De Tweede Ronde. Jaargang 17
(1996)– [tijdschrift] Tweede Ronde, De– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 151]
| |
Het eiland
| |
[pagina 152]
| |
Glaukos Hoe groot moet het zijn? Sophron Ik droom het graag zo groot mogelijk; ik denk aan latere tijden en dromen zijn gul. Glaukos En hoe komen we er? Hilaros Tjee, dat is een vraag. Ik ben er al! Sophron Zonder Amanda? Hilaros Ik kan ook dromen. Sophron Twintig of dertig vrienden met goede vrouwen... La Rivière Voilà le Diable! Twintig of dertig vrienden! Twintig of dertig goede vrouwen! Kophos En knechten, en meiden. Hilaros En lakeien, en butlers, en kappers, en banketbakkers, en koks, niet dan, Kophos? Kallias En spitdraaiers, en beddewarmers, en koffiebranders, en poederkwasten, en pasteikommen, en poudre à la Maréchalle, niet dan, Kophos? Sophron Lieve jongens, geen geplaag! Dat we geen bedienend personeel meenemen spreekt van zelf. Niet heersen en niet dienen, zei de wijze Otanes, dat zij de hoeksteen van ons geluk. Kallias Waarop ik met vreugde zo veel noodzakelijk lijkend comfort, zo veel prullen, en heel het marktschip vol zinloze praal zie stuklopen. Glaukos Begin met de beschrijving van het eiland. Sophron Ovaal stel ik het me voor, ongeveer zoals Sardinië. In het midden hoge bergen, bedekt met eeuwige sneeuw, onderaan beschaduwd door eiken, kastanjes, beuken, essen, esdoorns en lariksen, hogerop door ceders, dennen en sparren. Tussen die bossen en de witte toppen grazige weiden. Aan de besneeuwde hoogten ontspringen wateren die in hun val alles meesleuren, rotsblokken en dennen wentelend. Die wateren zwellen aan uit talloze beken, worden zacht vloeiende brede rivieren en mengen zich in de wereldzee. De kust bestaat voor het merendeel uit landtongen en zeeboezems, en heeft enkele ver uitstekende voorgebergten. Over het geheel genomen is het land nogal bergachtig en rijk aan hooggelegen veeweiden. De dalen zijn buitengewoon vruchtbaar. Heel hoge bergen bevinden zich slechts in het midden. Overal de meest levendige afwisseling van hoogten, dalen, bossen, vlakten, wateren en meren. Wij houden ons besluit geheim. Glaukos Kophos, arme jij! Sophron Jullie, jongelui, doen vanaf morgen klimoefeningen, | |
[pagina 153]
| |
om op het schip matrozenwerk te kunnen verrichten. In Holland kopen we van ons laatste geld een schip, La Rivière wordt onze kapitein. Glaukos Wat nemen we mee? Sophron Allereerst gespierde armen en benen. Voor de beginfase ook ijzerwaren, schapen en geiten, allerlei pluimvee en een paar honden. Dat zijn mensenvrienden, ze zullen ons trouw volgen, waarom zouden we ze achterlaten? Als waakhonden zullen we ze hopelijk niet nodig hebben, maar wel als metgezellen tijdens de jacht. Kallias Geen paarden? Sophron Paarden noch kinderen. Kophos Waarom niet een paar koeien? Hilaros En een ezelin, Kophos, schat! Kallias Hoe kun je grappen maken als ze ons onze paarden afnemen? Sophron Geduld, geduld, beste jongens! Jullie moeten tevreden met me zijn; maar we nemen paarden noch kinderen mee. Hilaros Maar rendieren zullen we tussen de 30e en 40e breedtegraad vast niet vinden. Kallias Omgord mij dan, o Sophron, met de gordel van onthouding, dat ik mijn honger naar paarden verdoof. Sophron Geduld! Wat dat betreft moet je tevreden met me zijn! Hilaros We moeten maar, geloof ik, net als die graaf op dat toernooi, herten berijden. Sophron Waarom geen vliegende vissen? Dan kunnen jullie door lucht en water rijden. Maar het wordt fris, jongelui, en Kophos heeft kou gevat. Het is tijd dat we weer naar huis roeien. Zaterdag zien we elkaar weer. Hilaros En dromen we de mooie droom verder. Sophron Ja, maar hier op het eiland. Alleen hier fluistert mijn Egeria tot mij. | |
2. Vrij en wijsHet tweede weekend. We moeten meteen vertrekken! Nee, eerst een plan, we moeten denken om de generaties na ons. Er is behoefte aan minimale wetgeving, gebaseerd op twee beginselen: gelijkheid en zedelijkheid. Veel moeten we achterlaten, net als vluchtelingen uit een pestgebied, die zich zelf ontsmetten en al wat niet strikt nodig is in het vuur werpen. | |
