De Tweede Ronde. Jaargang 18(1997)– [tijdschrift] Tweede Ronde, De– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 52] [p. 52] Drie gedichten Jos Houtsma Het kapittel van de dom van Arezzo aan Piero della Francesca, n.a.v. diens fresco in het portaal Voor ultramarijn hebben we je veertien Dukaten betaald, voor verguldsel Dertig, en voor je vakmanschap, je Veelgeprezen pintura, nog een keer dertig. Dat je ons daarvoor trakteert Op een fresco zonder ultramarijn, Zonder goud, het zij zo. Maar dat je Ons deze boerentrien met haar Laatdunkende mond, en de stank Van het erf nog om zich, probeert Te verkopen voor Magdalena - Dat is echt the limit! Je staat Bekend als een knap psycholoog, Piero, En dat je opdrachtgevers weet Te bespelen, dat zien we wel in. Maar Je zou als psycholoog toch moeten Begrijpen dat men het kerkvolk, Dat wil, dat moet worden gesticht, Niet zomaar deze versie Van de boetvaardige zondares Voor kan zetten: een heilige in De gestalte van de hooghartige trut Die hun zoon nog vorige week Een blauwtje liet lopen! [pagina 53] [p. 53] Young Keats In het donkere amfitheater Op de eerste rij te zitten en te zien Hoe Billy Lucas zijn onzalig mes Zet in een arme donder, volgegoten Met slechte rum - Wanneer de eerste onvoorziene plens Zwart bloed op het zink gutst, het eerste hijgen Van schrik, en het eerste gestommel van Onwel geworden nieuwelingen die Naar buiten vluchten, en je eigen hand Tast al onzeker naar je leren Loodgieterstas - waar zijn je klemmen - En het verband - Lucas wroet onvervaard Verder en legt aan de ontzette zaal Haarfijn ieder onsmakelijk detail Van zijn barbaarse handwerk uit, en de Patiënt duizelt in een delirium Van pijn, of is al dood - is dat de weg Naar dichterschap? Kan wie nu hier zit, ooit Als poet laureate opstaan van tafel En de lof zingen van laburnum die Bezwijkt onder zijn last van gouden trossen? Of tiptoe on a little hill? Je slikt En ademt diep om je onpasselijkheid Te overwinnen, voor je opstaat om Te assisteren. Niets aan je verraadt Je afschuw. Je hebt mooie ogen, en Je haar is ook niet slecht, golvend, roodbruin. Maar je weet zeker dat je te onthecht Bent voor je taak, te zwakkelijk, te klein. [pagina 54] [p. 54] Sleep & poetry Na twee of drie uur slapen schrok hij wakker. Hij wist meteen de plaats: het huis van Hunt, De sofa in de kamer. IJskoud maanlicht Viel door het venster op de lambrizering, En op de aalgladde schilderijen die Laatdunkend op hem neerkeken. Om hem heen De witte gipsen busten van de doden, Homerus, Ariosto, Tasso, Spenser, De grote doden die hij nooit kon hopen Te evenaren. Plotseling - zijn hart sloeg over, De adem stokte in zijn keel - begonnen Kristalheldere beelden in hem op Te lichten, levensechte beelden: zwanen Zeilden als schepen door het riet; een vlinder Spreidde in het laveloze zonlicht Zijn gouden vleugelpaar over een roos; En massa's bloemen. Ongemerkt begon De taal te zingen, rijmen gloeiden op En doofden uit, en uit de chaos vormden Zich versregels. Totdat de ochtend kwam En de eerste vogelstemmen klonken. Toen De meiden binnenkwamen, om zes uur, Vonden ze hem bij het raam, zijn haar bezweet, Zijn zwarte dichterogen koortsig gloeiend. Voor hem op tafel het weerbarstig vers Dat zich niet naar zijn handen wenst te voegen. Vorige Volgende