| |
| |
| |
De hel in de letteren, een paradijs van welsprekendheid
Gerard de Vries
De duivel is slecht toegerust voor zijn taken: het inboezemen van angst en het verleiden van de mensheid tot het kwade. Hij is uitgerust met bokkepoten, de hoektanden van een everzwijn, een apestaart en een zwembadmuts, en met de verse sporen van een langdurig verblijf op een barbecue. Deze hilarische uitmonstering vormt voor zijn functioneren een niet geringe handicap, die enigszins wordt gecompenseerd door zijn vermogen om van gedaante te kunnen verwisselen. De reizen die de duivel naar de aarde maakt voor het vinden van nieuwe slachtoffers, moeten hem niet onwelkom zijn. In de hel is het immers slecht toeven vanwege de hoge temperaturen die er heersen. In de hel, die Othello als zijn onvermijdelijke bestemming ziet - ‘whip me, ye devils.... roast me in sulphur’ - is sprake van ‘gulfs of liquid fire.’ Dit vloeibare karakter krijgt in Coleridge's The Ancient Mariner een nog tegennatuurlijker aanzien want op de plaats waar de vervloekte zeeman op zijn reis verblijft, ‘more horrible than heil,’ brandt zelfs het zeewater. Nog erger dan als een onmetelijke vuurzee gaat de hel van Milton tekeer: ‘what, if all / her stores were open'd and this firmament / of hell should spout her cataracts of fire.’ Maar zelfs dit hellevuur wordt nog intenser in de ‘lithophanic eternities’ die Humbert uit Lolita als terechte toekomst voor zich ziet. Het adjectief ‘lithophanic’ komt niet in Engelse woordenboeken voor. Het verwijst naar de temperatuur die nodig is om zand in glas om te zetten, zo'n 1300° C.
Dergelijke hitten gloeien ook in Dante's hel. Waar het in de buitengewesten nog slechts vuur ‘regent’ (Inf., XIV) zien we dat het in de diepste krochten der hel neerstromende vuur de gelijkenis krijgt van ‘glas’ (Inf., XXXII, r. 24). In dit deel van de hel, de negende kring, zitten de bewoners namelijk vastgevroren in ijs. Een hunner is graaf Ugolino die wordt gepresenteerd in wat de meest aansprekende passage van de Divina Commedia schijnt te zijn: ‘we waren al een heel eind van hem vandaan toen ik twee verdoemden zag die in een en hetzelfde gat zaten vastgevroren, met dien verstande dat
| |
| |
het hoofd van de een diende als hoed voor de ander. En zoals men, wanneer men honger heeft, gulzig in een stuk brood hapt, zo zette de bovenste zijn tanden in de onderste op de plaats waar hersenpan in nekwervel overgaat.’ (Inf., XXXII, 124-129; citaten uit de prozavertaling van Frans van Dooren).
De fijnproever is graaf Ugolino en zijn voedselbron is aartsbisschop Ruggieri. Maar waarom zijn beiden tot de hel en tot elkaar veroordeeld? Graaf Ugolino maltraiteerde de inwoners van Pisa waarover hij een tijdlang het bewind voerde. Hij werd daarom afgezet door de aartsbisschop, die hem met zijn zonen en kleinzonen in een toren opsloot, waar zij de hongerdood stierven. Als Ugolino's misdaden zo ernstig waren, waarom moet dan zijn wreker zijn lot delen? En als de strafmaatregel van Ruggieri te zwaar was, waarom wordt dan Ugolino's leed in de hel verlengd? Moeilijk verklaarbaar is het verblijf in de hel van Francesca da Rimini, de bekendste figuur uit het eerste deel van de Commedia. Francesca werd verliefd op de broer van de man aan wie ze werd uitgehuwelijkt en tussen beiden ontstond een schuchtere liefde. Pas toen ze samen lazen hoe Lancelot koningin Guinevere kuste, gaven zij toe aan hun liefde. ‘Terwijl de ene ziel dit zei, huilde de andere, met als gevolg dat ik door de diepe ontroering die dit verhaal bij mij teweegbracht, buiten bewustzijn raakte alsof ik stierf.’ (Inf., V, 139-141).
