De Tweede Ronde. Jaargang 19
(1998)– [tijdschrift] Tweede Ronde, De– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 16]
| |
Het jubileumGa naar voetnoot*
| |
[pagina 17]
| |
z'n miserabel ‘gedurfd’ theater, met zijn vredelievende plaatselijke dronkelapje dat het zich midden op de stoffige straat gemakkelijk heeft gemaakt. Ik veracht het communistische geloof: dat ideaal van laag-bij-degrondse gelijkheid, die saaie bladzijde in de bonte historie der mensheid, die ontkenning van alle aardse en onaardse schoonheid. Het pleegt een aanslag op mijn vrije ‘ik’ en bevordert onwetendheid, botheid en zelfgenoegzaamheid. De kracht van mijn minachting is dat ik. al minachtend, mijzelf niet toesta te denken aan het bloed dat is vergoten. En dat zij ervoor zorgt dat ik in mijn bourgeois wanhoop het verlies van landgoed, huis, en die slecht verstopte goudstaaf in de krochten van het watercloset niet betreur. Het is niet de idee die een moord begaat, maar de mens. En die eist zijn eigen methode van afrekenen, of ik hem vergeef of niet - dat is een vraag van geheel andere orde. De dorst naar wraak mag de zuiverheid van de minachting niet verstoren. Verontwaardiging is altijd machteloos. Niet alleen tien jaar minachting... We vieren ook tien jaar trouw. Wij zijn niet alleen trouw aan Rusland zoals je dat bent aan een herinnering, we houden er niet alleen van zoals je houdt van je voorbije kinderjaren, je vervlogen jeugd. Nee, wij zijn ook trouw aan dat Rusland waar wij trots op konden zijn, het Rusland dat zich in de loop der jaren op harmonieuze wijze gevormd had, die vroegere reusachtige mogendheid temidden van andere reusachtige mogendheden. En wat stelt het nu voor, wat moet het nu, die Sovjet weduwe, dat arme nichtje van Europa?... Wij zijn trouw aan zijn verleden, het maakt ons gelukkig, het is een fantastische gewaarwording als in een ver land in verrukt gefluister de geliefde namen uit onze jeugd herhaald worden. Wij zijn de golf van Rusland die buiten de oevers is getreden, wij zijn uitgestroomd over de hele wereld, maar onze omzwervingen stemmen niet alleen tot treurnis. Het machtig heimwee belet ons niet altijd te genieten van een vreemd land, van de volmaakte eenzaamheid in een onbekende elektrificerende nacht op een brug, een plein, een station. En hoewel het ons nu duidelijk is hoezeer wij van elkaar verschillen, en hoewel het ons soms toeschijnt dat niet één, maar honderdduizenden Ruslanden over de wereld rondzwerven, sommige goddeloos en boosaardig, andere elkaars vijanden, toch is er iets wat ons bindt, een soort gemeenschappelijk streven, een gemeenschappelijke geest, die in de toekomst door histori- | |
[pagina 18]
| |
ci begrepen en op waarde geschat zal worden. Tegelijkertijd vieren wij ook nog tien jaar van vrijheid. Een vrijheid die wellicht geen enkel volk zo gekend heeft. In dat bijzondere Rusland, dat onzichtbaar ons omringt, ons doet leven en op de been houdt, dat onze ziel voedsel geeft, onze dromen kleurt, - bestaat geen enkele wet, behalve de wet van de liefde, en is er geen andere macht, dan die van ons eigen geweten. Over Rusland kunnen wij alles zeggen, alles schrijven, hebben we niets te verbergen, en wij worden door geen enkele censuur gehinderd, wij zijn vrije burgers van onze droom. Dankzij die vrijheid is ons rijk in de diaspora, onze nomadische mogendheid machtig, en ooit zullen wij de blinde Clio dankbaar zijn dat zij ons de mogelijkheid bood die vrijheid te proeven en in ballingschap ons eigen geboorteland op doordringende wijze te ervaren en te doorgronden. In de dagen dat het grauw zijn grauwe jubileum viert, vieren wij tien jaar van minachting, trouw en vrijheid. Maar laat ons niet schelden op onze ballingschap. Laat ons in deze dagen spreken als die oude krijger uit Plutarchus: ‘Des nachts, in verlaten oorden ver van Rome, zette ik mijn tent op, en mijn tent was mijn Rome.’ |
|