiastic passion blent:
Dove-droppings on your monument.
| |
[pagina 71]
| |
RegenJe bed gaat deinen als je door 't
nachtzwart de bomen zwaaien hoort,
en regen klettert neer
als blikken speelgoed, snelgehoefd
over de daken, en dan zoeft
het verder naar weleer.
De regenruiterij marcheert,
slipt, mindert vaart en draaft dan weer
door menig woelig jaar;
maar nooit is haar de duik vergund
naar 't allerdiepst verledenpunt;
immers, de zon is daar.
(1956)
| |
RainHow mobile is the bed on these
nights of gesticulating trees
when the rain clatters fast,
the tin-toy rain with dapper hoof
trotting upon an endless roof,
traveling into the past.
Upon old roads the steeds of rain
slip and slow down and speed again
through many a tangled year;
but they can never reach the last
dip at the bottom of the past
because the sun is there.
|
|