[Nummer 3]
Voorwoord
Twaalf jaar geleden kwam De Tweede Ronde met een Israël-nummer dat vooral kopstukken van de Hebreeuwse literatuur aan het woord liet. Dit nummer is in twee opzichten anders. Ten eerste worden auteurs geïntroduceerd die nog weinig bekend zijn in Nederland; ten tweede wordt het begrip Israëlische literatuur ruimer opgevat. De Palestijnen Emile Habiebi en Salman Masalha laten zien dat de politieke integratie in Israël dan wel halfslachtig mag zijn, maar dat de integratie op literair niveau veel verder is: Habiebi kreeg de Israëlische Staatsprijs voor Literatuur, Masalha schrijft poëzie in het Arabisch zowel als het Hebreeuws.
In dit nummer is proza en poëzie bijeengebracht van Hebreeuwstalige Israëli's, van Palestijnse schrijvers die de Israëlische nationaliteit hebben of althans (in het geval van Darwiesj) hebben gehad, en van nog een derde groep die een eigen literaire identiteit bezit: de Russische immigranten van joodse afkomst die in het Russisch schrijven. De Russische immigranten vormen 15% van de bevolking (één miljoen mensen) en produceren zoveel kranten, tijdschriften en boeken in het Russisch dat een vergelijking met de literaire bloeitijd van de Russische emigratie in West-Europa, tussen de beide wereldoorlogen, voor de hand ligt.
Vanwege de drieledige benadering was het gewenst onze gangbare, alfabetische volgorde in rubrieken los te laten. Daarvoor in de plaats vindt men in dit nummer de rubrieken ‘Hebreeuws’, ‘Arabisch’ en ‘Russisch’; ze worden elk ingeleid met een overzichtsartikel dat een beeld geeft van nieuwe ontwikkelingen in de betreffende literatuur. De rubrieken zelf bieden een representatieve steekproef: drie ‘Hebreeuwse’ verhalen, drie ‘Arabische’ en één ‘Russisch’ romanfragment; werk van zes dichters vertaald uit het Hebreeuws en van vier vertaald uit het Arabisch; de Russische poëzie in Israël is vertegenwoordigd met de humoristische ‘Gorrekes’ van Igor Goeberman. Wij vestigen speciaal de aandacht op het verhaal ‘Jehosjoea’ van Avner Schatz, vermoedelijk het eerste ‘postmodernistische’ verhaal in DTR, waarbij de lezer zelf kan kiezen uit diverse voortzettingen.
Het Nederlandse gedeelte in dit nummer behoudt de vertrouwde rubrieken. In Nederlands proza beschrijft Lisette Lewin in ‘Sint-Petrusvis’ de Heilige Land-industrie; van Hein-Anton van der Heijden en Jan Schotte verwelkomen we een nieuw verhaal. L.H. Wiener levert een grimmige autobiografische bijdrage. Er is, in Nederlandse poëzie, werk van acht dichters, en in Light Verse, van nog cens zeven. H.J. Bosman en Drs. P hebben zich door het Israël-thema laten inspireren. Gastredacteuren van dit nummer waren Shulamith Bamberger en Richard van Leeuwen, die ook het meeste werk hebben vertaald; naast hen verdienen Hans Boland en Haya Hoffman een speciaal woord van dank.
Redactie