De Tweede Ronde. Jaargang 18
(1997)– [tijdschrift] Tweede Ronde, De– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 99]
| |
Essay | |
[pagina 100]
| |
Goethe verstoten uit het paradijsGa naar voetnoot*
| |
[pagina 101]
| |
aflegt en tussen de bedrijven door poseert voor de Russische schilder Kiprinski, die begrijpt niet hoe hij zich met zijn wankele gestel op de been hield. En van doodvervelen is al helemaal geen sprake. Het heeft er alle schijn van dat de dichter een tweede adolescentie beleeft, een halve eeuw na Die Leiden des jungen Werther. Alsof alle bevalligheid die hij ooit op Lotte projecteerde zich in Ulrike von Levetzow openbaart. Dat hij steeds haar aanwezigheid opzoekt, blijft niet onopgemerkt en geeft voedsel aan de smakelijkste geruchten. Ze wandelen samen en lezen verzen. Hij schept er genoegen in haar met presentjes te verrassen, van chocolade tot exemplaren van zijn eigen werk. Anders dan wel beweerd wordt, heeft hij haar nooit direct een aanzoek gedaan. Wel verscheen, zo zou Ulrike later in haar memoires onthullen, groothertog Carl August in staatsie en pracht bij de moeder om, uit naam van zijn vriend Goethe, te dingen naar de hand van het meisje. Ulrike's moeder, zelf ooit geadoreerd door Goethe, moet zozeer in verlegenheid gebracht zijn dat ze een antwoord schuldig bleef. Men kwam er naderhand niet meer op terug, alleen de zoon van de dichter gaf in niet mis te verstane bewoordingen lucht aan zijn gêne. Het afscheid van Bohemen valt Goethe zwaar. De 5de september, de dag dat hij de terugtocht aanvaardt, wordt een pijniging voor zijn weke gemoed. In het sierlijke open rijtuig zitten behalve de zwijgzame dichter nog diens particulier secretaris John en de oude bediende Stadelmann. Zij zijn de getrouwe reisgenoten waarvan het gedicht rept. Het is in deze uren dat zijn liefdesverdriet vorm krijgt en woord voor woord, regel voor regel wordt gesublimeerd. ‘Ik schreef het vers meteen toen ik uit Bohemen vertrok en ik me nog in het volle, directe gevoel bevond van wat ik had beleefd, 's Ochtends om acht uur op de eerste pleisterplaats schreef ik de eerste strofe en ik dichtte in het rijtuig verder en tekende op elke halte neer wat mijn geheugen had vastgehouden, zodat het 's avonds voltooid op papier stond.’ Zo vertrouwde hij in november van dat jaar toe aan Eckermann en hij noemde het eindresultaat zelf ‘das Produkt eines höchst leidenschaftlichen Zustandes’. Kort tevoren had Goethe het gedicht met veel gevoel voor ceremonie aan zijn jonge vriend voorgelezen. ‘Hij had de verzen eigenhandig met Latijnse letters op stevig velijnpapier geschreven en het met een zijden koord in een omslag van rood marokijn bevestigd en zodoende werd aan de buitenkant al zichtbaar dat hem dit manuscript tussen alle overige bijzonder dierbaar was,’ aldus Eckermann. | |
[pagina 102]
| |
De lyrische treurzang is een aaneenrijging van uit het geheugen opwellende associaties, waarin heftige emotie en temperende overpeinzing elkaar verdringen. Wat een goed begrip aanvankelijk in de weg kan staan, zijn de talrijke wisselingen in beeldspraak, tijd en perspectief. Je krijgt bij het lezen van de 23 strofes het gevoel dat wel het uiterste van de taal is gevergd. Alsof de grenzen van de poëtische spankracht, van wat menselijkerwijs uit te drukken valt, bereikt of althans benaderd worden. Het aan Goethe's eigen Torquato Tasso ontleende motto is beslist geen grootspraak. Voor elke lezer navolgbaar laat de elegie zich stuwen door een amper te temmen kracht van hunkerende passie, door de groei van ontbering naar loutering, van verliefdheid naar vrome ingetogenheid. Wie het allemaal nog eens van een ander wil horen, kan terecht bij Stefan Zweig, die, als het aan hem had gelegen, de 5de september liefst tot een Duitse nationale feestdag uitriep. Hij gedenkt deze mijlpaal in de Duitse literatuur in zijn Sternstunden der Menschheit. Hij laat de lezer, die in het vorige hoofdstuk nog mocht meevechten met de Slag bij Waterloo, nu meereizen met Goethe in het rijtuig naar Weimar, om in de passage erna te delen in de goudkoorts van Californië. In zulk een smadelijk-euforische verwarring moet Goethe zijn gedicht hebben geschapen. |
|