‘Hoe wilt u ze kopen als u niet eens de maat weet?’
‘Wat kan u dat schelen? Ik wil ze bekijken.’
‘Wat heeft het voor zin om ze te bekijken? Straks wil iedereen ze nog bekijken...’
‘Zeg, lieve schat,’ maakte Sergej zich kwaad, ‘ik vraag toch niet om uw directoire te mogen zien, dat wil ik helemaal niet, ik vraag u om me de laarzen te laten zien die daar liggen.’
‘Houd uw fatsoen, geen onbeschoftheden. Ze zuipen zich een stuk in hun kraag, en beginnen dan hier...’
‘Waar beginnen ze mee? Wie begint er? Heeft u me soms getracteerd, dat u dat zo goed weet?’
De verkoopster smeet een laars voor hem op de toonbank. Sergej pakte hem, draaide hem om en om, kraakte met het chroomleer en tikte met zijn nagels op de glanzend gelakte zool. Voorzichtig ging hij met zijn hand in het binnenste.
Zo zacht als een veren bed, bedacht hij vol vreugde.
‘Precies vijfenzestig roebel?’ vroeg hij.
De verkoopster keek hem kwaad en zwijgend aan.
God nog aan toe, verbaasde Sergej zich. Ze haat me gewoon. Waarom?
‘Ik neem ze,’ zei hij haastig, opdat de verkoopster wat sneller zou bijdraaien. Hij nam haar aandacht immers niet voor niets in beslag, hij kocht de laarzen toch. ‘Moet ik u betalen of de kassière?’
De verkoopster bleef hem aankijken en zei zacht: ‘Bij de kassa.’
‘Precies vijfenzestig roebel of ook nog kopeken?’
De verkoopster keek hem nog steeds aan; in haar ogen stond, toen Sergej wat aandachtiger keek, inderdaad een blinde haat te lezen. Sergej werd bang... Hij zette zwijgend de laars neer en liep naar de kassa. Wat wou ze nou? Was ze gek geworden, om zich zo kwaad te maken? Zo kon je vroegtijdig verzuren.
Het bleek vijfenzestig roebel precies te zijn. Zonder kopeken. Sergej overhandigde de bon aan de verkoopster. Hij durfde haar niet in de ogen te kijken, maar richtte zijn blik op een punt iets boven haar platte boezem. Ze is waarschijnlijk ziek, dacht Sergej meewarig.
De verkoopster nam de bon niet aan. Ze keek Sergej aan... Sergej keek haar opnieuw in de ogen. Nu stond in de ogen van de verkoopster niet alleen haat te lezen, maar ook nog een vreemd soort genoegen.
‘De laarzen alstublieft. Ze zijn van mij.’