[pagina 154]
| |
Kallias Ik merk wel dat je heel de tooi der wetenschappen van onze zielen tot op het hemd afstroopt, om ons als ware atleten van de deugd strijd te laten leveren. Sophron Het is een zware strijd, zegt Plato, die beslist of een man goed of slecht wordt. Geloven jullie dat het een lichte strijd eist, gewoon maar zelfverloochening, als men het goud van onze natuur van alle slakken daaromheen wil zuiveren en het in een tempel brengen, waar niets onreins thuishoort? Hilaros Ik dacht dat wetenschappen onze ziel veredelden. Want ook mij lijk jij erop af te stevenen (zij het langs omwegen, zodat we niet plotseling hoeven te schrikken) de wetenschappen, als een door kwalijke pestadem besmet kledingstuk, aan deze kant van de zee te laten. Sophron Vergis je niet, lieve kinderen! De wetenschappen zijn edel en goed, sterken en voeden hun adepten, leiden hun lievelingen naar groene beemden, behoeden hen daardoor voor drabbige omwegen en dwalingen. Maar zelfs terwijl ze de mensengeneraties veredelen, nemen ook zij teveel van de geest der eeuwen over en blijven daardoor niet onbevlekt. Wijsheid ontaardt en wordt wetenschap; wetenschap ontaardt en wordt veelweterij; die hoeft niet te ontaarden om waanwijsheid te worden - hierover later meer. Maar beseffen jullie niet dat gelijkheid de eerste behoefte is van ons eilandvolkje? En achten jullie ongelijkheid tussen geleerde en leek minder onderdrukkend dan bijvoorbeeld ongelijkheid van geboorte en bekwaamheid? Of moeten onze eilandbewoners allemaal geleerden zijn? de kudden zichzelf weiden? de akkers vrucht dragen, niet bevochtigd door ons zweet? Verbeeld je, o Hilaros, een republiek van geleerden, voor zover die mogelijk zou zijn, en zeg me of je zou wensen daarvan deel uit te maken? Glaukos Over Klopstocks republiek der geleerdenGa naar eindnoot4 hebben we je met zo veel warmte horen spreken. Sophron En jij zult, hoop ik, met even veel warmte over dat verrukkelijke boek spreken, zo vaak er sprake is van diepe wijsheid, gehuld in levendige allegorie. Klopstocks republiek der geleerden is allegorie; ik heb het over een echte republiek waarin elke burger een geleerde zou zijn, en vraag of een van jullie daarvan deel zou willen uitmaken. Hilaros Ik zeker niet, mijn rust is mij te lief. Vergeleken met zo'n staat zou een Poolse landdag een vredestempel zijn. Maar net zo min zou ik graag in boerse onwetenheid wegzinken en heel de | |
[pagina 155]
| |
ziel als een ploegschaar in de akker doen zinken. Sophron Dat de boer vaak met heel zijn ziel wegzinkt in de aarde, die toch om zijnentwille, en stellig niet hij om harentwille, werd geschapen, dat is nu juist een gevolg, het meest onderdrukkende gevolg van ongelijkheid. Hij zou met vrouw en kind verhongeren als hij niet veel meer uit de aarde zou halen dan hij voor zich en de zijnen nodig heeft. Voedt hij niet de vorst, het gevolg aan diens hof, en diens staande leger? Voedt hij niet vaak een onderdrukkende edelman wiens immer groeiende behoefte aan hovaardij, weelde, vooroordeel hij moet bevredigen? Voedt hij niet in sommige landen van ons Duitsland voor het genoegen van de edelman de helft, ja meer dan de helft van diens knechten, diens paarden en runderen? Voedt hij slechts voor zich zelf de kracht van zijn arm? Voedt hij niet andermans wild op zijn akkers, en vaak in zijn hut de jachthond, aan welks welzijn de hooggeplaatste eigenaar meer is gelegen dan aan het welzijn van een heel gezin? Wordt hem niet met zevenvoudige verantwoordelijkheid de zorg toegewezen voor de boom waarvan de wortels hun voedsel vinden in aan zijn kleine tuin, waarvan de kroon zijn koude akker overschaduwt? Zo veelvoudig door mensen onderdrukt, moet hij echter ook nog tegen toornende elementen strijden, in een noordelijk klimaat; en vier maanden lang ligt voor hem de aarde stil, bikkelhard door de vorst. Onze eilandbewoner leeft als gelijke te midden