Waarom zijn deze twee zielen gedoemd? Was Dante's grote liefde, Beatrice, ook niet getrouwd? Waarom ontmoeten zij elkaar dan in het paradijs? Maakt het al dan niet consumeren van de liefde zoveel verschil? De bezetting van Dante's hel kent wel meer raadselachtige gevallen. Met name kerkbestuurders nemen opvallende plaatsen in. We ontmoetten al aartsbisschop Ruggieri. Naast hem zijn er ook nog twee kardinalen, alsook paus Anastasius en paus Nicolaas III. Ik denk dat Dante weinig anderen heeft geraadpleegd en zijn eigen persoonlijke selectie heeft gevolgd.
Voor het verschil tussen goed en kwaad is wellicht nog wel een gemeenschappelijke formulering te vinden. Maar het onderscheid tussen goeden en kwaden valt voor ieder mens anders uit. ‘The mind is its own place, and in itself / can make a heav'n of hell, a hell of heav'n’, zegt Milton; een echo van Shakespeare's dictum ‘there's nothing either good or bad, but Thinking makes it so.’ In de Griekse mythologie heeft dit onderscheid weinig betekenis voor de rollen die de goden er kregen toebedeeld. Hades, hoewel zelden
| |
| |
uitgenodigd op de Olympus waar zijn broer Zeus zetelt, heeft het niet slecht getroffen in zijn dodenrijk. Het paleis dat hij met zijn aantrekkelijke echtgenote Persephone bewoont, is gelegen naast lommerrijke waterpartijen. Hij berijdt een gouden karos getrokken door een vierspan. Zijn onderdanen vinden in de Elyseïsche velden een goed onderkomen, alhoewel boetedoeners genoegen moeten nemen met een verblijf in de Tartaros, een oord waar de duisternis heerst. Nuances in het oordeel over de bewoners van de hel zijn dus op hun plaats. Milton is beschuldigd van teveel onpartijdigheid in zijn schildering van de satan, die hij een ‘courage never to submit or yield’ toekent, als ook een ‘unconquerable will.’ De oorzaak van het verzet van de helbewoners is gelegen in onvrede met hun verblijfplaats die inderdaad nogal wat ongemakken kent:
The present misery, and render hell
More tolerable; if there be cure or charm
To respite, or deceive, or slack the pain
vragen zij zich af. In Byron's Cain relativeert Lucifer zijn fout, ambitie, door erop te wijzen dat het oordeel over combattanten wordt geveld door de overwinnaar: ‘a conqueror will call the conquer'd evil.’ Vondel's Lucifer dat twintig jaren eerder werd gepubliceerd dan Paradise Lost, werd vrijwel zeker door Milton gelezen. Maar hoeveel moeite zou Milton, die secretaris was van Cromwell's regering, gehad hebben met Vondel's mening dat Cromwell een ‘vermomde Lucifer’ was. Iedereen kiest nu eenmaal zijn eigen helbewoners. Ook de reden tot rebellie is bij Vondel een andere, namelijk jaloezie op de mens (zij het dat ambitie door jaloezie wordt gevoed):
Dan kuste hy zyn bruit, en zy den buidegom:
Dan ging de bruiloft in, met eenen wellekom
En brant van liefde, niet te melden, maer te gissen,
Een hooger zaligheit, die d'Engelen noch missen.
Hoe arm is eenigheit! Wy kennen geen gespan
Van tweederhande kunne, een jongkvrouw, en een' man.
