[De Tweede Ronde 1997, nummer 3]
Voorwoord
Dit (op Rusland gerichte) Herfstnummer is extra vol, terwijl het toch maar vijf rubrieken telt. Nederlandse poëzie ontbreekt, voor het eerst in achttien jaar, en Nederlands proza bevat weliswaar Nederlands proza, maar de drie bijdragen zijn van auteurs die hun oorsprong kunnen herleiden tot (Groot-) Rusland: Jan Hontscharenko beschrijft een ruziënde erehemel voor Russische auteurs die dramatisch wraak nemen op Stalin; Theodor Prudon roept een wereld op van anarchistische rebellen in de tsarentijd; Sana Valiulina, die van Tataarse afkomst is maar Russischtalig werd opgevoed in Estland, vertelt een dramatische episode uit haar schooltijd in Tallinn. In Light Verse hebben alle Nederlandse bijdragen (van Criens, Drs. P, Patty Scholten en Ivo de Wijs) iets te maken met Rusland, maar het pièce de résistance van deze rubriek - en een belangrijke primeur - is Hans Bolands vertaling van Poesjkins blasfemisch-scabreuze schertsepos ‘Gabriëlade’, waarvan Poesjkin het auteursschap moest ontkennen om niet bij de tsaar in ongenade te vallen.
In Essay wordt het Multatuli-museum vergeleken met dat van Poesjkin, ook door Boland; Irina Grivnina draagt een bevlogen artikel bij over de Oberioeten, een avantgarde-groep in de jonge Sovjet-Unie (Charms, Olejnikov, Vvedenski, Zabolotski, op één na ten offer gevallen aan de terreur van het regiem). De laatste is ook aanwezig in Vertaald proza, met een beklemmend verslag van zijn gevangenschap en deportatie. Van Marina Tsvetajeva publiceren we een opvallend egodocument, haar beschrijving van een dichteressenavond in 1921, bij welke gelegenheid zij het waagde een gedicht te besluiten met ‘Ja, hoera! - Voor de Tsaar! - Hoera!’ Van Zamjatin publiceren we de herinneringen aan Aleksandr Blok. Het overige proza, van Avertsjenko, Boelgakov, Charms en Sjoeksjin, staat in het teken van Ruslands absurdistische humor.
In Vertaalde poëzie schenken we aandacht aan diverse Russen die in Nederland nog onbekend zijn, met name Brjoesov, Kibirov, Lipkin en, opnieuw, Zabolotski (noten bieden waar nodig informatie); ook de veel vertaalde Russen (Achmatova, Blok, Brodski, Jesenin en Pasternak) ontbreken niet. Maar het hoogtepunt vormt Marina Tsvetajeva, die met 26 gedichten (in vertalingen van Fondse, Stoffel, Berg & Wiebes) is vertegenwoordigd: een kleine bundel. De voorplaat danken we aan een schilderij van Malevitsj, die tot de kring van de Oberioeten behoorde. Gastredacteuren van dit met zorg gecomponeerde nummer zijn Madeleine Mes en Anne Stoffel.
Redactie