van gelijken. In een mild klimaat bebouwt hij vruchtbaar land, waarvan hij de bevrediging van slechts geringe behoeften vergt, voor zichzelf, zijn vrouw, zijn kinderen en zijn vee. hem behoren de vruchten van het land, dat hij met gezond zweet bevochtigt; hem de uren van rust in de schaduw van zijn boom! voor hem valt het hert, getroffen door Zijn schot; en de druif van de wijnrank die zich om zijn olm slingert, krijgt haar rode kleur voor hem! Iedere lichte inspanning bezorgt hem een rijke, ongedeelde oogst. Kallias Ik ervaar heel zijn geluk; niet het geringste is dat van de uren zonder werk: maar hoe zal hij zijn vrije tijd besteden? Sophron Te weinig arbeid maakt van een deel der mensen ellendige slappelingen. Te veel arbeid maakt van het grootste deel treurige loonslaven. Beide groepen vinden geen vreugde in het leven. Bij ons moet iedereen werken, iedereen de zoetheid van rust | |
[pagina 156]
| |
na arbeid genieten, genoeg vrije tijd hebben om blij te zijn met zijn bestaan, genoeg bezigheid om niet als onderdrukte vazallen de vrije zielskrachten te hoeven inspannen voor de strijd tegen de verveling, die steeds terugkerende, urenverwoestende vijandin. Kallias Verlos ons uit de bange spanning. Wil je ons de wetenschappen ontnemen, net als de paarden? Sophron Wat de paarden betreft zul je, heb ik je al gezegd, tevreden met me zijn. Van de wetenschappen ontneem ik ons, liever gezegd onze nakomelingen, alleen maar het lastige apparaat; de werkelijk grote resultaten nemen we mee en dragen we hun getrouw over. In plaats van alle ethiekboeken willen we ons met reinheid van zeden behelpen, en gezond verstand voorrang geven boven alle compendia van logica en metafysica. Het doel van de filosofie is zielsrust en deugd. Laat ons die zoeken en niet geloven dat mensen uit een gouden eeuw, voor zover er ooit een gouden eeuw geweest is, een academie van wetenschappen hebben gemist. Ik zie, dunkt me, bij elk van jullie vraagtekens op het gezicht; en Kallias, die in het begin bereid was alles te verlaten, lijkt nu in tweestrijd te verkeren tussen de vleespotten van Egypte en de druiven van Kanaän. Kallias Ik zal ten minste niet, zoals de ezelGa naar eindnoot5 van die ene filosoof, in verlegenheid over zijn keuze verhongeren tussen twee distelvelden. La Rivière Ik volg con amore jouw ideeën, o Sophron, ook wat de wetenschappen betreft; maar hebben die niet onze talen met een rijkdom aan voorstellingen gestoffeerd, waarvan de ware luxe voor onze kolonie schadelijke luxe zou zijn? En de talen nemen we toch mee. Sophron Wat een vertrouwen geeft me de overeenstemming van jouw gedachten met de mijne! Kallias Zoveel bespeur ik al, dat we ons tot één taal zullen moeten beperken. La Rivière Wat dan zeker wel het Duits zal zijn. Kijk, lieve jongens, ik doe meer dan jullie, ik doe afstand van mijn moedertaal! Kallias Dat dacht ik wel. Ik moet me de taal van de halfgoden en de muzen, jou, zoete taal van Hellas! laten ontnemen! jou, en dus jouw Homerus! O, kon ik maar mijn kleine Homerus van Wetstein met mij uit deze schipbreuk redden! Twee kleine, nietige deeltjes en alletwee om me als een echte Insulaan uit te drukken, | |
[pagina 157]
| |
zo groot als een schapekaasje. Sophron Het offer van La Rivière is niet gering. De mens verspeelt haast alles liever dan zijn taal. En toch - o schone taal van Hermanns volk, taal van Luther en Klopstock, inspireer mij, dierbare moeder, tot het afscheidslied, dat ik voor u zou willen zingen! Hilaros Hoezo? Wat? Moeten we afzien van het grootste godsgeschenk, de taal? samen met onze geiten en schapen schapen en geiten worden? Sophron Zo dom ben ik niet. Kallias Moeten we mijn Homerus redden? Grieks spreken? Sophron Overreed de dames, als je kunt. La Rivière Ik kreeg een vermoeden van jouw idee. Je bedoelt dat we met het Duits, jullie moedertaal, een te grote rijkdom aan ideeën die ons vreemd moeten worden, naar de overkant zouden meenemen. Zo denk jij er over, nietwaar? Sophron En niet