De Tweede Ronde. Jaargang 18

[p. 173]

Vijf gedichten
Semjon Lipkin^*
(Vertaling Kees Jiskoot)

Mozes

Langs concentratiekampen, waar de
Nacht, als een kerker, slaaploos is,
En langs riolen, waar de aarde
Van drek en vuil vergeven is,

Langs ieder pad van Duitsers, Polen,
Sovjets, en menig ander pad:
Langs alle lijken, alle ovens,
Langs dood en al wie doodsangst had, -

Liep ik. En dreigend-plechtig maakte
Zich God voor 't eerst aan mij bekend,
Gasvormig in de vlammen blakend
In 't braambos, brandend zonder eind.

* Semjon Izrailjevitsj Lipkin (geb. 1911, in Odessa) staat bekend als vertaler uit oosterse talen en is als dichter tot in de jaren '90 actief gebleven (in 1991 verscheen zijn bundel Pismena). Hij is het thema van de Holocaust niet uit de weg gegaan.

[Russisch]

Тропою концентрацоинной,
Где ночь бессонна, как тюрьма,
Трубой канализационной,
Среди помоев и дерьма,

По всем немецким, и советским,
И польским, и иным путям,
По всем печам, по всем мертвецким,
По всем страстям, по всем смертям, -

Я шел. И грозен и духовен
Впервые Бог открылся мне,
Пылая пламенем газовен
В неопалимои купине.

[p. 174]

Gedenkplaats

Een schilder, Beier, blonde krullen
hij verft de openstaande ramen
en niets verraadt bij deze knul het
bestaan van enig zieledrama.

Daarbinnen staan in strenge orde
gedoofde ovens aangetreden.
Herauten van de as van morgen,
of tekens van een dood verleden?

Ik volg de kalme kwast en adem
de frisse lucht in van het najaar;
En angstig wervelen de blaren
rond Dachau, het voormalig Lager.

Памятное место

Маляр, баварец белокурый,
В окне открытом красит рамы,
И веет от его фигуры
Отсутствием душевной драмы.

В просторном помещенье печи
Остыли прочно и сурово.
Грядущих зол они предтечи
Иль знаки мертвого былого?

Слежу я спокойной кистью
И воздух осени вдыхаю
И кружатся в смятенье листья
Над бывшим лагерем Дахау.

[p. 175]

As

As was ik, koude as, en grijs,
een spraak-, vorm- en gedachtenloze,
maar ik begon de aardse reis
vanuit de moederschoot - de oven.

Niet wetend nog wat leven was,
noch ook voorbije dood bewenend,
Zo liep ik door het Beiers gras en
ontvolkte noodbarakken henen.

Kalm kwamen door het avond-land
VW's, Mercedessen gestroomd, en
ik fluisterde: ‘Ik werd verbrand.
Hoe moet ik in Odessa komen?’

Зола

Я был остывшею золой
Без мысли, облика и речи,
Но вышел я на путь земной
Из чреба матери - из печи.

Еще и жизни не поняв
И прежней смерти не оплакав,
Я шел среди баварских трав
И обезлюдевших бакаков.

Неспешно в сумерках текли
‘Фольксвагны’ и ‘мерседессы’,
А я шептал: ‘Меня сожгли.
Как мне добраться до Одессы?’

[p. 176]

De avond valt

Raakt de donkere eik ook het blauwe aan,
liever zoekt hij de aardbodem op.
Als 't sonnet dat gewijd werd aan Laura
hief hij veertien vertakkingen op.

In geheimtaal, welluidend, verwoordt hij
in zijn rustige dagboek van hout:
‘Ik was kind toen de dag werd geboren,
het wordt avond - en nu ben ik oud.’

Вечереет

Темный дуб достигает лазури,
Но земля ему стала милей.
Как сонет, посвященный Лауре,
Он четырнадцать поднял ветвей.

Он ведет на заветном и звонком
Языке свой спокойный дневник:
‘Был я утром сегодня ребенком,
Вечереет - и вот я старик’.

[p. 177]

Stroomstoring

De kookplaat, de radiatoren
verzaakten hun plicht. Bij de ruit -
de schemer, - in huis - daar bevroor je,
toch sloegen de vlammen me uit.

Alleen in mijn leunstoel, in 't duister,
ben ik niet tot kaarslicht geneigd,
maar wacht tot er schimmen verrijzen
in opperste spanning, en zwijg.

Ik voel in het diepst van mijn wezen
een stralende passie weldra,
een band met de wereld, met deze
een band ook met die van hierna.

In 't duister verhef ik me, roerloos,
en zelf word ik een en al kaars,
ik smelt en ik ween van vėrvoering,
al vlucht ik ook dageraadwaarts.

Выключили свет

Электроплита, батареи,
Служить перестали. В окне -
Темнее, в дому - холоднее.
Но вспыхнуло что-то во мне.

Один, в темноте, в своем кресле,
Зажечь не желая свечу,
Я жду, чтобы тени воскресли,
Всем телом я жду и молчу.

Я чувствую светлую страстность
Внутри существа моего,
И к здешнему миру прочастность,
И с миром нездешным родство.

Недвижный, во тьме я взлетаю,
Я сам превращаюсь в свечу.
И с радостью плачу, и таю,
Но утру навстречу лечу.