De Tweede Ronde. Jaargang 19

[p. 36]

Nederlandse poëzie

[p. 37]

Twee gedichten
Fred Bloemink

Tuin

Het verlangen naar steden -
vrouwen die billen de lucht in steken
op skates, zoete diesel van
karrenvrachten ongewenste
rest, drietonige gewonden, de
vuurspuwende terrasafrikaan,
zwetende wijzijnoké-agenten,
Achmed zoekt nog een klant -
nam onrustbarende vormen aan.

Je kent het hier niet zei zij en
stoofde een rode poon voor mij
in de tuin. Uit een hoog raam
krijste een onwillig kind.
De stad in hoeft niet, zei ze,
je moet de stad opvreten.

Onder de beuk klonk getinkel
van krachtig geheven glazen.
In de verte het lawaai dat op
straat verlangde naar mij.

[p. 38]

Etenstijd

Zijn oren trillen, het tere
onderkaakje trekt, hij
mekkert in een droom van
getafel met verse mussen.

Eigenlijk wil hij de
kwikstaart die naast het
huis in hoog opgeschoten
gras de was doet.

Ratelmessen scheren zijn
sluiptapijt en ontbloten
hem: gecyperd beest -
zijn veld wordt klein.

Met handenvol baksteen en
intimiteit van vacht en veren
beeft een man bij het
doodslaan van de buit.