anders; een kindje stamelt eer het praat. Kallias Bij alle muzen en gratiën, dat is streng! Niet alleen kleed je ons uit tot op het hemd, nu stroop je met de moedertaal ons ook de huid van het lijf. Maar kies het Grieks en ik ben tevreden. Sophron Niet het Grieks, ofschoon ik dat oneindig veel mooier vind dan alle andere talen die ik ken. Niet het Latijn, dat ook heel mooi is. Beide kennen wij slechts via boeken, beide zijn voor ons geleerde kennis en horen derhalve op het eiland nog minder thuis dan onze moedertaal. Ik zou het Italiaans voorstellen. Dat is heel mooi, edel, liefelijk, in staat tot lichte vervormingen. Het heeft voordelen voor de stemorganen van bewoners van een zachte luchtstreek. Onze noordelijke taal is gestemd voor ons noordelijke klimaat. De geschriften van de Italianen zijn heel mooi, vooral de dichters. Maar DIE dichters aanbieden aan onze kinderen der eenvoud, dat zou bij geen van ons opkomen. We kennen die taal (en dat is de hoofdzaak) slechts half. Genoeg voor onze behoeften op het eiland. Meer zou voor het begin teveel zijn. Kallias Dat is hard. Barbaars! Tiranniek! La Rivière Mij dunkt dat het zeer menslievend is; en Sophron laat meer achter dan wij, als hij de Duitse taal niet meeneemt. Sophron Begrijpen jullie dan niet dat we met onze zo ontwik- | |
[pagina 158]
| |
kelde taal een massa vreemde ideeën in ons landje zouden importeren? Onschuld en eenvoud zouden vluchten en hun herdersstaf laten vallen, als die wolven onze schaapskooien zouden binnensluipen. Vinden jullie het ten slotte niet belangrijk dat zo veel termen voor vreemde begrippen alle oorspronkelijkheid van expressie, dus ook van gevoelsbeleving, bij onze nakomelingen zouden verstikken? Onder de weelderige pracht zou de toekomstige eilanddichter amechtig worden, zoals de kleine David onder de ijzeren wapenrusting van Saul. We zullen ons haasten hem een lichte staf te geven, en kiezelstenen uit de beek. Kallias Daarmee vergelijk je de taal der Italianen? Is Ariosto's taal niet zeer ontwikkeld en zeer rijk? Sophron Maar voor ons, voor ons, en ten derde male, voor ons zou het Italiaans arm en onontwikkeld zijn, omdat we het maar half kennen. Het zou eerst gedurende enige generaties onder ons en door ons en voor ons een andere vorm moeten krijgen en een eilandtaal worden, een taal die arm is, eenvoudig, maar in staat tot geleidelijke omvorming en groei. Zo zouden de gewijde mannen van ons volkje, terwijl ze ware kinderen van de natuur blijven, oorspronkelijke geesten worden. En dat betekent meer dan geleerden. Maar laten we gauw naar huis gaan. We hebben geen waarschuwing van kalender of horloge nodig om te voelen dat het laat is. Ook de hemel zegt ons dat. | |
3. Wijsheid zonder wetenschappenEnkele weekends later is het plan compleet. Ruimtelijke ordening van de agrarische gemeenschap, bestuur en rechtspraak, cultuur, arbeidsverdeling, onderwijs, de positie van de vrouw, kleding, hygiëne, voorzieningen voor alleenstaanden en bejaarden, lijkbezorging en defensie zijn geregeld. Uitvoering vergt heel wat voorbereiding, maar vooral mentaliteitsverandering. Weg met wetten, theologie, poëtica, tactiek, veelweterij! In plaats daarvan zuivere moraal, echt christendom, poëzie, heldenmoed, ware filosofie. Dat is: begeerte naar wijsheid, welke met daadkracht gepaard gaat, zoals Sokrates zocht, - wiens beste leerling niet Plato was, maar de generaal Xenofon, - zoals de staatsman Cicero geen geringer filosooj was dan Seneca. Sophron Onze geleerden weten meer dan Seneca, maar lijdt niet veelal hun geest, in een ziekelijk lichaam, aan onmatige weetgierigheid? Is niet hypochondrie de gebruikelijke toestand van | |
[pagina 159]
| |
onze geleerden, terwijl wijsheid juist altijd hand in hand ging met vrolijkheid? Vindt socratische wijsheid gehoor in het kermisgewoel van wetenschappelijke kennis? Kunnen geleerden onder de voortdurende opeenstapeling van verworven veelweterij een vrij ademende ziel behouden die haar goddelijke oorsprong nastreeft? Net zo min als lichamelijke gezondheid, in zo'n leven dat ze alleen maar rekken op hun werkeloze stoel. Voor hoe weinigen van hen is het mogelijk vitaal te blijven,
