De Tweede Ronde. Jaargang 19
(1998)– [tijdschrift] Tweede Ronde, De– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 148]
| |
Dagboek van een Palestijnse wondGa naar voetnoot*
| |
نن في حل من التذكرنن في حل من التذكر
فالكرمل فينا
وعلى أهدابنا عشب الجليل
لاتقولي: ليتنا نزكض كالنهر إليها ،
لا تقولي!
نحن في لحم بلادي .. هي فينا!
٢
لم نكن قبل حزيران كأفراخ المام
و لذا، لم يتمتت حبنا بين السلاسل
نحن، يا أختاه، من عثرين عام
نن لا نكب أشعاراً ،
ولكنا نقاتل ٠
| |
[pagina 149]
| |
3
De schaduw die in je ogen valt
is een duivel die in juni kwam,
om het voorhoofd met de zon te zwachtelen.
De kleur van de martelaar,
de smaak van het gebed...
Hij doodt of wekt tot leven
en in beide gevallen: ach...
٣
ذلك الظل الذي يقط في عينيك
شيطان إله
جاء من شر حزيران
لكي يعصب ، لثمى الجبا ه
افه لىن ثريد
انه طعم صلاه
انه يقتل أو يحيى ،
وفي الحالين: اًه ا
4
De nacht die invalt in je ogen
was in mijn hart een druppel
van het eind van de lange nacht.
Wat ons bijeenbrengt, nu en hier,
is de straat waarlangs we terugkeren,
in de tijd van het verwelken.
٤
أول الليل على عينيك ، كان
في غف ادي ، قطرة من آخر [الليل الطويل
والذي يمعنا ، الاعة ، في هذا المكان
شارع العودة
من عصر الذبرل ٠
5
Vannacht is je stem
als een mes, een wond, een verband,
een sluimering die uit het zwijgen van
de slachtoffers kwam.
Waar is mijn volk?
Ze hebben de tent van ballingschap verlaten
en keerden als gevangenen terug.
٥
وتك الليلة ،
سكين وجرح وضماد
ونعاس جاء من صمت الضحاي
أين أملي ؟
خرجوا من خيمة المنفى ،
وخادوا مرة أخرى ..سبايا!
6
De woorden van liefde roestten niet,
maar de geliefde is in gevangenschap geraakt.
Mijn lief, door jou ga ik gebukt
onder de balkons die door de wind zijn losgerukt,
de drempels van huizen en zonden.
Mijn hart kon slechts jouw ogen bevatten,
maar nu zijn ze verrijkt met het moederland.
٦
كلات الحب م تصدأ ، ولكن الحبيب
واتع في الأسر - يا حبي الذي حتلني
شرفات خلعتها الريح ٠٠
أعتاب بيوت
وذنىب ٠
م يع قلبي سوى عينيك ،
ف ييوم من الأيام ،
والآن أغتغي بالوطن!
| |
[pagina 150]
| |
7
We wisten waardoor de stem van het graf
een dolk werd die blikkerde in het gezicht
van de indringers.
We wisten waardoor de stilte van de begraafplaats
een feest werd en de tuin van een leven.
٧
وعرفنا ما الذي يعل عوت القبره
ختجراً يدع ي وجه الغزاه
وعرغنا ما الذي يعل صمت المقبره
مررجانا ٠٠ وباتين حياه!
8
Terwijl jij zong, zag ik de balkons
de huizen verlaten
en het plein reiken tot de heup van de berg.
We hoorden geen muziek,
keken niet naar de kleur van de woorden.
Een miljoen helden bevonden zich in het vertrek.
٨
عندما كنت تغنين ، رأيت الثر فات
بؤر الجدران
والاحة تتد إلى خصر الجبل
لم نكن نمع موسيقى ،
ولا نبصر لون الكلات
كان في الغرغة مليون بطل!
9
In mijn bloed, door zijn gezicht, een zomer
en een kunstmatige polsslag.
Vol schroom kwam ik terug naar huis.
Het is ingestort op mijn wond, als een martelaar...
Het was een schuilplaats op kerstavond;
het was verwachting
en ik plukte een feest uit de herinnering.
