De Tweede Ronde. Jaargang 19(1998)– [tijdschrift] Tweede Ronde, De– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 39] [p. 39] Twee gedichten Juliën Holtrigter Het meisje Sommige plaatsen zijn zo in alle staten zo prachtig vervallen, je zou er haast naar verlangen. Zo lang geleden jong nog gestorven. Sieraden, foto's, diploma's, een stilstaand nog werkend horloge, een schrift is wat rest. Daarom zijn oude fotoportretten zo mooi, ook van wildvreemden. 's Zondags liepen de meisjes bij sneeuw of bij regen met grote dozen. In de herberg verkleedden zij zich. En dan, met veel ringen aan hun dunne vingers, gingen ze tussen de mannen door naar de kerk. Zo was het niet moeilijk om bij het passeren het meisje op wie je viel zachtjes te roepen. Als je naar haar zin was, kreeg je een knikje, een blik vol belofte, een glimlach terug. Het meisje. Zij liep voor mij uit naar de dansvloer, ik raakte haar aan. [pagina 40] [p. 40] Ik zag wat zij droeg, zij liet mij kijken, kleine dingen, zij liet ze mij zien, om kwaad te weren, om woorden te opereren, om binnen te dringen in blind vertrouwen, ik schrok van de eenvoud, ik kende haar niet. En wij dansten. Wij liepen tussen de mensen door en toen tussen de bomen tot bij het hek van haar huis en daar liet ze me, leerde ze me, las ze mijn hand. [pagina 41] [p. 41] Zondagsschilder op zaterdagmorgen Dit is de markt van de geuren. Gebraden hanen belagen de zomerjurken. Een jongen verkoopt nachtegalen, gevuld met water, hij blaast op de staart en een klaaglijk gefluit schalt door de straten. Ik was ooit die jongen. Ik ben niet de grijsaard die domino speelt in de kroeg maar het scheelt niet veel. Ik ben niet de Boeddhabeeldenverkoper noch ben ik de slager (de stroper), de schoenenverkoopster, de sloper, ik ben alles en allen, maar ik ben Maarten het meest. Maarten schildert het dorp met vuurrode daken hoewel de zon hoog staat en alle kleur heeft gedumpt in de hete containers beneden. Mosgroen geboomte is in het echt bijna wit van de hitte. Het is stil, er staan hier geen kramen. Het liefst schildert hij zwarte bergen (nog net niet zo zwart is de hemel), bergen van afvalgedachten en puin met daarboven een maan, zo ernstig, zo maandoorlopen (de ogen van Maarten) dat ik hem moeiteloos helemaal ben. Vorige Volgende