Helaes! wy zyn misdeelt: wy weten van geen trouwen,
Van gade of gading, in een' hemel, zonder vrouwen.
| |
| |
De rebellie onder de helbewoners wordt zodoende begrijpelijk. Daar komt nog bij dat ze als gevallen engelen ook wel enig recht hebben op compassie. Tenslotte komen ze uit een goed nest, een omstandigheid die Daniel Defoe de volgende overweging ingaf. ‘What to me is more wonderful,’ zegt hij in zijn History of the Devil, ‘and which, I think, will be very ill accounted for, is: How came seeds of crime to rise in the angelic nature, created in a state of perfect, unspotted holiness? How was it first found in a place where no unclean thing can enter? How came ambition, pride or envy to generate there? Could there be offence where there was no crime? Could untainted purity breed corruption? Could that nature contaminate and infect which was always drinking in principles of perfection?’ Het antwoord zullen we wel nooit te weten komen, wellicht een reden voor Defoe om zijn vraag zo omzichtig en repeterend te stellen, zodat hierover in elk geval geen onduidelijkheid bestaat.
Naast alle begrip voor de beweegredenen van de duivels, verdient ook hun verdere werkwijze, althans volgens Milton's verslag, waardering. Het besluitvormingsproces verloopt voorbeeldig. Satan is gezeten
High on a throne of royal state, which far
Outshone the wealth of Ormus and of Ind
Or where the gorgeous east with richest hand
Show'rs on her kings Barbaric pearl and gold,
en nodigt, na een korte inleiding, zijn bondgenoten uit deel te nemen aan de beraadslagingen:
We now debate; who can advise, may speak
Achtereenvolgens voeren Moloch, Belial en Mammon het woord. Men bepleit een defensieve taktiek:
To peaceful counsels, and the settled state
Or order, how in safety best we may
Compose our present evils, with regard
Of what we are and were, dismissing quite
| |
| |
Men schuwt de confrontatie met de hemelse heerscharen die onder het commando van Michael staan. Dan stelt Beëlzebub voor het gevechtsterrein te verlagen naar de aarde waar de mens juist zijn intrede heeft gedaan:
Seduce them to our party, that their God
May prove their foe, and with repenting hand
Dit voorstel ontmoet veel instemming:
Pleased highly those infernal states, and joy
Sparkled in all their eyes; with full assent
Kortom een exemplarische overlegstructuur, een hels poldermodel avant la lettre. Een mooi en onverwacht detail is de ‘vreugde die in hun ogen twinkelt.’ Of dit nu het gevolg is van tevredenheid over de bereikte uitkomst of over de eensgezindheid waarmee deze is verkregen, is niet zo belangrijk. In het laatste geval heeft het zelfs iets vertederends, maar ook in het eerste geval is het een bewijs van geciviliseerd gedrag. Zou krijgsgehuil en anticiperend leedvermaak immers niet meer in de rede hebben gelegen?
De hel als een soort debatingclub is een indruk die men ook overhoudt van Byron's Satanische drama's Manfred en Cain. Welbespraaktheid en spitsvondigheden lijken bepalend te zijn voor de afloop van het debat tussen Lucifer en Cain. De duivel die ons uit deze boeken tegemoet treedt is vooral een intellectueel, een begaafd orator, zij het met een bedenkelijk engagement.
De duivel als personificatie van het kwaad krijgt zo weinig reliëf. Wat oorlogen aan gruwelijkheden teweegbrengen, krijgt zelden een vervolg in de literatuur. Voor bestialiteiten is er geen plaats in de schone letteren. De duivels uit de literatuur zijn niet ontworpen om ons angst in te boezemen. Hoe kwijten zij zich van hun andere taak; de mens te verleiden tot het kwade? Het bekendste slachtoffer van de duivel is Faust, wiens bestaan, inspirerend beschreven in het zestiende-eeuwse Faustbuch, tot talloze bewerkingen aanleiding heeft gegeven waarvan de bekendste die van Marlowe en Goethe zijn. Marlowe's Faustus is bezwangerd door machtswellust:
| |
| |
Had I as many souls as there be stars,
I'd give them all for Mephistophilis
By him I'll be great emp'ror of the world,
And make a bridge thorough the moving air
Faustus verkoopt zijn ziel aan de duivel en krijgt daarvoor 24 jaren toverkunst in ruil. Zijn bekendste huzarenstukje is dat hij Helena van Troje te voorschijn haalt uit het rijk der overledenen:
Was this the face that launch'd a thousand ships?
