De Tweede Ronde. Jaargang 18
(1997)– [tijdschrift] Tweede Ronde, De– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 63]
| |
En binnen stormt een dode heer...
| |
[pagina 64]
| |
niemand hoorde ooit sterrengekraak,
zwijgend vissen bemoedigen is haar taak...
никто не слыхал чтобы звезда издавала скрип,
ее назначение ободрять собственным молчанием рыб...
Zo begint het toneelstuk Een avond in het gekkenhuis van het Moskouse Theater De Hermitage. De acteur leest prachtig, en de ingewikkelde, vreemde versregels met hun dwingende, onregelmatige ritme brengen wonderbaarlijke beelden in onverwachte combinaties tot leven. En het lijkt vreemd dat ik gisteren nog de auteur van deze monoloog, Aleksandr Vvedenski, een van de oprichters van de Vereniging voor Reële Kunst (Objedinenië Realnogo Iskoesstva, OBERIOE), enkel van naam kende; zijn gedichten waren verboden. OBERIOE. Een fantastische naam, en vreemde mensen, die met niets of niemand overeenkomsten vertonen, zelfs niet met elkaar. Twee van hen komen uit Petersburg, kinderen uit adellijke families die op de beste gymnasia van de stad hebben gezeten, Aleksandr Vvedenski en Daniil Joevatsjov, die schreef en leefde onder een van zijn pseudoniemen: Charms. Verder de zoon van een agronoom uit een dorp onder de rook van het provinciestadje Oerzjoem, Nikolaj Zabolotski, en de kozak Nikolaj Olejnikov, een rode commandant uit de burgeroorlog en vanaf 1920 lid van de communistische partij... De Oberioeten worden gezien als erfgenamen van het Russische Futurisme, zoals dat voor de Bolsjewistische Revolutie te vinden was in het werk van Chlebnikov en Majakovski, en daarna zijn vervolg vond in de zaoem (letterlijk: het verstand voorbij, absurdistische) - gedichten van Aleksandr Toefanov, in het theater van de regisseur en dramaturg Igor Terentjev en in de schilderijen van Malevitsj... De Oberioeten verschilden van de Futuristen in die zin, dat het epatisme en de destructiviteit van het Futurisme niet alleen eigen waren aan hun werk en openbare optreden, maar ook deel werden van hun leven. ‘Ik ben alleen geïnteresseerd in onzin,’ noteerde Charms in zijn dagboek, ‘alleen in zaken die geen enkel praktisch nut hebben. Het leven interesseert mij enkel in zijn absurde verschijningsvormen.’ Dat wekt geen verbazing. De Oberioeten woonden in de stad, die twee eeuwen daarvoor door Peter de Grote gesticht was, en die | |
[pagina 65]
| |
in de loop van tien jaar, toen zij er leefden, tweemaal van naam veranderde: van Petersburg in Petrograd in Leningrad, een stad die verwerd tot zijn eigen schaduw. En niet alleen in deze schimmige stad, maar in het hele land werd het leven na de bolsjewistische putsch van 1917 met de dag absurder en paradoxaler. Het begon steeds meer te lijken op een boze droom. Daar ligt ie op de canapé:
't wereldlijk als crème-brulée.
Rondom de stanklucht van ontbinding.
Weer andere idioten grif
bezig met vermeerdering.
Enkelen zijn aan het gif.
De zon is droog, het licht, kometen
objecten zwijgend en bezeten.
De eiken bogen blad en nerf
de lucht hing vol bederf...Ga naar eind1
...Лежит в столовой на столе
труп мира в виде крем-брюле.
Кругом воняет разложеньем.
Иные дураки сидят
тут занимаясь умноженьем.
Другие принимают яд.
Сухое солнце, свет, кометы
уселись молча на предметы.
Дубы поникли головой
и воздух был гнилои...
De kring van mensen die op de een of andere manier met de Oberioeten verbonden waren, was groot. Naast bovengenoemde Toefanov, Terentjev en Malevitsj waren er kunstenaars en illustratoren van kinderboeken als Alisa Poret (op wie Charms verliefd was), de Leningradse kinderboekenschrijvers en vrienden van Olejnikov, Jevgeni Schwartz en Aleksej Pantelejev, en anderen. Aan het eind van de jaren twintig had Samoeil Marsjak, een bekende dichter alsmede vertaler van Shakespeare en Burns, van oude Britse balladen en Nursery Rhymes, de Oberioeten namelijk gevraagd voor het schrijven van kinderliteratuur. Hij wist dat in Engeland absurde poëzie en proza groot succes genoten in kinderkamers, en ging ervan uit dat de eigenzinnig denkende dichters ‘een wonder konden bewerkstelligen in de kinderpoëzie’. Marsjak had zich niet vergist. In de dagboeken van Jevgeni Schwartz lezen we: ‘Charms had de juiste houding ten aanzien van het woord. Hij en Vvedenski hebben veel veranderingen teweeg gebracht in de kinderliteratuur van die tijd. En dat had weer zijn invloed op Marsjak...’ Hoezeer bleek in 1949, zeven jaar na de dood van Charms, toen Marsjak diens kindergedicht Vrolijke Sijsjes onder eigen naam publiceerde, zij het met twee veranderingen... Wat hadden de bolsjewieken met de Russische intelligentsia gedaan, dat zoiets mogelijk was? Charms was hierover heel kort: | |
[pagina 66]
| |
Alle alle bomen pief
alle alle stenen paf
heel de heel de natuur poef.
Alle alle meisjes pief
alle alle mannen paf
elke elke bruiloft poef.
Alle alle Slaven pief
alle alle joden paf
't hele hele Rusland poef...
Все все все деревья пиф
все все все каменья паф
вся вся вся природа пуф.
Все все все девицы пиф
все все все мужчины паф
вся вся вся женитьба пуф.
Все все все славяне пиф
все все все евреи паф
вся вся вся Россия пуф...
