De Tweede Ronde. Jaargang 19
(1998)– [tijdschrift] Tweede Ronde, De– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 110]
| |
Het recht om te blijven staan
| |
[pagina 111]
| |
Als de conductrice daarop - hetgeen heel goed mogelijk is - zou antwoorden dat zij die lompe toon niet accepteerde, zou ik, nog altijd beleefd, of misschien ook niet zo beleefd, maar in ieder geval met beheerste kalmte zeggen: ‘Beste mevrouw, van mij mag u groen uitslaan of een kale kop krijgen, als u bovenal uw mond maar houdt, want u doet niets anders dan de reizigers beleren, lastig vallen en beledigen.’ Als zij vervolgens - zoals al eens eerder is gebeurd - zou antwoorden: ‘Meneer, als u nog één woord op die toon tot mij durft te spreken, roep ik de politie,’ zou ik haar van repliek dienen met: ‘Geachte mevrouw, roept u gerust de hele politie, het leger en de brandweer, en voor mijn part ook nog een aantal pantsereenheden, maar dan nog ga ik niet weg van deze plek, want ik heb het recht om die te bezetten, net als elke andere reiziger op deze wereld.’ Welnu, als ze inderdaad kans zou zien om een agent te roepen, en de agent zou erin slagen in de overvolle bus te stappen, en hij zou het wagen mij ter verantwoording te roepen, dan zou ik zonder een spoor van irritatie, maar daarom niet minder vastberaden tegen hem zeggen: ‘Beste man, je kunt doodvallen!’ Waarop hij - en ook dit is niet onmogelijk - zou antwoorden: ‘Als uwe hoogheid een dergelijke toon aanslaat, ben ik genoodzaakt u mee te nemen naar het bureau,’ en daarop zou ik, aangezien er ook aan mijn geduld grenzen zijn, tegen hem zeggen: ‘Beste man, jij brengt mij helemaal nergens heen, want ik zal jou zo meteen ergens heen brengen, waar jij je heel erg ongelukkig zult voelen. Ik zal daar namelijk met mijn twee voeten net zo lang op jouw buik springen, tot er geen greintje lucht meer in zit en alle lust tot verdere dreigementen je is vergaan.’ Daarna - en het is niet alleen voorstelbaar, maar ook erg waarschijnlijk dat het zo zou gaan - zou de politiecommandant aan wie ik zou worden voorgeleid, mij de les lezen met de woorden: ‘Kijk eens, meneer, u ziet eruit als een beschaafd mens, uw kleding en uw optreden doen een evenwichtig man vermoeden. Hoe kon u dan zulke dingen zeggen tegen een agent die alleen maar zijn plicht deed, toen hij een werkende vrouw in bescherming nam die ook niets anders deed dan met de grootst mogelijke hoffelijkheid haar plicht doen?’ Daarop zou ik echter niet eens antwoorden, want ik heb een hekel aan discussiëren, maar ik zou een stap achteruit doen, ik zou de gulp van mijn broek losknopen en ik zou daar in die kamer in het districtsbureau gewoon een plas doen op | |
[pagina 112]
| |
het tapijt, dat overigens al bezaaid was met inktvlekken en vetspatten, en als ik klaar was, zou ik mijn broek dichtknopen en alleen maar zeggen: ‘Alstublieft, commandant, dit is mijn antwoord.’ Als na dit alles - en ook dit behoort tot het rijk der mogelijkheden - het hoofd van een psychiatrische inrichting met geforceerde tederheid tegen mij zou zeggen dat ik mijn ogen moest sluiten, mijn hand naar voren moest steken en langs een denkbeeldige rechte lijn op hem af moest lopen, zou ik mijn ogen niet sluiten, ik zou mijn hand niet naar voren steken, maar ik zou wel langs die denkbeeldige lijn op hem aflopen en ik zou hem zo'n trap in zijn buik geven dat hij achterover over zijn bureau zou duikelen. En dat is nog niet alles. Want als vervolgens de potige verpleger die achter mij stond zich op mij zou storten en zou proberen mij tegen de grond te drukken, zou ik, die daar gelukkig op bedacht was, hem zo hard tegen zijn scheenbeen schoppen dat hij in zijn volle lengte op de vloer zou vallen, en dan zou ik hem zo stevig in de houdgreep nemen dat hij geen vin meer kon verroeren, en daarna zou ik zijn ogen uitsteken door mijn beide duimen van opzij, beter gezegd vanuit de ooghoeken stevig in de oogkassen te drukken, zodat zijn ogen met een zachte plop van hun plaats zouden springen. Daarna zou ik voor alle zekerheid ook nog zijn hersenen eruit laten spatten, en nadat ik aldus de weg vrij gemaakt had, zou ik mijn aktentas pakken, ik zou naar buiten gaan en ik zou een taxi nemen, zodat ik op tijd thuis zou zijn om mijn vrienden met gepaste gastvrijheid te kunnen ontvangen. |
|