Deze versregel en de passage die erop volgt: is vaak geprezen om zijn esthetische waarde. Toch blijft het curieus om schoonheid te willen afmeten aan het aantal schepen dat men in staat is zee te doen kiezen. Zou dan admiraal De Santa Cruz, van de Armada, niet de mooiste van alle mensen moeten zijn? Faustus' toverkunst helpt hem niet en aan het eind van de hem toegemeten jaren wordt hij door duivels meegevoerd.
Bij Goethe lijkt Faust's honger naar kennis van een puurdere soort te zijn, aanvankelijk niet bezoedeld met het streven naar macht.
Dass ich erkenne, was die Welt
lm Innersten zusammenhält,
Schau' alle Wirkenskraft und Samen
Und tu' nicht mehr in Worten kramen.
Ontevreden als hij is met de ontoereikendheid van zijn kennis, houdt hij het voor onmogelijk dat hij die dankzij Mephistopheles zo kan vermeerderen dat hij ooit in een situatie komt te verkeren waarvan hij, tevredengesteld, zal wensen dat ze zal voortduren. Zal dat moment waarop hij zal zeggen ‘Verweile doch! du bist so schön’ toch aanbreken, dan, zo luidt de weddenschap, staat hij ter beschikking van de duivel. Ook in Manfred staat ‘the quest of hid-den knowledge’ centraal.
Van de lezer wordt verwacht dat hij zich een wetenschappelijke belangstelling kan voorstellen die zulke vormen aanneemt dat ze tot de halsmisdaden moet worden gerekend. Dit heeft reeds veel vraagtekens opgeworpen bij Goethe's tijdgenoot, Coleridge: ‘The intended theme of Faust is the consequence of a misology, or
| |
| |
hatred and depreciation of knowledge caused by an originally intense thirst for knowledge baffled. But a love of knowledge for it-self, and for pure ends, would never produce such a misology, but only a love of it for base and unworthy purposes.’ (Terzijde zij opgemerkt dat zijn oordeel over Faust, 'much of which I thought vulgar, licentious and blasphemous,’ zo ongunstig was, dat ‘I need not teil you that I never put pen to paper as a translater of Faust.’) Men kan zich ook de vraag stellen of de tussenkomst van de duivel nodig is voor het verloop van de beide Faust-geschiedenissen. ‘Their is neither causation no progression in the Faust,’ vindt Coleridge. Had Faust zijn Gretchen en zichzelf niet even goed in het ongeluk kunnen storten zonder dat de duivel daaraan te pas was gekomen? Is het streven naar zoveel mogelijk macht al niet voldoende waarborg voor een onafwendbare ondergang? Maar in afwijking van het gebruikelijke verloop van opkomst en verval, kan de partner van de duivel nog proberen onder het contract uit te komen, wat nooit wordt toegestaan, of proberen zich van de duivel te bevrijden. Allen die zich door de duivel hebben laten strikken, proberen tot inkeer te komen waarbij zij erop rekenen dat de liefde hun zal verlossen. Zo gaat het in Melmoth the Wanderer, het horrorverhaal van Charles Maturin, die in ruil voor de onsterfelijkheid een pact met de duivel sluit en daar om deze reden weinig vreugde aan beleeft. In E.T.A. Hoffmann's Die Elixiere des Teufels is het de onbaatzuchtige liefde van Aurelia die Medardus van zijn vrijwillig verkozen bondgenootschap met de duivel bevrijdt. In de beide Faust-geschiedenissen zien we Helena en Gretchen in deze rol, maar zonder succes. In beide gevallen is de liefde niet onbaatzuchtig genoeg.