't Hele hele Rusland poef... Maar de Oberioeten probeerden dat te negeren, werkten aan de kindertijdschriften Egel en Sijsje en publiceerden kinderboekjes. Hun ‘volwassen’ werk lieten zij horen in het Huis van de Schone Kunsten, ‘bij Malevitsj’, of lazen zij aan elkaar voor, wedijverend in scherpzinnigheden. Nikolaj Olejnikov reageerde op de algemene industrialisatie onder Stalin, een proces waarbij enorm veel gewone dagelijkse dingetjes verloren gingen, met de volgende lofzang: Lof aan de uitvinders van subtiele en vermakelijke toepassingen:
Van suikertangetjes en sigarettenpijpjes,
Lof aan hem, die voorstelde documenten te stempelen,
Die theepotten voorzag van deksels en een tuit,
En de eerste rubberen fopspeen construeerde,
Die macaroni uitvond, en griesmeelpap,
Die mensen leerde ziektes te verdrijven met frambozendrankjes,
Die het gif bereidde, dat fataal is voor de luis,
Lof aan hem, die als eerste katers en poezen mensennamen gaf,
Die beestjes kevers noemde en doodgravers en boktorren,
Хвала изобретателям, подумавшим о мелких и смешных приспособлениях:
О щипчиках для сахара, о мундштуках для папирос,
Хвала тому, кто предложил печати ставить в удостоверениях,
Кто к чайнику приделал крышечку и нос.
Кто соску первую построил из резины,
Кто макароны выдумал и манную крупу,
Кто научил людей болезни изгонять отваром из малины,
Кто изготовил яд, несущий смерть клопу.
Хвала тому, кто первым начал называть котов и кошек человеческими именами,
Кто дал жукам названия точильщиков, могильщиков и дровосеков,
| |
[pagina 67]
| |
Die theelepeltjes versierde met letters en monogrammen,
Die Grieken onderscheidde in oude Grieken en gewone.
Gij mathematici, die de geheimen van de lucifershoutjes ontdekt hebt,
Gij technici, die het netje schiep, de vlinderval,
Uitvinders van gespen, knopen en haakjes,
En gij, schepper van de sauce piquante!
Fantastisch en futiel, zo zijn jullie ideeën mij het liefst!
Zij prikkelen mijn verstand, strelen mijn blik...
Lof aan hem, die de poedel op een leeuw deed lijken,
En die de funktie heeft bedacht van controleur!
Кто ложки чайные украсил буквами и вензелями,
Кто греков разделил на древних и на просто греков.
Вы, математики, открывшие секреты перекладывания спичек,
Вы, техники, создавшие сачок - для бабочек капкан,
Изобретатели застежек, пуговиц, петличек
И ты, создатель соуса-пикан!
Бирюльки чудные - идеи ваши - мне всего дороже!
Они томят мой ум, прельщают взор...
Хвала тому, кто сделал пуделя на льва похожим,
И кто придумал должность - контролер!
Absurd gedrag, dat men later Oberioets noemde, vormde, zoals gezegd, de zin van hun leven. Schrijvers van memoires vertellen massa's anekdotes over hoe Charms er genoegen in schepte vrienden met hoogtevrees mee te slepen naar de trans van de St. Isaak Kathedraal, en kennissen zonder muzikaal gehoor naar concerten, hoe hij tijdens redaktievergaderingen van zijn plaats kon opstaan om rustig het raam uit te klimmen en een eindje te gaan wandelen over de kroonlijst, waarna hij onbewogen door een ander raam de kamer weer binnenkwam. De rest van het gezelschap wilde niet bij hem achterblijven, en deed spelletjes en wedstrijdjes ‘à la Max und Moritz’: ‘Zo had je bijvoorbeeld het monsterspel. Daniil Ivanovitsj had zijn eigen monsters, en onze familie de hare. Wij wisselden ze onderling uit, en lieten hen kennis maken met onze vrienden. Charms vertroetelde zijn monsters, en bracht eindeloos veel tijd met hen door. Zijn belangrijkste monster was een arme bedelaar met een hele lange vlecht, een enorme haarbos, die blootsvoets, met ketenen en een ijzeren staf over de Nevski Prospekt wandelde. Maar er waren ook natuurfilosofen bij en verzamelaars van oude | |
[pagina 68]
| |
collecties die de nodige klappen hadden gehad, van die verwilderde types...’Ga naar eind2 ‘Pantelejev vertelde hoe hij in 1926 voor het eerst van zijn leven op de redaktie Kinderboeken van de Staatsuitgeverij kwam en aan de redakteur Wetenschap vroeg waar hij Olejnikov of Schwartz kon vinden. Op dat moment zwaaide de deur van de kamer ernaast open en kwam er een krullenkop op handen en voeten naar buiten gesprongen die schreeuwde: “Ik ben een kameel!” “Dat is nou Olejnikov,” zei de redakteur zonder een spier te vertrekken. Hij was kennelijk gewend aan het gedrag van zijn buren.’Ga naar eind3 ‘Als Sasja Vvedenski geen geld had voor drank, ging hij ongewone weddenschappen aan. Zo moest Charms bijvoorbeeld van ons huis naar de Litejny Prospekt lopen met een afgeknipt strooien hoedje op waar zijn haar boven uitstak, in een colbertje zonder hemd met een groot kruis op zijn blote buik, in een rijbroek uit de diensttijd van mijn broer en met pantoffels aan zijn blote voeten. In zijn hand had hij een vlindernetje. Er werd gewed om een fles champagne: als Charms tot aan het kruispunt kon lopen zonder dat iemand aandacht aan hem schonk, had hij gewonnen en andersom. Daniil Ivanovitsj liet zich aankleden en wandelde heel rustig en waardig zonder een spier te vertrekken over het trottoir. Wij volgden over het trottoir aan de overkant van de straat, en keken stikkend van de lach naar de voorbijgangers. Niemand lette op hem, behalve een oudje dat zei: “Wat een idioot.” Verloren dus. Vvedenski ging zijn fles halen, terwijl Daniil Ivanovitsj waardig terugliep naar ons huis, waar wij samen warm aten...’Ga naar eind4
De omvang van een kort essay staat niet toe nog meer te citeren uit memoires, laat staan gedetailleerde beschrijvingen te geven van allen die zich tot de Oberioeten en hun vrienden- en kennissenkring rekenden. Maar één man moet om vele redenen absoluut genoemd worden: Jakov Droeskin, musicus en filosoof, en medeleerling van Vvedenski op het gymnasium. Hij behoorde niet tot OBERIOE, schreef geen gedichten en is altijd in de schaduw gebleven. Toch was hij zonder twijfel de ‘ideoloog’ van de club en heeft hij een zeer belangrijke rol gespeeld in de ontwikkeling van de levensbeschouwing van Charms en Vvedenski. De Oberioeten verzamelden zich regelmatig bij hem thuis om te praten, nieuws uit te wisselen en gedichten voor te dragen. Na hun dood heeft met name | |
[pagina 69]
| |
Droeskin een buitengewone rol gespeeld in het behoud van hun archief.
