De Tweede Ronde. Jaargang 18

[p. 170]

Twee gedichten
Timoer Kibirov^*
(Vertaling Hans Boland)

't Is lente - met flonkerend lover,
alsof het uit stofgoud bestond,
met flarden van wolken erover
en water op blinkende grond.

Naar links en naar rechts zijn er bomen
en hier staat uw dienaar en knecht.
Hij kijkt naar de wolken daarboven
en kijkt ook naar links en naar rechts.

Ik zou op een wolk willen varen,
ach was ik maar licht als een kind.
Mijn borst met zijn grijswitte haren
zou ademen hoog op de wind.

Genietend en puur en tevreden,
door niets en door niemand gestoord,
de aarde van goud daarbeneden...
Zo'n kutzooi, vergeef me het woord,

zo'n lentesfeer, één platitude,
zulk dooiwater, ziek en onrein -
heel teder en klef en stupide
verzadigt, verstopt het mijn brein.

Wat hebben m'n wervels te melden?
Mijn kunstleren laarzen zijn lek.
Eén dagje, zo zoet, zoet en kwellend,
beangstigend, maakt een mens gek.

* De dichter Kibirov is geboren in 1955. Hij woont in Moskou. In de jaren negentig zijn er vier bundels van hem gepubliceerd.

[Russisch]

Столь светлая - аж золотая! -
весенняя зелень сквозит.
Вверху облака пролетают,
а снизу водичку блестит.

Направо,- налево деревья.
Вот тут - ваш покорный слуга.
Он смотрит направо, налево
и вверх, где плывут облака.

Плывите! Я тоЖе поплыл бы.
коль был бы полегче чуть-чуть,
высокому ветру открыл бы
уже поседевшую грудь!

И так вот - спокойный и чистый,
лениво вертя головой,
над этой землей золотистой...
Такой вот, простите, херней,

таксю вот пошлостыо вешней,
и мусорной талой водой,
и дуростью клейкой и нежной
наполнен мой мозг головной!

Спинной же сигналит о том, что
кирзовый ботинок протек,
что сладко, столь сладко - аж тошно,
аж страшно за этот денек.

август 1993

[p. 171]

Romance

Aan de oever. Een schimmerend beven,
rottend, rijkgekleurd loof in het gras,
een plat bierblikje - teken van leven
aan een overigens morsdooie plas.

Naar het zuiden vertrokken de ganzen
en jouw jeugd is vervlogen als zij,
aan de horizon, dampend en glanzend,
trekt jouw hele verleden voorbij.

'k Schaam me maar het kon erger, dus lâ maar.
Grauw, leeg, laat - en geen draad is meer droog
in dit negenendertigste najaar.
Brandt er licht op je flatje acht hoog?

De conclusie. Het zuur en de soda.
‘'t Is het leven.’ Daar hou ik het op,
ik herhaal mijn voormalige schoonma.
Dus waar wacht je nog op, spruitekop?

't Is het leven - met brooddronken dagen
van een soort samovar-achtig goud.
In de herfstschemer word jij, volslagen
ondoelmatige sloddervos, oud.

't Is het eeuwige thema, een smakkerd
bij het afscheid, dus doe niet zo groot,
't Is het leven - wat zeggen wil, stakkerd:
't is de tijd, 't is in feite de dood.

Het ligt open en bloot, 't is jouw leven,
't is zo leeg en zo licht en zo vuil,
niet in staat meer zichzelf nog te geven,
en veel liever dan moe is het lui.

Maar de kwestie is, wat te geloven:
zijn wij net als het herfstloof, of moet
men ons zien als de ganzen die boven
overvliegen, de zon tegemoet?

Романс

Тут у берега рябь небольшая.
Разноцветные листья гниют.
Полусмятая банка пивная
оживляет безжизненный пруд.

Утки-селезни в теплые страны
улетели. И юность прошла.
На заре постаренья туманной
ты свои вспоминаешь дела.

Стыдно. Впрочем, не так чтобы очень.
Пусто. Пасмурно. Поздно уже.
МЬкнет тридцать девятая осень.
Где ж твой свет на восьмом этаже?

Вот итог. Вот изжога и сода.
Первой теши припомни слова:
‘Это жизнь!’ Это жизнь. Так чего ты
ждешь. садовая ты голова?

Это жизнь. Это трезвость похмелья.
Самоварного золота дни.
Как неряшливо и неумело
ты стареешь в осенней тени.

Не кривись - это вечная тема,
поцелуя пршального чмок.
Это жизнь, дурачок, то есть время,
то есть, в сущности, смерть, дурачок.

Это жизнь твоя как на ладони
так пуста, так легка и грязна.
Не готова уже к обороне
и к труду равнодушна она.

И один лишь вопрос настояний:
с чем сравнить нас - с опавшей листвой
или все-таки с уткой, летяцей
в теплый край из юдоли родной?