Voor Byron is een dergelijke liefde al helemaal ondenkbaar. Sterker nog, het soort liefde dat Byron propageerde was zodanig malicieus dat het de duivel eerder zou aantrekken dan afstoten. Robert Southey omschreef Byron's werk dan ook als behorende tot de ‘Satanic school, for though their productions breathe the spirit of Belial in their lascivious parts, and the spirits of Moloch in those loathsome images of atrocities and horrors which they delight to represent, they are more especially characterised by a Satanic spirit of pride and audacious impiety, which still betrays the wretched feeling of hopelessness wherewith it is allied.’ Dit oordeel valt wat scherp uit, maar aan de andere kant is er ook Byron's mening over zichzelf toen hij zijn vrouw na de huwelijksceremonie vertelde dat
| |
| |
zij met een duivel was getrouwd. De Byronic hero is een figuur met zoveel minachting voor zijn medemens dat diens ongeluk wordt ervaren als een bron van tevredenheid. Met zijn cynische en hautaine houding is hij even onverschillig voor de gevoelens van anderen als hij aandacht heeft voor die van hemzelf. De eigen geringste stemmingswisselingen en verlangens worden minutieus geregi-streerd en de vervulling van zijn behoeften dient ieders prioriteit te hebben. Niet voor niets is Byron's Don Juan de bekendste Don Giovanni uit de literatuur, een figuur steeds op zoek naar nieuwe slachtoffers van zijn ‘mad pursuit’ (Keats). Naast begeerte naar kennis is begeerte naar lust het tweede terrein waarop de duivel werkzaam is. In de rol van verleider zijn het nu geen intellectuele mannen, maar lieftallige dames die zijn doelgroep vormen. In Milton's Comus zien we de gelijknamige duivel aan het werk. In de gedaante van een fraaie herder probeert Comus een jongedame te verleiden. In veelgeprezen dichtregels met zoveel culturele verwijzingen en connotaties dat vrijwel elk woord in de loop van de eeuwen geannoteerd is, probeert de duivel haar te winnen:
Beauty is nature's coin, must not be hoarded,
But must be current, and the good thereof
Consist in mutual and partak'n bliss,
Unsavoury in th'enjoyment of itself.
‘It is much easier to conceive a good spirit than a bad one,’ schrijft Leigh Hunt in zijn A Treatise on Devils. Louter kwaadaardigheid, zegt Hunt, is eigenlijk onbestaanbaar. ‘The worse and more wicked we could suppose a creature to be, the more (not to speak it profanely) would be his excuse.’ Tout comprendre, c'est tout pardonner. Echte slechtheid moet uit het niets voorkomen, geen oorzaak kennen. De zoektocht naar deze vorm van het kwade, wreedheid zonder motief, bloeddorstigheid pur sang, is ondernomen door An-dré Gide. In Les caves du Vatican gooit de hoofdpersoon in een impuls zijn gesprekspartner uit de trein:
‘Lafcadio voelde hoe een afschuwelijke klauw hem in zijn nek greep en gaf een tweede stoot, nog ongeduldiger dan de eerste. De nagels van Fleurissoire scheurden Lafcadio's boordje, maar daarna vond hij niets meer om zich aan vast te houden dan de hoed van beverbont die hij met zich meenam in de nacht.’ (Vertaling Jef Last).
