De Tweede Ronde. Jaargang 18
(1997)– [tijdschrift] Tweede Ronde, De–
Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 163]
| |
Zes gedichten
| |
ВодопадТам, над отвесною громадой,
Начав разбег на вышине,
Шуми, поток, играй и прядай,
Скача уступами ко мне.
Повисни в радугах искристых,
Ударься мощною струей
И снова в недрах каменистиых
Кипенье тайное сокрой.
Лети с неудержимой силой,
Чтобы корыстная рука
Струи полезной не схватила
В добленый кузов черпака.
| |
[pagina 164]
| |
AvondRode Mars komt op boven de agaven,
Maar nog schoner schitter is weldra
't Vredig licht vanuit de handelshaven
Van het ooit zo slinkse Genua.
Kapen van de oeverbergen tanen,
't Ruikt naar zee, naar wijn, naar stof ook wel,
'n Ezeltje dat laat nog op de baan is
Klingelt driftig met zijn bellenspel.
Was het niet zo'n zelfde uur, zo'n hemel,
die zijn nachtblauw over alles giet,
Toen Maria, op zo'n zelfde ezel,
't Overvolle Bethlehem verliet?
Trappelende hoefjes, 't rappe ritme,
Jozef die, geheel bestoft, haar volgt...
Arm, jodin, wat moet dat in Egypte,
Andere schapen, ander land en volk?
Moeder weent. Het kind, de mond half sluim'rend,
Zoekt de borst, door 't zwarte jak bedekt;
Boven palmen, aan de einder wuivend,
Wijst een ster de vluchtenden de weg.
| |
ВечерКрасный Марс восходит над агавой,
Но прекрасней светят нам они -
Генуи, в былые дни лукавой,
Мирные, торговые огни.
Меркнут гор прибрежные отроги,
Пахнет пылью, морем и вином.
Запоздалый ослик на дороге
Торопливо плещет бубенцом...
Не в такой ли час, когда ночные
Небеса синели надо всем,
На таком же ослике Мария
Покидала тесный Вифлеем?
Топотали частые копыта,
Отставал Йосиф, бесь в пыли...
Что еврейке бедной до Египта,
До чужих овец, чужой земли?
Плачет мать. Дитя под черной тальмой
Сонными губами ищет грудь,
А вдали, вдали звезда над пальмой
Беглецам указывает путь.
| |
[pagina 165]
| |
VrolijkheidEen halfvergeten vreugd, de zegen
Van 't nachtelijke bacchanaal:
Je neemt een slok - en niets ontbreekt je,
Je neemt een slok - en andermaal.
En 't leven wordt met dronken blikken
Ten diepste toe ontbloot voor mij,
Zoals de soepele rugpartij
Der vrouw die naast me op een kruk zit.
'k Zie op haar ranke ruggegraat
De schakels vliegensvlug bewegen,
Ik druk, één tel, mijn hoofd daartegen -
En poeder stuift mij in 't gelaat.
't Lichtzinnig schepsel lacht, maar het
Verheugt mij aan elkaar te keet'nen:
Het weten dat geen hoop biedt, met
De zaligheid van niets te weten.
| |
ВесельеПолузабытая отрада,
Ночной попойки благодать:
Хлебнешь - и ничего не надо,
Хлебнешь - и хочется опять.
И жизнь перед нетрезвым взглядом
Глубоко так обнажена,
Как эта гибкая спина
У женщины, сидящей рядом.
Я вижу тонкого хребта
Перебегающие звенья,
К ним припадаю на мгновенье -
И пудра мне пылит уста.
Смеется легкое созданье,
А мне отрадно сочетать
Неутешительное знанье
С блаженством ничего не знать.
| |
[pagina 166]
| |
[Nederlands]*
Er blinkt een ster, de ether trilt,
De nacht schuilt in de open bogen,
De aarde, wonderschone gift,
Wie raakt van haar nu niét bevlogen?
U schonk mij ruimte, schonk mij tijd,
Vijf zinnen, falend bij het minste,
Mijn instabiele ziel vermeit
Zich in het drogbeeld van de kunsten.
En uit het niets schep ik mij al
Uw zeeën, bergen en woestijnen,
Uw zon, die veelgeprezen bal,
Die zo verblindend fel kan schijnen.
En plots verniel ik, met een grap,
Die ganse ongerijmde klaarte,
Zoals een kleuter met één klap
Een vesting, opgebouwd uit kaarten.
| |
[Russisch]Горит звезда, дрожит ефир,
Таится ночь в пролеты арок.
Как не любить весь этот мир,
Невероятный Твой подарок?
Ты дал мне пять неверных чувств,
Ты дал мне время и пространство,
Играет в мареве искусств
Моей души непостоянство.
И я творю из ничего
Твои моря, пустыни, горы,
Всю славу солнца Твоего,
Так ослепляющего взоры.
И разрушаю вдруг шутя
Всю эту пышную нелепость
Как рушит малое дитя
Из карт построенную крепость.
| |
[Nederlands]Jij droomde van jouw kind dat strakjes
Zou komen, heel de winter lang,
En naaide zwijgend babyjakjes
Van 's ochtends tot zonsondergang.
Wat was het, met twee levens bij je,
Een zaligheid, een pure droom,
Om lichtjes met je hand te glijden
Langs zo'n batisten, smalle zoom.
En even naamloos en bescheiden
Liep jij, alleen, langs straat en gracht,
Toen jij het kistje in de meimaand
Zelf naar de dodenakker bracht.
| |
[Russisch]О будущем своем ребенке
Всю зиму промечтала ты
И молча шила распашонки
С утра - до ранней темноты.
Как было радостно и чисто,
Две жизни в сердце затая,
Наперстком сглаживать батиста
Слегка неровные края.
И так же скромно и безвестно
Одна по Пресне ты прошла
Когда весною гробик тесный
Сама на кладбыще несла.
| |
[pagina 167]
| |
BinnenplaatsEen schilder zong en floot bij 't raam
Van ‘Carmen’ en ‘Mignon’.
't Aprillicht deed veel witter aan
Door 't pasgewit beton.
Beneden, op het binnenplein,
Potpalmen, breed vertwijgd;
De droge waaierbladen zijn
Tot slaap en stof geneigd.
Ons plein vervangt alras voor mij
De steden en het woud.
Dit krijtwit landschap, het werd mij
Voor altijd toevertrouwd,
Als golven - aan de arme spaan,
Als aan 't genie - het grauw,
Als aan een ezel, zwaarbelaân,
Een bergpad, steil en nauw.
| |
[Russisch]Маляр в окне свистал и пел
‘Миньону' и 'Кармен’.
Апрельский луч казался бел
От выбеленных стен.
Одни внизу, на дне двора,
Латании в горшках
Сухие листья-веера
Склоняли в сон и прах.
Мне скоро двор заменит наш
Леса и города.
Мне этот меловый пейзаж
Дарован навсегда.
|
|