٩
في دمي ، من وجه ، صيف
ونبض متعار ٠
عدت خجلان إلى البيت ،
غقدخر على جرحي ٠٠ شيدا
كان ماوى ليلة الميلاد ،
كان الانعظار
رأء أقطف من ذكرا٠ ٠٠ عيدا!
10
Zijn ogen waren dauw en vuur.
Als ik naderde, zong hij.
Ik verdampte op zijn arm: een moment
van stilte en gebed.
Ach, noem hem zoals je wilt, een martelaar...
Hij is mooier dan wij;
hij verliet de hut als jongen,
maar toen hij terugkwam
had hij het gelaat van een god.
١٠
الغدى والنار عيناه ،
إذا ازددت اقتراباً منه غغ
وتبخرت على ساعده لحظة صمت ، وصلا٠
آ٠ سميه كا شنت شيدا
انه أجل منا
غادر الكوخ فق
مم أتى ، لما أتى
وجه إله!
| |
[pagina 151]
| |
11
Dit land, dat de huid van martelaren uitzuigt,
belooft de zomer graan en sterren.
Aanbid het dus.
Wij zijn zout en water in zijn ingewanden,
een wond in zijn omarming die strijdt.
١١
عذ٠ الأرح الي تمتص جلد الثهدا٠
تعد الصيغ بعمح وكواكب
فاعبديا!
غحن في أحثاءا ملح وما٠
وعلى أحضانها جرح ٠٠ يحارب
12
Tranen in mijn keel, mijn zuster,
en in mijn ogen vuur.
Ik ontdeed me van mijn klacht bij de paleispoort.
Alen die stierven en zullen sterven
bij de poort van de dag
omarmden me en maakten me tot een granaat.
١٢
دم تي في الحلق ، يا أخت ،
وفي عيني تار
وتحررت من الخكو ى على باب الحخليفه
كل من ماترا
ومن سوف يموترن على باب النهار
عانة وفي ، صنعوا مني ٠٠ قذيغه!
13
Het huis van de geliefden is verlaten.
Jaffa is vertaald tot in de wervelkolom.
Zij die mij zocht
heeft slechts haar voorhoofd gevonden.
Laat al dit sterven aan mij, mijn zuster,
laat dit teloorgaan aan mij,
want ik vlecht het tot een ster boven onze rampspoed.
١٣
منزل الأحباب مجور ،
وياغا ترجت حقى النخاع
والتي تبحت عغي
لم تجد مفي سوى جبرتا
اتركي لي كل هذا الموت ، يا أخت ،
اركيمذا لضياع
فأنا اضفره مجماً على نكبتها!
14
Ach, mijn koppige wond,
mijn vaderland is geen koffer,
ik ben geen reiziger.
Ik ben een minnaar en de grond is mijn geliefde.
١٤
آه يا جرحي المكبر
وطني ليى حقيبه
رأ لت ماغر
انني العاشق ٠٠ والأرح حبيبه!
| |
[pagina 152]
| |
15
Als ik me overgaf aan herinneringen,
zou op mijn voorhoofd het gras van berouw groeien,
dan zou ik treuren om iets, ver weg.
Als ik me overgaf aan het verlangen,
zouden de slavensprookjes duidelijk worden,
terwijl ik liever van mijn stem een steen maak
en van de rots een melodie.
١٥
وإذا استرسلت في الذكرى!
نما في جبرتي عثب الندم
وتحرت على غي بعيد
وإذا استدت للثو ق ،
تبينت أساطير العبيد
وأا ٢رت أن أجعل من صوتي حصاة
ومن الصخر .. ئغم!
16
Mijn voorhoofd draagt geen schaduw
en ik zie mijn schaduw niet.
Ik spuw op de wond
waarvan geen voorhoofd de nacht doet ontbranden.
Spaar je tranen voor het feest,
we zullen slechts huilen van vreugde.
Laten we de dood op het slagveld
een bruiloft noemen, een leven.
١٦
جبهي لا تحمل الظل ،
وظلي لا أرا٠
وأء أبصق في الجرح الذي
ل ايشعل الليلجباه!
خبني الدمعة للعيد
غلن نبكي سوى من فرح
و لنتم الموت في الاحة
عرسا ٠ رحياه!
17
Ik ben met de wond opgegroeid.
Mijn moeder heeft nooit gezegd
wat in de nacht een tent voor haar maakt.