In 1927 stelden Charms, Vvedenski en Zabolotski het programma van hun groep op: Het OBERIOE Manifest. Het is opmerkelijk, dat het taalgebruik in het Manifest er in eerste instantie volkomen ‘pro-sovjet’ uitziet: ‘De reusachtige revolutionaire omwenteling in de cultuur en het dagelijks leven, die zo kenmerkend is voor onze tijd, kent op het gebied van de kunst talrijke ongewone verschijnselen... het proletariaat kan op kunstgebied geen bevrediging vinden in de artistieke methoden van oude scholen... OBERIOE treedt op dit moment naar voren als een nieuwe garde in de links-revolutionaire kunst... zoekt op organische wijze naar een nieuwe waarneming van de werkelijkheid en een nieuwe benadering... De wereld te voelen met de beweging van de arbeidershand, een voorwerp te reinigen van de overblijfselen van achterhaalde vergane culturen, is dat niet de werkelijke eis die deze tijd ons stelt? Om die reden draagt onze vereniging dan ook de naam OBERIOE: “Vereniging voor Reële Kunst”... er zijn er die ons verheffen tot zaoemniki... Maar er is geen school die ons meer vijandig is dan de Zaoem. In onze kunst verbreden en verdiepen wij de betekenis van zaken en woorden, maar vernietigen doen wij haar geenszins...’ Het Oberioetisme schemert slechts lichtjes tussen de regels van het document door wanneer de absurdistische opvoering van Gogol's Revisor van Vvedenski's vriend Igor Terentjev tegen de kritiek verdedigd wordt (‘Waarom is Terentjevs Revisor zo stompzinnig neergesabeld?’; alsof zij zelf niet begrepen waarom!). Dan volgt plotseling, als een duveltje uit een doosje: ‘Maar wie heeft gezegd dat de logica van alledag verplicht is in de kunst? Wij laten ons raken door de schoonheid van een getekende vrouwenfiguur, of de kunstenaar nu wel of niet haar spade tegen de wetten der anatomie een andere kant op heeft gedraaid. Kunst kent haar eigen logica, en vernietigt een voorwerp niet, maar biedt hulp bij het leren kennen ervan.’ Wat is dat voor schilderij? En wat is die ‘spade van de heldin’ - als gold het een lichaamsdeel: hand, voet, spade? En opeens begrijp je: dit is pure parodie, net als dat gedicht van Charms uit 1929: | |
[pagina 70]
| |
De mens bestaat uit drie delen
uit drie delen
uit drie delen
ho la la
drum drum toet toet
uit drie delen bestaat de mens.
Baard en oog en vijftien handen,
en vijftien handen
en vijftien handen
ho la la
drum drum toet toet
vijftien handen en een rib.
En trouwens geen handen vijftien stuks
vijftien stuks
vijftien stuks
ho la la
drum drum toet toet
vijftien stuks, maar geen hand...
Человек устроен из трех частей,
из трех частей,
из трех частей,
хэу ля ля
дрюм дрюм ту ту,
из трех частей человек.
Борода и глаз и пятнадцать рук,
и пятнадцать рук,
и пятнадцать рук,
хэу ля ля
дрюм дрюм ту ту,
пятнадцать рук и ребро.
А впрочем не рук пятнадцать штук,
пятнадцать штук,
пятнадцать штук,
хэу ля ля
дрюм дрюм ту ту,
пятнадцать штук, да не рук...
Vvedenski schrijft op zijn beurt een lang verhalend gedicht, al is zijn schelmerij in zekere zin academischer. Zo begint zijn Antwoord der Goden als volgt: Eens leefden ergens aan de Ob
drie maagden op een heuveltop
de eerste heette 't is te veel
de tweede heette bezemsteel
de derde zal Tatjana zijn
de dochter van de kapitein
...
жили были в Ангаре
три девицы на горе
звали первую светло
а вторую помело
третьей прозвище Татьяна
так как дочка капитана
...
M. Mejlach, die in 1994 in Petersburg de meest volledige uitgave verzorgde van gedichten van de Oberioeten, merkt terecht op dat de titel van dit gedicht een parodie is op Wagners opera Die Götterdämmerung (in het Russisch vertaald als De Ondergang der Goden). Maar om de een of andere reden zegt hij niets over de parodie op Poesjkin, die elke Russische lezer onmiddellijk moet opvallen omdat hij Poesjkin op school uit zijn hoofd heeft moeten leren. Hij | |
[pagina 71]
| |
zal het ritmische rijmpje uit zijn jeugd dadelijk herkennen: Drie maagden zaten eens tesaam/ te spinnen bij het vensterraam/ Stel dat ik tsarina was... (Het sprookje van Tsaar Saltan), waar Jevgeni Onegin doorheen gevlochten is (haar zuster die Tatjana heette) en de titel van de roman De Kapiteinsdochter. De maskerade gaat verder als een parodie op Lohengrin, waar de plaats van de zwaan door een gans wordt ingenomen, enzovoort... In het werk van elke willekeurige Oberioet zijn talloze voorbeelden van dit soort schelmerij aan te wijzen. Het is opvallend hoe goed deze nog zeer jonge mensen de valsheid en de plebejersmentaliteit van hun tijd aanvoelden, hoe onverschrokken zij in eigen kring de gebeurtenissen bediscussieerden en hoe schitterend zij de lelijke werkelijkheid parodieerden. Hun spottende werk leek nog het meest op sots-art, met nauwkeurig getekende Stalinsnorren in het centrum van het schilderij, daarboven een vredesduif en op de voorgrond twee copulerende Komsomol-leden. Alleen ontstond de sots-art pas vele jaren na de dood van Stalin. Maar Vvedenski schreef zijn stuk Wellicht is God nabij in het gevaarlijke jaar 1931, toen op dergelijke zaken minstens tien jaar strafkamp stond: ‘- Nina Platinovna, is dat soms kwik?
- Nee, dat is mijn boezem.
