De Tweede Ronde. Jaargang 19
(1998)– [tijdschrift] Tweede Ronde, De–
Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 173]
| |
Vier gedichten
| |
NimbusAuch eines von diesen Worten,
die sich davongemacht haben, lautlos.
‘Nebelhülle der Götter auf Erden.
Strahlenglanz.’
Nur unter Meteorologen
fällt es noch, gelegentlich,
wenn tiefhängende Regenwolken
über die Chemiesteppe ziehen.
An solchen Tagen gehe ich gern
ins Museum, oder, im Hochsommer,
in eine Kirche, wo es kühl ist,
und betrachte ungläubig
die Heiligenscheine.
| |
[pagina 174]
| |
Wat de artsen bewerenDe Heimlich-handgreep,
een plotse druk
op de maagholte,
kan zeer nuttig zijn.
Manuel Garcia,
beroep: zangleraar,
was de eerste (1855)
die in een spiegel
zijn eigen stembanden
zag trillen.
Alles waar we de mond van vol hebben,
biedt diepe inzichten:
keelklep, tongfollikels,
het blinde groefje,
openers en sluiters.
De artsen weten:
verlamming
en verlamming
is twee.
De artsen beweren:
nieren en hart
zonder smart
zijn stom.
| |
Was die Ärzte sagenDas Heimlich-Manöver,
ein plötzlicher Druck
auf die Magengrube,
kann sehr hilfreich sein.
Manuel García,
Gesanglehrer von Beruf,
war der erste (1855),
der in einem Spiegel
die eigenen Stimmbänder
zittern sah.
Was man alles im Mund führt,
lässt tief blicken:
Kehldeckel, Zungenbälge,
das blinde Grübchen,
Öffner und Schliesser.
Die Ärzte wissen:
schlaffe Lähmung
und straffe Lähmung
sind zweierlei Stiefel.
Die Ärzte sagen:
Herz und Nieren,
wenn sie nicht schmerzen,
sind stumm.
| |
[pagina 175]
| |
Inzake de kwestie van reïncarnatieDe vlieg stoort mij.
Ik bekijk de vlieg,
beschrijf haar,
hoe ze haar tasters beweegt,
die drieledige
dikgevederde voelers,
hoe ze zoekt, zuigt, schept
met de vlezige labellen
van haar slurf. De vleugels,
asgrauw geaderd,
glanzend geschubd,
glinsteren in het licht.
Tarsen, klauwen, borstels
trillen van energie.
Met de tweemaal vierduizend lenzen
van haar reusachtige ogen
staart ze mij aan.
Wat is ze behaard!
Het stoort haar niet
dat ik haar beschrijf.
| |
Zur Frage der ReinkarnationDie Fliege stört mich.
Ich betrachte die Fliege,
beschreibe sie,
wie sie ihre Taster rührt,
die dreigliedrigen,
dicht gefiederten Fühler,
wie sie sucht, saugt, schöpft
mit den fleischigen Endlippen
ihres Rüssels. Die Flügel,
aschgrau geädert,
glänzend geschuppt,
flimmern im Licht.
Tarsen, Klauen, Borsten
zittern vor Energie.
Mit den zweimal viertausend Linsen
ihrer riesigen Augen
betrachtet sie mich.
Wie behaart sie ist!
Es stört sie nicht,
dass ich sie beschreibe.
| |
[pagina 176]
| |
[Vervolg Nederlands]Op die andere vlieg, hier,
op mijn tafel, in barnsteen,
die geen van ons gestoord heeft,
gelijkt ze als twee druppels water.
Hoe is ze erin geslaagd weer te keren
na honderden miljoenen
generaties?
Volkomen onveranderd vibreert
haar zwart geruite achterlijf.
Ze stoort mij.
Ik jaag haar weg -
deze, niet die andere vlieg.
Bij haar volgende wederkeer
zal er niemand meer zijn
om te beschrijven
hoezeer deze op gene vlieg gelijkt.
Het stoort mij niet
dat er niemand zal zijn
om haar weg te jagen.
| |
[Vervolg Duits]Der anderen Fliege, hier,
auf meinem Tisch, im Bernstein,
die keinen von uns gestört hat,
gleicht sie aufs Haar, aufs Haar.
Wie ist sie zurückgekehrt,
nach aberhundert Millionen
Geschlechterfolgen?
Vollkommen unverändert vibriert
ihr schwarz gewürfelter Hinterleib.
Sie stört mich.
Ich verscheuche sie -
diese, nicht jene Fliege.
Bei ihrer nächsten Wiederkehr
wird niemand mehr dasein,
um zu beschreiben,
wie die Fliege der Fliege gleicht.
Es stört mich nicht,
dass kein Mensch dasein wird,
um sie zu verscheuchen.
| |
[pagina 177]
| |
Terugblik op de schilderkunstPeniculus, kleine penis, in het Nederlands:
penseel, bekend sinds het stenen tijdperk.
Riet, zijde, mensenhaar, struisvogelveren,
alles ten dienste van de kunst
in veer- en penneschachten gevat.
De witte ever, de haas, de beer,
ook eekhoorn, sabel en das,
bever, visotter, hermelijn:
altijd al moesten zij veren laten
voor slepers en spalters,
kattentongen, biezentikkers, punt-, waaier-
en oliepenselen. Ja, dat was
ongetwijfeld allemaal nodig, dat alles bestond,
toentertijd, toen er nog schilders waren die schilderden.
| |
Ein Rückblick auf die MalereiPeniculus, kleiner Penis, zu deutsch:
Schwänzchen, schon aus der Steinzeit bekannt.
Schilf, Seide, Menschenhaar, Straussenfedern,
alles zu Diensten der Kunst
in Kiele und Posen gefasst.
Der weisse Eber, der Hase, der Bär,
auch Eichhörnchen, Zobel und Dachs,
Biber, Fischotter, Hermelin -
immer mussten sie Haare lassen
für Anschiesser- und Staffier-,
Stutz-, Spreng-, Spitz-, Öl-
und Borstenpinsel. Ja, ohne Zweifel,
das alles war nötig, das alles gab es,
damals, als es noch Maler, die malten, gab.
|
|