Ik ben mijn bron, mijn adres en mijn naam niet vergeten.
Daarom bespeurde ik in een van haar namen
miljoenen sterren.
١٧
ورعرعت على الجرح ، وما قلت لأمي
ما الذي يعلها في الليل خيمه
أا ما ضيصت ينبوعي وعنواني و مي
و لذا أبصرت في أسمالها
ملدون نجمه!
| |
[pagina 153]
| |
18
Mijn vaandel is zwart,
de haven een doodskist,
mijn rug een brug,
o herfst van de wereld die op ons stort,
o lente van de wereld die in ons ontluikt.
Mijn bloem is rood,
de haven is geopend
en mijn hart is een boom.
١٨
رايتي سوداء ،
و الميناء ابوت
وظهري قنطر ه
يا خريف العام المنهار فينا
يا ربيع العالم المولود فينا
زهرتي حمراء ،
و ا لمينا٠ مفتو ح ،
وقلي شجر٠!
19
Mijn stem klinkt als het klotsen van water
in de rivier der stormen,
de spiegel van de zon en het graan
op het slagveld.
Misschien gebruik ik soms verkeerde woorden,
maar ik was - onbeschroomd - uitmuntend
toen ik mijn hart voor het woordenboek verruilde.
١٩
لغتي صوح خرير الماء
في بر الزوابع
ومرايا الثمى والحنطة
في ساحة حرب
ربما أخطات في التعبير أحياناً
ولككن كنت - لا أخجل - رائع
عندما استبدلت يالقاموس قلي!
20
De vijand was onontbeerlijk
om te ontdekken dat ik een tweeling ben.
De wind was onontbeerlijk
om in de stam van de eik te kunnen wonen.
Als de gekruisigde Heer niet was opgegroeid
op de troon van het kruis,
was hij een kind gebleven met een
vergeefse wond.
Een lafaard.
٢٠
كان لا يد من الاعداء
كي أعرف أنا توأمان!
كان لا بد من الريح
لكي نكن جذع النديان!
ول أن اليد المصلوب م يككبر عى عرش الصليب
ظل طفلا ضانع الجرح ٠٠ جبان!
| |
[pagina 154]
| |
21
Ik heb een woord voor jou.
Ik heb het nog niet gezegd,
want de schaduw op het balkon bezet de maan.
Mijn land is een epos.
Ik was een muzikant, nu ben ik een snaar.
٢١
لك عندي كده
لم أقلا بعد ،
غالظل على الثر فة يتل لقمر
وبلادي ٠لحمه
كنت فيها عازفا ٠٠ صرت وتر!
22
De archeoloog bestudeert de stenen.
Hij zoekt in zijn ogen het afval van mythen,
om te bewijzen dat ik een voorbijganger ben,
zonder ogen, zonder letter in de reis van de beschaving.
Ik plant mijn bomen, in alle rust,
en zing van mijn liefde.
٢٢
عالم. الا نار مخغو ل بتحليل الحجار٠
انه يبحث عن عينيه في ردم الاساطير
لكي ينبت أني:
عار في الدرب لا عينين لي!
لا حرف في سفر الحضاره!
وأا أررع أشجاري ، على مهلي ،
وعن حي أغني!
23
De zomerwolk die wordt gedragen door de nederlaag,
de nazaten van sultans hangen aan het koord
van de zinsbegoocheling.
Ik ben gedood en geboren in de nacht van de misdaad;
zie, ik klamp mij nog steviger vast aan de grond.
٢٣
غيمة الصيف القي ٠٠ يحملما ظرر المهزيمه
علقت نل اللاطين
على حبل السراب
وأء المقتول والمولود في ليل الجريه
ها أء أزددت التصاعاً ٠٠ لتراب!
24
Het is tijd dat ik het woord voor de daad verruil,
het is tijd dat ik mijn liefde verklaar voor de grond en de leeuwerik.
Want in deze tijd verzwelgt de stok de gitaar
en ik ben bleek in de spiegel,
sinds achter mij een boom verscheen.
٢٤
٢ن لي أن أبدل اللفظة الفعل ، وآن
لي أن أثبت حي للترى والقبره
غالعصا تفترس القيثار في ٠ذا الزمان
وأء أصف في المرآة ،
من لاست وراثي شجره!
|
|