- Weet u, het zijn net watten,
u bent een schatje.
- Excuseer me,
maar wat zit er in uw broek.
- Een veertje.
(Gelach. Achter het raam glanzende linten)’
‘- Нина Картиновна, что это, ртуть?
- Нет, это моя грудь.
- Скажите, прямо как вата,
вы пушка.
- Виновата,
а что у вас в штанах.
- Хлопушка.
En dan zie je hoe achter het raam van het huis, waar de helden van het stuk zich amuseren, een Eén Mei-Demonstratie langstrekt. En wat dacht u van het scènetje uit 1934 uit Charms' Mislukt spektakel waarin de opkomende acteurs moeten braken bij het zien van de toeschouwers:
Petrakov-Gorboenov komt op, wil iets zeggen, maar begint te stotteren. Hij moet braken. Af. Pritykin op. Pritykin: ‘De weledele heer Petrakov-Gorboenov moet meded...’ (Hij geeft over, rent weg. Makarov op) Makarov: ‘Jegor...’ (Makarov geeft over, rent weg. Serpoechov op.) | |
[pagina 72]
| |
Serpoechov: ‘Om niet te...’ (Hij geeft over, rent weg. Koerova op) Koerova: ‘Ik zou...’ (Zij geeft over, rent weg. Een klein meisje komt op.) Meisje: ‘Papa vraagt om u allen door te geven dat het theater dichtgaat. We zijn allemaal misselijk!’ Elk weldenkend mens zou misselijk moeten zijn. Het plebejisme in realiteit en literatuur werd steeds verstikkender, tot het onhoudbaar werd. ‘De muffe figuur’ in zijn glazen kist uit de eerste regels van dit essay, voor eeuwig geplaatst in het Mausoleum op het centrale plein van de nieuwe hoofdstad, Moskou, bedierf de lucht. Ieder ogenblik kon een dode heer binnenstormen... Toen schreef Olejnikov zijn Kakkerlak, alsof hij de draak wilde steken met de vulgair-fysiologische theorie van de academicus Pavlov, die zich had ontpopt tot Sovjetwetenschapper en lieveling van Stalin: Een kakkerlak zat in een glas
Te zuigen aan zijn poot
Daar zat hij dan in zak en as
Hem wachtte 'n wisse dood.
(...)
Gedrukt tegen de glazen wand
Keek hij benauwd in 't rond
Hij had zich absoluut vermand
Als er een ziel bestond.
Nu heeft de wetenschap bewezen
Dat de ziel echt niet bestaat
't Zijn slechts botten, vet en pezen
Waar het werkelijk om gaat.
Wat bestaat is ‘combinatie’
En daarna cohabitatie.
Conclusies van de wetenschap
Zijn onmoog'lijk te bestrijden
Dus bereidde zich de kakkerlak
Voor op een vrees'lijk lijden.
Таракан сидит в стакане.
Ножку рыжую сосет.
Он попался. Он в капкане.
И теперь он казни ждет.
(...)
Таракан к стеклу прижался
И глядит едва дыша...
Он бы смерти не боялся,
Если б знал, что есть душа.
Но наука доказала,
Что души не существует,
Что печенка, кости, сало -
Вот что душу образует.
Есть всего лишь сочлененья,
А потом соединенья.
Против выводов науки
Невозможно устоять.
Таракан, сжимая руки,
Приготовился страдать.
| |
[pagina 73]
| |
Voor een laatste visitatie
Nadert de beul, en heel exact
Bepaalt hij de locatie
Ter doorboring van 't hart.
De kakkerlak nu stort doorboord
Als een zwijn ter aarde neer
En zijn ultieme slotakkoord
Lijkt op 't brullen van een beer.
De heren van de vivisectie
Haasten zich daarop en masse
Voor een grondige inspectie
Naar de kakkerlak in 't glas.
Met honderdveertien instrumenten
Wordt de patiënt geheel verminkt
Die onder vreselijke tormenten
In zijn laatste slaap verzinkt.
(...)
‘Papa, papa,’ klinkt het zacht
Uit een kier van het dressoir
De laatste telg van het geslacht
Wordt zijn eenzaamheid gewaar.
Maar zijn vader hoort hem niet meer
Want zijn vader ademt niet meer
En boven hem staat onverschrokken
De onderzoeker vals en laag
De snoodaard met zijn wilde lokken
Met zijn tangen en zijn zaag.
(...)
Вот палач к нему подходит,
И, ощупав ему грудь,
Он под ребрами находит
То, что следует проткнуть.
И, проткнувши, набок валит
Таракана, как свинью.
Громко ржет и зубы скалит,
Уподобленный коню.
И тогда к нему толпою
Вивисекторы спешат.
Кто щипцами, кто рукою
Таракана потрошат.
Сто четыре инструмента
Рвут на части пациента.
От увечий и от ран
Помирает таракан.
(...)
Там, в щели большого шкапа.
Всеми кинутый, один,
Сын лепечет: ‘Папа, Папа!’
Бедный сын!
Но отец его не слышит,
Потому что он не дышит.
И стоит над ним лохматый
Вивисектор удалой,
Безобразный, волосатый,
Со щипцами и пилой.
(...)
Maar... pas op! In werkelijkheid is dit geen komisch versje, maar een allegorie. Net als in de meeste gedichten van Olejnikov gaat achter het dierenmasker een mens schuil, die het object is gewor- | |
[pagina 74]
| |
den van het bloedige sociale experiment van de Bolsjewistische vivisectoren. Het thema van de kwellingen en de ondergang van een levend wezen duikt niet toevallig in dit gedicht op: in december 1931 werden Charms, Vvedenski en Toefanov gearresteerd. De aanklacht: oprichting van een anti-sovjet schrijversgroep... Vvedenski schreef: Een wassen kaarsje in mijn hand
zo ren ik naar de waterkant.
Eén zeil slechts op dit eenzaam uur,
en door mijn haren speelt een vuur.
En binnen stormt een dode heer...Ga naar eind5
Возьму я восковую свечку
и побегу учить на речку.
Темнеет парус одинок,
между волос играет огонек.
Вбегает мертвый господин...
