De Tweede Ronde. Jaargang 19(1998)– [tijdschrift] Tweede Ronde, De– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 45] [p. 45] Nederlandse poëzie [pagina 46] [p. 46] Vijf gedichten Bernd Bevers Voor Nico S. Al tien jaar, vriend, en nog altijd zijn mijn dagen geteld en mijn nachten gewogen en jouw jaren voorbij en nog, vriend, vind ik jouw gezicht terug in mijn gezichten en jouw woorden in mijn mond. Al tien jaar, vriend, klimt hier het licht op hoge poten over deze stad en haar rivier die onze sporen heeft gewist met tijd, met niets dan tijd. Zie mij hier lopen, vriend, in mijn verliezersjas, nog altijd antwoord zoekend op de vragen, nog altijd spugend op de antwoorden in een kinderhand. [pagina 47] [p. 47] Zeven jaren In dit koelste hoekje van de tuin, in de schaduw van zeven generaties kerstbomen, van zeven jaren, waarvan we alleen het eerste zullen onthouden, met reclameboodschappen cirkelend in de wolkenloze nok van de zomer, de zevende zomer, en lachsalvo's uit open ramen, is het werkelijk of geluk bestaat uit zo weinig als vaak wordt beweerd, maar oneindig gecompliceerd in de samenstelling van zijn elementen en volkomen onberekenbaar anderzijds. Daar kan ook het kleine pluizige kadaver van de vogel, waar mieren bedrijvig in en uit lopen als klanten van een zelfbedieningswinkel, niets aan af doen. [Glasscherven overal. Stukjes hemel] Glasscherven overal. Stukjes hemel die op de aarde gevallen zijn dacht ik als kind en hield ze vast onder de dekens. Naast vonken uit de regenboog en een formule om te vliegen. Nu stap ik er overheen of trap ze achteloos verder de grond in, met schoenen driemaal zo groot op weg in tegenovergestelde richting en erboven een gezicht dat langzamerhand zelf van glas begint te worden, zo wit en breekbaar, maar minder doorzichtig. [pagina 48] [p. 48] [Opnieuw de oude vraag] Opnieuw de oude vraag hoe deze avond in te richten; als een dronken wiel door de straten te gaan of de herinnering diep in een verleden naar keuze te steken. Duidelijk zie ik voor me hoe je het haar achter de oren strijkt, in gedachten wegdrijvend alsof je de snaren stemt van een verre muziek. In elk café zit wel zo iemand in een wolk van gekwebbel en gulzige blikken alleen te zijn. Maar jij bent het niet. Jij bent het allang niet meer. Dus doe ik je maar plaatsvervangend in een ander lichaam, in een andere avond vanavond, en laat je zitten waar je zit. [Teruggekomen van weinig] Teruggekomen van weinig schuif je aan in een middag van niets. Tussen de scheve koppen met de schuine verhalen, nippend aan het brakke sap van een bitter gelijk. Nevel klimt traag langs de daken, twee sterren op de vlag van de avond, in glimmende straten knippert verlaten de koude kermis van het oude gemis. Vorige Volgende