waar de rots doorheen schemert, is langzaam opgelopen, moeizaam in de buurt van horizontaal gekomen, maar de staken, de tienjarige bremstruiken zo groot als bomen, die zijn niet geweken. Wat je gedaan hebt, is voor niets geweest. Je hebt iets opgeofferd, jezelf geen rust gegund, en je hebt niets bereikt. Het is om het even. Je ziet niet méér. Je hebt je tijd verdaan. De tijd die door het dal stroomt, die de heuvelborst bedekt, net als de stekelige bomen, die tijd heeft geen waarde, levert niets op. Je kunt hem niet ruilen voor iets anders. Je hebt hem actief besteed, je verwacht er iets voor terug maar komt bedrogen uit. Vanaf de top waar je op adem komt, krijg je niet eens een uitzicht van een mijl bijvoorbeeld, een klein panorama met mooie velden, met het begin van een gemakkelijke, rechte weg naar het onbekende, het nieuwe. Op zijn best krijg je hetzelfde en meestal helemaal niets, braamstruiken, kreupelhout, bossen brem.
De wereld zou een kamer zijn als het in onze aard lag te genieten van een duurzame en verzadigende rust. Maar zo is het niet. De wereld bestaat. Wij ook, en het een is waarschijnlijk niet los te zien van het ander. We willen graag overal heen, we zijn nieuwsgierig, en de dingen zijn er om die neiging van ons te bevredigen. Dat moet de regel zijn, tenzij het misgaat. Bij ons ging het al mis voordat we de regel konden begrijpen. Vanwege de keper waaraan onze ervaring van meet af aan is gerelateerd, de afwijzing, de ontgoocheling.
Naar een verklaring voor het gemelijke, wraakzuchtige humeur, de overheersende gemoedsgesteldheid tussen Millevaches en Pompadour, tussen Bort met zijn orgels, boven, en de torens van Turenne ertegenover, hoeven we niet ver te zoeken. Je ziet het zo. Het komt door de heuvels. De grote afstand tussen wat er is en wat wij zijn, de aard der dingen, verzet, weigering. Het kan nog erger natuurlijk. In plaats van door hellingen hadden we omringd kunnen zijn door bergkloven, ons onverbiddelijk ingesloten kunnen voelen. Maar al met al zou dat minder wrang zijn geweest, minder teleurstellend. We zouden ons niet vermoeid hebben met het zoeken naar een uitweg. We zouden die rechte muren, onbeklimbaar stel ik me voor, hebben gestoffeerd met dromen, die kamer met zijn rotswanden en zijn plafond van wolken hebben aanvaard omdat die ons zonder overleg en zonder aanzien des persoons was toebedeeld. Terwijl we van de schuine, niet al te hoge heuvel die we vóór ons hadden, dachten dat we die wel aankonden, dat we