De stukken van het gerechtelijk onderzoek zijn een paar jaar geleden in Moskou gepubliceerd. De verzorgers van de publicatie zijn van mening dat Charms en Vvedenski op grond van een anonieme aangifte werden gearresteerd. Dat zou heel goed kunnen, maar de zaak kan ook eerder gepland zijn geweest naar aanleiding van de werken die de auteurs op OBERIOE-avonden hadden voorgedragen. Igor Terentjev, waarover in het ‘Manifest’ wordt gesproken, was al een jaar daarvoor in Dnjepropetrovsk gearresteerd. Tijdens een verhoor op 13 maart 1931 zei Terentjev: ‘Malevitsj vertelde dat binnenkort de dichter Vvedenski en de componist Droeskin bij mij langs zouden komen voor de ontwikkeling van een werkstuk, als dekmantel voor het contra-revolutionaire werk van deze jongelui, die volgens Malevitsj “monarchistische sympathieën” hadden... De zogenaamde “Voorwerploosheid”, die ten grondslag lag aan al deze groepen, van de Malevitsjgroep tot en met de Oberioeten van Vvedenski en Charms, betekende aan de ene kant een manier om via een cijfercode inlichtingen over de Sovjet-Unie aan het buitenland door te geven door middel van reprodukties van schilderijen van de “voorwerplozen” in sovjet-tijdschriften... en aan de andere kant... de ideologische en technische basis voor het contra-revolutionaire werk van alle soorten formalisme, dat zich ten doel stelt de sovjet-thematiek te verdraaien en dat doel tracht te bereiken onder het mom van... namaak sovjet-vormen en -produktiemethoden... Voorwerploosheid... heeft niet alleen ideologische maar ook praktische schade aangericht: improduktieve verkwisting van geld, tijd en energie, organisatorische chaos, de vervreemding van de massa's van de kunst... ver- | |
[pagina 75]
| |
draaiing van de beste culturele beginselen van de Sovjet-Macht... Niemand van de deelnemers sprak ooit één contra-revolutionaire zin uit: formeel was elke uitspraak sovjet-enthousiasme in de strijd ter vervolmaking van de sovjet-ideologie en -praktijk op het culturele front...’
Het is duidelijk dat Terentjev de contra-revolutionaire organisatie van de Oberioeten niet zelf had bedacht. Waarom weigerde hij niet de vragen te beantwoorden? In de memoires van Terentjevs dochter lezen wij: ‘Aan zijn ondergoed konden wij zien, dat hij gemarteld werd’... Wie zou hem durven veroordelen? Temeer daar Terentjev ongetwijfeld alles in het werk heeft gesteld om zijn eigen verklaringen in de ogen van de rechtbank te desavoueren. Hij had zelf een pre-revolutionaire juridische opleiding gevolgd, en was ervan overtuigd dat absurde bekentenissen de rechtbank de absurditeit van de beschuldigingen zouden aantonen. Dat was een misrekening: de mate van absurditeit van de beschuldigingen in die tijd, en trouwens ook later, kon niemand iets schelen.
Charms was kennelijk een mens van verbazingwekkende moed, want bij zijn arrestatie verklaarde hij: ‘... Ik ben het niet eens met de politiek van de Sovjet-macht op het gebied van de literatuur. Om aan de bestaande regeringsmaatregelen een tegenwicht te kunnen bieden, wens ik vrijheid van drukpers, zowel voor mijn eigen werk, als ook voor de literaire arbeid van aan mij verwante literatoren, die samen met mij een literaire groep vormen.’ We weten niet welke methoden op hem werden toegepast, marteling of psychologische ‘druk’. Maar het lukte pas een week na Charms' arrestatie om hem tot spreken te dwingen. Toen begon hij het ‘absurde bekentenissenspel’, alsof hij dat met Terentjev had afgesproken. Hij bevestigde de onzinnige ideeën van de onderzoeksrechter, maar gaf zelf geen enkele aanvullende verklaring. De rechtszaak vond plaats in maart. Vvedenski werd verbannen, en kreeg een verbod opgelegd zich te vestigen in grote steden of in de buurt van de staatsgrenzen. Charms werd aanvankelijk tot het strafkamp veroordeeld, maar een maand later werd zijn straf verzacht. Op 13 juli 1932 werden beiden verbannen naar Koersk. Op 18 november kregen beiden plotseling toestemming terug te keren naar Leningrad, en werden zij als schrijvers gerehabiliteerd. | |
[pagina 76]
| |
Maria komt buigend naar buiten zij groet
Maria verschijnt in 't portaal vol weemoed
en wij ijlen snel naar ons hoge balkon
ons hoofd zakt al zingend in de megafoon
Maria kijkt op
zij beweegt licht haar hand
vertrapt met haar tedere voetje een blad
en wij, ja wij zingen, wij spelen gitaar
in 't oor van de koppige vrouw blaten wij.
En boven ons rijzen er nevels van goud
en achter ons schieten de katten voorbij
wij zingen en fluiten daar op dat balkon
maar jij kijkt weemoedig naar de horizon.
Daarna blijven achter een laars en een doek
en flapperend hangt daar het ronde balkon
steekt tegen de woelige hemel 't plafond.
Maria komt buigend naar buiten zij groet
zacht zet op het grasperk Maria haar voet
dan ziet zij een bloempje een stengel zo teer
en zij zegt tot hem: ‘Nee ik pluk jou niet meer
ik loop enkel langs jou en breng jou een groet.’
En wij rennen snel naar ons hoge balkon
wij schreeuwen: ‘Gegroet!’ de gitaar wordt gebeukt
Maria kijkt op
en beweegt licht haar hand
en rent na het groeten ineens naar 't portaal
vertrapt met haar tedere voetje een blad.
Выходит Мария отвесив поклон
Мария выходит с тоской на крыльцо
А мы забежав на высокий балкон
Поем опуская в тарелку лицо.
Мария глядит
и рукой шевелит
и тонкой ногой попирает листы
а мы за гитарой поем да поем
да в ухо трубим непокорной жене.
Над нами встают золотые дымы
за нашей спиной пробегают коты
поем и свистим на балкончике мы
но смотришь уныло за дерево ты.
Остался потом башмачок да платок
да реющий в воздухе круглый балкон
да в бурное небо торчит потолок.
Выходит Мария отвесив поклон
и тихо ступает Мария в траву
и видит цветочек на тонком стебле
она говорит: ‘Я тебя не сорву
я только пройду поклонившись тебе’.
