De Tweede Ronde. Jaargang 19
(1998)– [tijdschrift] Tweede Ronde, De– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 91]
| |
1944
| |
BeeldBleke lichtsprieten over de betrokken hemel nerveus heen en weer glijdende lichtcirkels een glinsterend lichtinsect in de schaar van twee lichtsprieten een tros lichtbloemen gedropt per parachute stroperig stromende schaduwen de hoek van het huis pikzwart op de straatstenen geprojecteerd losgeschoten onschuldig witte plukjes rondom het lichtinsect oplichtende mondingsvuren dof kanongerommel regenachtig grijs getik van granaatsplinters. | |
PaardenHij mocht met de twee paarden de portiek niet meer in; beide trokken zenuwachtig met hun hoofd: voor een paard was de zin van deze glasregen niet te begrijpen. Tussen de twee paarden in, met de halsters in zijn hand, bekeek ook hij de wereld door de ogen van een paard. | |
[pagina 92]
| |
De huizenSchool in puin, aan de voet van de BurchtObject van mijn haat en liefde. Op één verdieping na in de oorspronkelijke staat hersteld. | |
WoongebouwGetroffen door vijfendertig granaatinslagen en door artillerievuur. Binnen was alles kapot. Op nummer zes, één hoog, bleef aan de muur aan de straatzijde een grote wandspiegel gespaard. | |
De muurDe vermoeide Georgiër peuterde met een losse bajonet afwezig in de keldermuur. Er viel een baksteen uit en daarmee het geld van de kruidenier uit het pand. De Georgiër hoefde het geld niet; hij was van het front naar achter gekomen om een sigaretje te roken; wie maar wilde kon een handvol pengô's van hem krijgen. Ook de bleke kruidenier. De gepensioneerde politieman ging twee keer vragen. Daarna moest hij naar de hoek van het huis om een kanon te duwen. Daar stierf hij, aan het front, terwijl hij een sigaretje aan het draaien was. Hij kon het doosje niet meer in zijn zak terugstoppen. Zijn tabak werd onbruikbaar. | |
De dodenDe lindeHet was een jonge linde, nauwelijks een arm dik. Zij was door een vrachtwagen aangereden, de bumper had de bast in flarden van haar stam gescheurd, ze was afgebroken en op een stamlengte afstand neergesmeten. Ze lag daar achterover op de stoep, naakt, met gespreide takken... De vrachtwagen was na het ongeluk doorgereden. Niemand dekte haar af met kranten. | |
[pagina 93]
| |
De terdoodveroordeeldeHij werd vroeg in de ochtend uit zijn bed gehaald: hand- en voetboeien om terwijl hij nog in zijn onderbroek stond. Men las hem het vonnis voor. Daarna de motivatie. Daar ter plekke. Tot slot dat hij gratie had gekregen. Hij stierf een natuurlijke dood. Daar ter plekke. | |
De gewondeZijn beide handen en voeten waren door de explosie afgerukt, zijn borst was verbrand. Hij was blind geworden. Voor hij stierf lag hij een week lang ritmisch te jammeren, dag en nacht. Hij was bijna gered. | |
De vaandrig in de StadstuinHij zat tegen een boom, met zijn officiersjas correct tot boven dichtgeknoopt. Zijn linkerbeen had hij met gebogen knie omhooggetrokken. Zijn hand lag op zijn knie. Hij had geen zichtbare verwondingen. Ook zijn gezicht verried geen pijn. Enkel verrassing. De volgende dag zat hij te grimassen. De derde dag werd hij geel. | |
De Duitser aan de PasarétwegHij lag op de stoep. Zijn hoofd hing over de rijweg. Zijn identiteitsplaatje verried dat hij zeventien jaar oud was en afkomstig uit Würzburg. Zijn ogen verrieden dat hij er niets van begreep. Er viel ook niets te begrijpen. | |
De Duitser op het kruispuntToen ik hem voor het eerst zag, was er nog maar één tank over hem heen gereden: zijn lichaam was uit het uniform gebarsten, hij zag eruit als een onbeholpen kindertekening van een veldgrijs poppetje op een geelrode achtergrond. Op vaalwit papier. Er reden veel voertuigen daar; de volgende dag had hij zijn figuratieve karakter totaal verloren. | |
[pagina 94]
| |
De vlasovistHij was een Rus; in een Duits uniform. Later was hij niets meer. | |
De pianistEr werd lange tijd naar hem gezocht, men wist niet waar hij was gebleven. Hij werd voor het huis gevonden, onder de sneeuw. Iemand was op zijn rechterhand gestapt, waardoor zijn lichaam zich draaide en zijn tot vuist gebalde linkerhand uit de sneeuw omhoogstak. Het vroor hard; zonder pikhouweel was het moeilijk hem te begraven. Bovendien was de garderobekast waarin ze hem hadden gelegd ook nog eens veel te groot. | |
Het lijk uit de MarosstraatHet kwam onder het puin van drie verdiepingen vandaan, na een hele tijd. Ik weet niet wat voor iemand het geweest was. Het hoofdloze restant van een mens in stoffige vodden. Het beeld is me niet bijgebleven, alleen de geur. | |
MassagrafZe groeven twee kuilen: in de ene gooiden ze de Hongaren, in de andere de Duitsers en de dode paarden. Duitsers én Hongaren veelal blootsvoets: toentertijd waren schoenen met hele zolen een waardevol bezit. |
|