De Tweede Ronde. Jaargang 18(1997)– [tijdschrift] Tweede Ronde, De– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 44] [p. 44] Nederlandse poëzie [pagina 45] [p. 45] Vijf gedichten Bernd Bevers Je kwam (buitenlucht in de kleren, rode vlekken van de zenuwen, bril vergeten op te doen of laten liggen). We dronken thee en hoorden de wasmachines van de buren boven Sjostakowitsj uit. We waren alleen en toch niet samen. Toen je weg was er kwamen mensen eten, de afwas moest gedaan, bril teruggevonden en gepast) besefte ik hoe lang we al op deze vreemde wijze afscheid nemen door de jaren en dat dat niet voorbij moet gaan. [pagina 46] [p. 46] Voor M. Ik heb de foto nog; uitgelaten meisje op een schommel met naast zich de verlegen jongen die haar uitzichtloos aanbad. Vier magere kinderbenen, één moment lang eendrachtig omhoog wijzend naar de zwart-wit-hemel van een verdwenen zomerdag. Dertig jaar later zou je je ophangen en ik zie in gedachten de nooit genomen kleurenfoto van twee vrouwenbenen, een halve meter boven de vloer van een hotelbadkamer in een buitenlandse stad. Je liet een kind achter hoorde ik en iemand die al die tijd een foto bewaard heeft maar waar je verder ook niets aan had. De telefoon verzwijgt je stem in dit licht van oude mensen en het vleeskleurige van de avond waarin spookhanden met bloemengieters achter de ramen zweven maar mijn mond wil jouw mond en mijn oor wil niets meer horen van de onmogelijkheden die het leven in één adem verzint voor twee mensen dus leg je lippen aan de lijn en fluister de leugens ik luister. [pagina 47] [p. 47] Wij komen nog samen om te eten, dragen elkaars meubels door de regen, verschuiven met kleine rukjes het decor, de tijd terug naar zachtere jaren, blijven vertrouwen op de avond, al zal geen nacht ons nog genezen, herhalen de liefde volgens ingesleten regels, houden ons stil en worden oud. Alsof we niet begrijpen hoe het is gekomen dat we in onbekende ogen blindelings speuren naar de afwerende handen van net zulke leugens. Een hond en vijf meeuwen bevolken het decor in de kleurige luwte van een zonsondergang. Binnen bralt de middenstand, de lente zet hem aan tot drinken. Je moet hier weg - hoe vaak hij het niet gedacht heeft en weer is vergeten - twijfel, gemakzucht, benieuwdheid naar de vervaldatum van alledaagse dromen. Hij bleef. Dicht bij de grond. Om in zo'n avond te gaan zitten kijken naar vijf meeuwen en een hond. Een merel zingt de leegte rond. Vorige Volgende