А мы забежав на балкон высоко
кричим: ‘Поклонись!’ и гитарой трясем
Мария глядит
и рукой шевелит
и вдруг поклонившись бежит на крыльцо
и тонкой ногой попирает листы.
А мы за гитарой поем и поем
да в ухо трубим непокорной жене
да в бурное небо кидаем глаза.
| |
[pagina 77]
| |
en wij, ja wij zingen, wij spelen gitaar
in 't oor van de koppige vrouw blaten wij
een blik op de woelige lucht werpen wij.Ga naar eind6
Niets kon de Oberioeten dwingen hun absurd gedrag te wijzigen. Schrijver van kinderpoëzie Kornej Tsjoekovski schreef in zijn dagboek: ‘... die lieve Charms was bij mij. Het is hem gelukt zich opnieuw in Piter te nestelen. Daarvoor was hij in Koersk in ballingschap en heeft hij in een onderzoeksgevangenis gezeten. Over de gevangenis spreekt hij met plezier, maar over Koersk met afschuw: “de mensen in Koersk leven onvoorstelbaar smakeloos en smerig”... In Koersk heeft Charms helemaal niets geschreven, hij is daar erg ziek geweest. “Wat mankeerde u?” “Ik had koorts. 's Nachts had ik steeds 37,3. Ik baadde in het zweet en kon niet slapen. Later bleek dat mijn thermometer kapot was, en dat mijn gezondheid in orde was. Maar dat was pas na een maand, en gedurende die periode ben ik helemaal uitgeput geraakt.” Dat was Charms ten voeten uit...’ Oudergewoonte verzamelden de Oberioeten zich bij Droeskin: ze praatten, maakten grappen, lazen gedichten. Zabolotski nam steeds meer afstand van de anderen: het choquerende gedrag van de Oberioeten irriteerde hem, en hij had ruzie gehad met Vvedenski vóór diens arrestatie. Desalniettemin bleef Zabolotski tot 1934 de algemene bijeenkomsten bezoeken. Maar de alledaagse valsheid en het plebejisme werden steeds onverdraaglijker. De plebejersmentaliteit droop van de bladzijden van de werken van Fellow travellenGa naar eind7, het plebejisme drong door tot in het theater, en in dit opzicht was Terentjevs parodiërende opvoering van de Revisor volkomen logisch, evenals die van sommige onbewust spottende stukken van Meierhold, en dit scènetje van Charms uit 1933: Kunstenaar: ‘Ik ben een kunstenaar.’
Arbeider: ‘Volgens mij ben je een stuk stront!’
(De kunstenaar wordt daarop zo bleek als een doek,
En begint als een laken te wapperen,
En onverwachts sterft hij.
Hij wordt weggedragen.)
Eigenlijk is deze scène een illustratie van de gevolgen van een verdraaide vertaling van een Duitse zin uit een persoonlijke brief van | |
[pagina 78]
| |
Lenin (in plaats van ‘Kunst moet begrepen worden door het volk’ schreef de vertaler: ‘Kunst moet begrijpelijk zijn voor het volk’). En zie, door deze vertaling bij een breed publiek bekend te maken door middel van de leuze De kunst behoort het volk, startte de culturele bolsjewiek Loenatsjarski zijn campagne voor de algemene vulgarisering van de klassieken, die daar ook niets aan konden doen. Eerst werden ze allemaal, om beurten, zo'n beetje vanaf Homerus, uitgeroepen tot ‘strijders voor de vooruitgang, tegen de verrotte diktatuur van de bezittende klassen’. En om deze stelling te onderstrepen kreeg de censuur de opdracht passages uit klassieke teksten te verwijderen die niet met de marxistische dogma's overeenkwamen. Om het de arbeiders en de boeren in godsnaam niet te moeilijk te maken bij hun poging de betekenis van de klassieke meesterwerken te doorgronden, werd elke publicatie voorzien van een notenapparaat om de woorden van de overledenen in de juiste, dat wil zeggen marxistische, zin uit te leggen en om die passages die volgens de uitgevers onduidelijk waren toe te lichten. Zo heb ik eens een speciale opvoedende uitgave onder ogen gehad van Shakespeare's Hamlet uit Gorki's beroemde serie Wereldliteratuur. Op een van de eerste pagina's stonden de volgende opmerkingen bij de tekst:
King: ‘... But now, my cousin Hamlet and my son,’ Hamlet: [Aside] ‘A little more than kin, and less than kind.’ 1) Claudius is niet alleen Hamlet's oom, maar ook de echtgenoot van diens moeder; 2) ze houden niet van elkaar...
En wat deden ze met Poesjkin, nadat de Futuristen in een opwelling hadden voorgesteld hem ‘van het schip van de moderne tijd te gooien’! Stalin's cultuurpausen bombardeerden hem eerst tot nationale held, waarna ze een Grote Unie Feestdag in het leven riepen ter viering van het feit dat Poesjkin een eeuw daarvoor was omgekomen (waarom niet de dag van zijn geboorte genomen? Omdat ze dan hadden moeten wachten tot 1999...) Een paar jaar voor de grote dag begonnen de voorbereidingen, en daarmee tevens de heiligverklaring van de arme Poesjkin. De Oberioeten reageerden, zoals gezegd, met parodieën in proza en verzen, en Charms riep een hele serie ‘Poesjkinmoppen’ in het leven, verteld in de stijl van Zosjtsjenko, als het ware door ‘de man van de straat’ en duidelijk bedoeld om de zogenaamde intellectuelen te cho- | |
[pagina 79]
| |
queren. Dit is er een van:
‘Poesjkin bracht de zomer van 1829 op het land door. Daar placht hij 's ochtends vroeg op te staan, hij dronk een kroes vers gemolken melk en snelde dan voor een bad naar de rivier. Na het bad ging hij languit in het gras liggen en sliep tot etenstijd. Na het eten legde Poesjkin zich in zijn hangmat te ruste. Als hij stinkende boeren tegenkwam, knikte hij ze toe, waarbij hij zijn neus met zijn vingers dichtkneep. De stinkende boeren namen dan hun muts voor hem af en zeiden: “Niks erg hoor!”’Ga naar eind8
Deze absurde spelletjes begonnen collega-schrijvers en partijambtenaren die over literatuur gingen steeds heviger te irriteren. Al in 1930 reageerde een van de Leningradse kranten op het zoveelste optreden van de Oberioeten met een lasterlijk artikel, waarin zij ‘literaire hooligans’ werden genoemd. De dichter Asejev (destijds een van de leiders van de Schrijversbond van de USSR) hield in december 1931 een toespraak tot de Oberioeten die enige dagen tevoren waren gearresteerd. De beschuldigingen in de partijpers werden steeds minder literair en steeds politieker. Zabolotski werd vanaf het eind van de jaren twintig het leven zuur gemaakt, aanvankelijk vanwege zijn lyriek en later vanwege zijn epos De triomf van de landbouw. Het nummer van het blad Zvezda waarin het epos gepubliceerd was (in 1934) werd uit de handel gehaald en opnieuw gezet nadat de auteur de vereiste wijzigingen in de tekst had aangebracht.
