keren had gedaan. Toen gaf hij hem aan mij.
Het was een vrij dun, rond plaatje blik. Aan de ene kant stond een woord gegraveerd: Confiança. Aan de andere zijde prijkte een afbeelding van een volgetuigd zeilschip, waaronder ik met enige moeite het woord caravela kon ontcijferen. Misschien was het zomaar een penning voor een jongensverzameling uit de jaren zeventig. Spaar de zeilschepen. Een karveel met de naam ‘Vertrouwen’. Voor een soldaat van weinig waarde, maar een zeldzaam en kostbaar bezit voor een Bantoejongetje in de binnenlanden van Angola. Ik gaf hem zijn schat terug.
‘Die soldaat in Caiundo en de vader van Marina zijn één en dezelfde man,’ zei hij opeens, terwijl hij mij strak aankeek. ‘Hij weet het niet en Marina weet het ook niet. U en ik zijn de enigen die het weten.’
Ik was stomverbaasd.
‘Haar vader weet het niet? Heb je hem dan niets verteld!’
‘Nee. Maar ik weet het, het is zo. Marina had mij op een keer al eens verteld dat haar vader in Angola is geweest. In die tijd, zeventien jaar geleden. Niets bijzonders, dacht ik toen. Heel veel Portugese jonge mannen moesten daar als soldaat heen. Maar ze heeft me kort geleden óók verteld, zomaar als aardigheid, dat haar vader aan elke voet zes tenen heeft. En ik kreeg absolute zekerheid toen ik hem vanmorgen ontmoette. Ik zag meteen het litteken bij zijn mondhoek, zodat het lijkt of hij altijd lacht.’
‘Hij heeft jou niet herkend?’
‘Ik was een zwart jongetje van zes jaar! Er waren zoveel kleine zwarte jongetjes...’
‘En jij... je weet zeker dat hij het is. Maar waarom heb je het hem dan toch niet verteld?’
Hij schudde resoluut zijn hoofd.
‘Dat zou niet eerlijk zijn, senhor. Stel je voor: ik toon hem de amulet, hij herinnert zich het huis in het dorpje waar hij werd verzorgd, hij is dankbaar, en dán vraag ik de hand van zijn dochter! Nee, dat is niet eerlijk.’
Ik keek met bewondering naar hem.
‘Zondag,’ zei hij. ‘Zondag, als hij zijn besluit heeft genomen. Dan laat ik hem Senhor Talismã zien en dan zal ik vertellen hoe hij mij heeft geleid, naar Lissabon, naar Marina, naar hem. En dan zullen wij herinneringen ophalen aan die dagen in Caiundo. En hij zal vragen hoe het met mijn moeder gaat en dan zal ik hem