dag moest spelen. Het is mij altijd een raadsel hoe de maandagkranten uitvoerige verslagen durven uitbrengen van de wedstrijden die voetballers en andere sporters de vorige dag gespeeld hebben. Een van de twee partijen wint, en wat dan nog? Pas als je zelf een van de twee bent, vind je het van belang, maar dan hoef je de uitslag ook niet in de krant te lezen. Ik won al mijn wedstrijden en werd, toen de zon al boven Houten begon weg te zinken, tot kampioen van de Tennisclub Rhijnauwen gekroond. De medaille die ik toen ontving bezit ik nog steeds. Getennist heb ik nooit meer, want steeds weer winnen is saai.
Ik had dus mijn ziel aan de duivel verkocht en ik heb er nooit een sekonde spijt van gehad. De gezichten van al die pedante zoontjes van Utrechtse notabelen en landadel uit de Utrechtse provincie, plus de gezichten van al die domstedelijke notabelen en provinciale edellieden zelf, waren het waard. Het wordt steeds zeldzamer, maar ik kom toch nog wel één keer in de drie jaar een oude man tegen die mij de hand schudt, en die zegt: ‘Tennis je nog?’, en dan zeg ik: ‘Hoe staan de kersen er dit jaar bij in Rhijnauwen?’
Over mijn ziel maakte ik mij geen zorgen. Daar had ik in mijn eerste zeventien jaar niks aan gehad, en ik zie niet hoe de duivel er misbruik van kan maken. Over het hiernamaals hoor je zelfs katholieken weinig meer. De laatste tijd hoor je veel en deftig over het ‘bewustzijn’ van de mens oreren. Volgens mij is dat een nieuwe naam voor wat we vroeger de ziel noemden. Net als de ziel heeft het bewustzijn vooral negatieve eigenschappen. Ten eerste bezitten de beesten geen bewustzijn, zoals ze vroeger geen ziel gegund werd. Ten tweede kan het bewustzijn niet stuk, het overleeft derhalve ons lichaam - een schrale troost maar kennelijk voor velen toch een aangename gedachte. Ten derde is het bewustzijn, net als de ziel, met geen enkel apparaat waar te nemen, te meten, te beproeven, te verbeteren.
Waarom is de duivel nooit meer aan mij verschenen? Omdat ik maar een enkele ziel bezit? Omdat die ene verschijning voor mijn hele leven voldoende was? Omdat hij vond dat ik wel een erg onnozele wens gedaan had? Omdat hij zich niet meer hoeft in te spannen en rustig achterover kan zitten om te kijken welke erge dingen wij allemaal doen? Ik weet het niet. Ik bewaar een goede herinnering aan hem. Het overkomt mij nog wel eens dat ik, in een ver land onder een douche staande, die lichte zwavellucht ruik.