In het jaar van het Poesjkinjubileum, 1937, tevens het hoogtepunt van de Grote Terreur, werd tijdens de zuivering van de Leningradse kinderliteratuurredactie Nikolaj Olejnikov gearresteerd en gefusilleerd. Eind november van dit vreselijke jaar voorvoelde Charms als het ware zijn eigen lot, toen hij in zijn dagboek noteerde: ‘God, wat een verschrikkelijk leven en wat voel ik me verschrikkelijk. Ik kan niets doen. Ik wil alleen maar slapen, net als Oblomov...’ Vvedenski deed pogingen om te verdwijnen: nog in 1936 was hij verhuisd naar Charkov. Tevergeefs: in de herfst van 1941, een paar | |
[pagina 80]
| |
maanden na het uitbreken van de oorlog, werd hij gearresteerd met de mededeling dat hem verbanning te wachten stond (dergelijke maatregelen waren gebruikelijk voor mensen die al eerder met de repressie te maken hadden gehad, voor het geval dat de stad door de vijand bezet zou worden. De ‘verbanning’ hield in dat Vvedenski samen met vele anderen in konvooi te voet van Charkov naar Kazan werd gejaagd (de afstand tussen deze twee steden is hemelsbreed ongeveer 1300 km). Aleksandr Vvedenski kwam om, volgens de informatie die zijn familie kreeg, op 20 december 1941. Er bestaan ook verklaringen dat hij werd neergeschoten door een soldaat van het konvooi.
‘Als je een staat vergelijkt met het menselijk organisme, dan zou ik, in geval van oorlog, het liefst in de hiel willen zitten...’ schreef Charms in 1938. Hij voorvoelde ongetwijfeld wat hem te wachten stond. Bij het uitbreken van de oorlog was hij in Leningrad gebleven. Op 23 augustus 1941 werd hij gearresteerd wegens ‘anti-sovjetagitatie en de verspreiding van defaitistische geruchten’. Op de foto in het onderzoeksdossier zit een man met een totaal waanzinnige blik in zijn ogen: tijdens het vooronderzoek deed Charms zich, met succes, voor als een geestelijk gestoorde, om zo de doodstraf die op dit soort misdaden in oorlogstijd stond, te ontlopen. Hij werd ontoerekenbaar verklaard en opgesloten in een psychiatrische inrichting. Maar helaas, de inrichting stond in Leningrad, waar ten tijde van de blokkade zelfs gezonde arbeiders in wapenfabrieken niet genoeg te eten hadden. Daniil Charms stierf in de inrichting, volgens officiële informatie op 2 februari 1942. Zijn vrouw had te horen gekregen dat hij naar Novosibirsk was gestuurd, en zij wist dus niet dat haar man vlakbij hun eigen straat, in hun eigen stad, de hongerdood stierf.
Het is vreselijk te bedenken, hoe kort het hun gegeven was te leven. Olejnikov stierf toen hij 39 was, Vvedenski en Charms op de gevaarlijke ‘Poesjkin-leeftijd’ van 37 jaar. Maar gelukkig (hoe bitter het ook is om dit woord te gebruiken) betekende het einde van hun aardse leven niet ook de verdwijning van hun werk. In elk geval een deel van hun manuscripten is bewaard gebleven. In februari 1942, tijdens de blokkade van Leningrad, baande Jakov Droeskin zich duizelig van de honger een weg door de kleumende stad naar het huis van de vrouw van Charms, Marina | |
[pagina 81]
| |
Malitsj, om daar een koffer met papieren op te halen, die als door een wonder na Charms' arrestatie bewaard waren gebleven. Manuscripten van de hand van Charms zelf, en van Vvedenski en Olejnikov. Nooit heeft Droeskin afstand gedaan van die manuscripten. Vijftien jaar lang leefde hij in de hoop dat zijn vrienden terug zouden komen, zonder het archief ook maar met een vinger aan te raken. Pas aan het eind van de jaren vijftig begon Droeskin het te ordenen, en vervolgens stelde hij alles in het werk om het te publiceren. Zonder Droeskin waren de manuscripten van de overleden dichters ongetwijfeld opgestookt in de kachels van de kleumende stad, en was er niets van hen overgebleven, behalve herinneringen van tijdgenoten, onbetrouwbaar als alle memoires, hun kinderpoëzie, vaak schnabbelwerk, en een hoopje lichte as, vervlogen in de wind van de tijd. Met brede hoeden, lange jassen aan,
De schriften met gedichten in de zakken,
Zijt gij reeds langgelee tot stof vergaan,
Gelijk ontbladerde seringentakken,
In 't land waar vormen niet zijn uitgewerkt,
Waar alles stuk, dooreengewoeld, teniet is,
En waar een grafterp figureert als zwerk
En star de baan van aarde's satelliet is.
Daar zingt in andre, niet te vatten taal
't Concilie van geluidloze insecten,
Daar groet, ter hand een kleine stallantaarn,
Een kever-mens zijn kennissen respectvol.
В широких шляпах, длинных пиджаках
С тетрадями своих стихотворений,
Давным-давно рассыпались вы в прах,
Как ветки облетевшие сирени...
Вы в той стране, где нет готовых форм,
Где все разъято, смешано, разбито.
Где вместо неба - лишь могильный холм
И неподвижна лунная орбита.
Там на ином, невнятном языке
Поет синклит беззвучных насекомых,
Там с маленьким фонариком в руке
Жук-человек приветствует знакомых.
| |
[pagina 82]
| |
Mijn vrienden, is het rustig daar bij u?
