van de klassieken. Nabokov was zich goed bewust van de theoretische en technische kant van het dichten. Dat blijkt uit zijn monumentale uitgave in vier delen van Poesjkins Eugene Onegin (1964), met vertaling en uitvoerig commentaar. Een appendix, Notes on Prosody, is ook afzonderlijk verschenen (1965). Overigens was Nabokov er niet op uit klassieke versvormen te doen herleven (hij schreef bv. niet meer dan een zevental sonnetten). De meeste gedichten bestaan uit vierregelige coupletten, doorgaans in jamben, maar ook anapesten, trocheeën, amfibrachen en dactyli komen voor. Vanuit prosodisch standpunt bezien is er veel afwisseling. Nabokov was een zorgvuldig versificateur die een strenge metrische cadans van belang vond. Toch maken zijn gedichten een niet-geforceerde, natuurlijke indruk, terwijl zijn vocabulaire in de regel niet vergezocht is en de beelden er niet met de haren bij gesleept zijn. Sinds de jaren twintig stond hij zichzelf meer structurele vrijheden toe en schreef hij zelfs vrije verzen.
Aan zijn broer Kirill, die ook dichter was (zij het van bescheiden formaat), schreef hij in 1930 dat men, om een serieus dichter te zijn, moest beseffen ‘wat een moeilijk, verantwoordelijk vak het is, een vak dat je moet leren met hartstocht, met een soort eerbied en kuisheid, zonder toe te geven aan de gemakzucht waarmee een kwatrijn soms in elkaar wordt gezet: plak er een rijm aan en het is klaar! Hoed je voor clichés [..]. Ik vind clichés (en slechte) in je rijmen [..]. Rijm hoort verwondering en bevrediging in de lezer teweeg te brengen - verwondering door het onverwachte, bevrediging door de echtheid of de muzikaliteit.’
Nabokov zelf hield zich niet altijd aan deze adviezen. In de vroege poëzie waren zijn rijmen heel precies; vanaf de bundel Gorni Poet' (1923) gaat hij zich vrijheden veroorloven, zoals Blok en in nog sterkere mate Majakovski deden: assonerende en acconsonerende rijmen (hand/wang; hand/hond), etc. Als ervaren prosodist had hij zulke ‘losbandige’ rijmen, net als ongelijke regellengte en andere onregelmatigheden, gemakkelijk kunnen vermijden, maar hij voelde zich kennelijk gedrongen het voorbeeld van veel Russische dichters uit zijn tijd te volgen. Overigens bleef de eufonie van zijn gedichten zwaar voor hem wegen.
De tweeëntwintig Russische gedichten die hier in vertaling zijn bijeengebracht, kunnen de lezer een beter idee geven van Nabokovs in Nederland tot dusver weinig bekende dichterschap. De gedichten zijn in chronologische volgorde afgedrukt.