| |
| |
Het is de belangeloosheid van de misdaad waarnaar Lafcadio op zoek is. Net zoals verhalen met duivels vaak een hoogst onserieuze indruk maken, heeft ook Gide's roman het aanzien van een klucht. En zo is de roman ook opgezet, als een sotie. Niettemin is Gide als moralistische detaillist in dit luchtige kader wel degelijk op zoek geweest naar de misdaad als vrije expressie. Als men aan pure slechtheid behoefte zou hebben, moet men te rade gaan bij The Confessions of a Justified Sinner van James Hogg. Het is een weerzinwekkend boek want de afschuwelijke moordpartijen die er in worden beschreven, komen inderdaad zomaar uit het niets, uit de duisternis liever gezegd. Hier is wreedheid doel op zich, hier heerst vreugde om ‘the great work of reformation by blood’. De kwade genius is hier de ‘Wicked One’ geheten, een benaming die gelet op zijn daden nogal traditioneel en voorzichtig lijkt. Geen wonder dat Gide buitengemeen lovend over het werk is, hij vindt dat het fantastisch rijk materiaal bevat voor analisten van de menselijke geest. Minder stuitend maar toch ook bepaald onaangenaam om te lezen is het veelgeprezen Wuthering Heights van Emily Brontë. De wreedheden van Heathcliff zijn zo onbegrijpelijk dat de behoefte om ze te beschrijven verbazing wekt. Op het moment dat Heathcliff als klein kind zijn intrede doet, weet niemand iets van zijn afkomst. Maar zijn uiterlijk geeft aanleiding tot duistere associaties: ‘it's as dark almost as if it came from the devil’. Zijn echtgenote is wat duidelijker: ‘Is Mr. Heathcliff a man? If so, is he mad? And if not, is he a devil?’ Waar Heathcliff vandaan komt blijft onduidelijk, maar de herkomst van Wuthering Heights is minder moeilijk te plaatsen. Emily Brontë's vader kende Paradise Lost van buiten, zijzelfwas zeer belezen in Byron's gedichten, terwijl er ook nogal wat
gelijkenis is met Hogg's roman, die zij kende.
Zo is de duivel dan toch eindelijk in het dagelijkse leven op aarde terecht gekomen, waar hij trouwens ook vandaan komt. ‘How comes it, then, that thou art out of heil?’ vraagt Marlowe's Faustus, waarop het antwoord luidt: ‘Why, this is hell, nor am I out of it.’ Hogg's roman is een van de eerste waarin de dubbelganger zijn intrede doet: ‘a doublé with a man's own personal appearance, who in his name, and in his likeness, commits every atrocious crime of which he would never have believed himself capable,’ aldus Blackwood's Review in 1824 over Hoffman's Elixiere des Teufels. De slechtheid van de wereld werd in de persoon van de duivel geïsoleerd; de slechtheid van de mens wordt gescheiden van zijn bete- | |
| |
re ik door middel van een identieke wederhelft. Dit vermoeden van ongewenste innerlijke tweespalt blijkt uit het gedicht dat Emily Brontë in mei 1837 schreef:
‘T was grief enough to think mankind
All hollow, servile, insincere;
But worse to trust to my own mind
And find the same corruption there
De neiging om zich te separeren van datgene wat men van zichzelf minder vindt deugen, en dat onder te brengen in een dubbelganger, is een succesformule gebleken. In Dostojevski's Dubbelganger is het niet zozeer slechtheid die zich in zijn spiegelbeeld hergroepeert, alswel de verwoestende werking die zijn zieke geest op hem heeft. Geen wonder dat mijnheer Goljadkin in zijn dubbelganger de duivel ziet. In William Wilson van Poe is ook sprake van ‘another man within me that's angry with me.’ In Oscar Wilde's The Picture of Dorian Gray en Stevenson's The Strange Case of Dr. Jekyll and Mr. Hyde worden ook buitenstaanders het slachtoffer van de karaktersplitsing. Het jammerlijke van deze klonen is dat de betere de slechtere niet in de hand kan houden. Integendeel, de betere helft volgt de andere in diens ondergang. Het is de slechtste van alle werelden; het geweten van iemands betere ik moet berusten in de wandaden van zijn slechtere deel, en dat was toch niet de bedoeling. In de woorden van Alexander Pope:
Love, hope, and joy, fair pleasure's smiling train,
Hate, fear, and grief, the family of pain,
This mixed with art, and to due bounds confined,
Make and maintain the balance of the mind:
The lights and shades, whose well-accorded strife
Gives all the strength and color of our life.
|
|