Valt het u licht? En alles al vergeten?
De wortels, mieren zijn uw broeders nu,
Plus grasjes, zuchten, zuiltjes stof, boleten.
Uw zusters zijn de anjerbloesems thans,
De tepels der sering, de kuikens, splinters...
Uw taal weet zich uw broer, die bovengronds
Hier achterbleef, al niet meer te herinn'ren.
Voor hem is nog geen plaats daar in dat land,
Waar gij u, licht als schimmen, henen spoedde,
De schriften met gedichten in de hand,
In lange jas, met breedgerande hoeden.Ga naar eind9
Спокойно ль вам, товарищи ммои?
Легко ли вам? - И все ли вы забыли?
Теперь вам братья - корни, муравьи,
Травинки, вздохи, столбики из пыли.
Теперь вам сестры - цветики гвоздик,
Соски сирени, щепочки, цыплята...
И уж не в силах вспомнить ваш язык
Там наверху оставленного брата.
Ему еще не место в тех краях,
Где вы исчезли, легкие, как тени,
В широких шляпах, длинных пиджаках,
С тетрадями своих стихотворений.
Deze bittere regels vol verholen schuldgevoel ten aanzien van zijn overleden vrienden van wie hij de laatste jaren afstand had genomen, werden geschreven door de enige overlevende Oberioet, Nikolaj Zabolotski. Hij schreef ze in 1952, toen Stalin nog in leven was, toen geleerden, genetici en cybernetici die de tiran onwelgevallig waren het leven zuur werd gemaakt, toen joden als ‘kosmopolieten zonder wortels’ werden vervolgd. Zoiets opschrijven in die tijd, toen anderen brieven, portretten van overleden vrienden en eigen dagboeken verbrandden, moet worden gezien als een daad van burgermoed. Te meer daar ook Zabolotski zelf zijn portie had gehad, zowel aan gerechtelijke onderzoeken als aan Stalinkampen. Hij werd gearresteerd op 19 maart 1938, doorstond zware, dagenlang durende verhoren, kreeg vijf jaar kamp, werd naar Siberië gestuurd, en kon vanwege de oorlog pas in 1946 terugkeren naar zijn familie. | |
[pagina 83]
| |
Zabolotski leefde tot 1958, lang genoeg om de ontmaskering van Stalin nog mee te maken, hij werd gerehabiliteerd en gepubliceerd, en vertroeteld door de Schrijversbond. Zijn collega Asejev heeft hem zeker nog diverse malen gegroet tijdens schrijversvergaderingen, maar durfde hem niet meer ‘vijand van het volk’ te noemen. En Droeskin bleef de papieren van zijn vrienden bewaren... Tijdens Chroesjtsjov's ‘Dooi’ kwam een deel van het archief dankzij zijn inspanningen terecht in de samizdat. Bovendien werden voor het eerst de kindergedichten van de Oberioeten gebundeld en gepubliceerd (met name die van Charms), terwijl de namen van de na hun dood gerehabiliteerde dichters begonnen op te duiken in de memoires van tijdgenoten. Ten slotte publiceerde de Petersburgse letterkundige Michaïl Mejlach in Amerika twee delen met de ‘volwassen’ werken van Vvedenski. Het was de tijd van Andropov; de KGB raakte enigszins beducht voor berichten over arrestaties in de Westerse pers en martelde niet meer op zo grote schaal als onder Stalin. Maar voor de rest ging zij tekeer als vanouds; in 1983 werd Mejlach gearresteerd en naar een kamp gestuurd. Ook de Moskoviet Valera Abramkin kwam in een kamp terecht, de man die Charms wijd en zijd had verspreid via de samizdat en zelf een voorstelling had gemaakt op basis van diens proza en poëzie. De absurditeiten bleven voortduren: terwijl Mejlach en Abramkin vastzaten, voerde de regisseur Michaïl Levitin in het Moskouse Theater De Hermitage een stuk op naar het proza van Charms... De laatste tijd worden de werken van de Oberioeten aktief herdrukt in Moskou: een tweedelige uitgave van Charms, een herdruk van de Amerikaanse uitgave van Vvedenski uit de jaren '80, en in 1994 een anthologie van de Poëzie van de OBERIOE-groep, samengesteld door Mejlach, in de ‘Grote Serie’ van de Poëzie Bibliotheek. En Michaïl Levitin stelt nog steeds al het mogelijke in het werk om het publiek de namen van de overleden schrijvers terug te geven. Hij heeft nog twee stukken opgevoerd: Wellicht is God nabij (naar Vvedenski) en het al eerder genoemde Een avond in het gekkenhuis (op basis van werken van Charms, Vvedenski, Olejnikov en Zabolotski). Ik heb het stuk op zijn minst tien keer gezien. Waarlijk schitterend acteursspel en een meesterlijke compilatie van teksten, die als een soort polyfonische symfonie zijn gerangschikt, een hymne aan de Oberioeten en het Oberioetisme. De auteurs spotten met de | |
[pagina 84]
| |
dood, de acteurs spelen prachtig en de levendige, scherpe tekst maakt van de dood een Oberioeten-grap. Na de finale, een monoloog van Vvedenski, verdwijnt de laatste acteur in het duister achter de coulissen, en een toonloze stem leest de namen van de auteurs hardop voor, waarbij elke naam wordt gevolgd door het woord: ‘omgekomen... omgekomen... omgekomen...’ De adelaar droeg een ikoon
Met daarop God.
Wellicht is d'aarde leeg van slaap,
en kaal, benauwd.
Wellicht dragen wij schuld, hebben wij angst.
Jij adelaar, een vliegmachien
een pijl naar d'oceaan
of stort jij als een kaarsje
roetend in het riviertje.
Daar straalt een ster als in een waan
eenzaam in haar bestaan.
En binnen stormt een dode heer
die woordenloos de tijd doet gaan.Ga naar eind10
Держал орел икону в кулаке.
На ней был Бог.
Возможно, что земля пуста от сна,
худа, тесна.
Возможно мы виновники, нам страшно.
И ты орел аэроплан
сверкнешь стрелою в океан
или коптящей свечкой
рухнешь в речку.
Горит бессмыслицы звезда
она одна без дна.
Вбегает мертвый господин
и молча удаляет время.
|
|