Dat heel de mens van laffe zwakte vrij,
De geest gezond in 't lijf, gezond ook, zij!Ga naar eindnoot6
Die ontaarding kenden de Ouden niet. Altijd was hun streven er op gericht de gezonde harmonie in heel de mens te behouden, harmonie van geest en lichaam, waarvoor ze muziek en gymnastiek (lichamelijke oefeningen) als wachters aanstelden. Jullie weten dat ‘muziek’ bij hen poëzie en muziek tezamen betekende. Ach vrienden, hoe graag zouden wij het niet, als kinderen van de natuur rustend in haar schoot, stellen zonder het Koninklijke Franse Kabinet van Natuurlijke Historie, en, vertrouwd met het woord Gods, dat zoeter is dan honing en het geestesoog scherpt, zonder welke theologie dan ook! We zouden geen grote artsen hebben, maar ook geen systematische moordenaars, geen folteraars op grond van zo vaak verkeerd toegepaste regels van een op zich genomen eerzame kunst. Hoe gemakkelijk zouden we kunnen bestaan zonder een wetenschap die zich grotendeels dank zij de onmatigheid van de mensen in stand houdt! Zouden we niet door onbekendheid met alle ziekten veroorzaakt door een volle buik, onheuse begeerten, misleide hoop van de eerzucht, hopeloze wederkerige liefde, overdreven geestelijke inspanning, zorgen uit gierigheid enerzijds, honger, armoe, onderdrukking, alle consequenties van vernederende ongelijkheid anderzijds, gezonder zijn dan door heel de medische wetenschap, die toch bij de huidige stand van zaken het meest mensvriendelijk is van alle wetenschappen? Naar de doolhoven der jurisprudentie zou stellig niemand verlangen en nog veel minder naar het gezwets van onze pseudopolitici, die het welzijn van een fantoom, dat zij staat noemen, niet slechts losmaken van het geluk van alle individuele burgers, maar dat voor het merendeel proberen op te trekken boven op het puin | |
[pagina 160]
| |
van is overgebleven. Noch ook naar de berichten van die statistici die het geluk van de rijken, 's mensen hoogste goed, positioneren in bangelijke berekeningen van het in omloop zijnde geld, stichting van fabrieken, waar mensen levenloze raderen van een machine worden, of uitbreiding van een tak van handel, waarin staten vaak ten opzichte van elkaar zo handelen als zelfs de meest eerloze individuele burger uit vrees voor de galg niet mag. Alsof - om me van de woorden van een wijs man te bedienen - heel ons leven een industrieel product zou zijn, en het einde van de wereld een jaarbeurs van Frankfurt!Ga naar eindnoot7 Uit de geschiedenis bewaren we de schoonste voorbeelden van deugd, van zelfverloochening, wat de kern der deugd is. Met afschuw zal Caesar ter sprake komen, met bewonderende liefde de goede Regulus. Ook mogen we onze nakomelingen de dwaasheid en de schande van de mensheid niet verhelen. Door belevenissen van derden moeten zij inzien dat het afwijken van eenvoud in zonde, slavernij en ellende stort. Jongens nog niet, maar wel opgroeiende knapen moeten sidderend vernemen hoe Europeanen een nieuw ontdekt werelddeel met het bloed van zijn argeloze rechtmatige bewoners bevlekten, en zich dat werelddeel door een priester in Rome als erfdeel lieten toekennen. Ze moeten vernemen dat in dat Europa, waaruit hun voorvaderen ontsnapten, vaak om de erfenis van een vorst, wegens de ingebeelde belediging van een dochter of zuster, vele duizenden als slachtschapen worden opgeofferd. Dat te allen tijde duizenden het plicht en eer achten zich zonder overweging van recht en onrecht het veld in te laten sturen en te vuur en te zwaard landen te verwoesten die net zo weinig op hebben met het belang van de oorlog als met hun moordenaars. Hoe zullen ze zich er over verbazen dat in landen van verfijnde cultuur, in christelijke landen, wel degene die overijld in drift handelt met de dood wordt gestraft, als de gewonde binnen negen dagen sterft, maar dat koel afgesproken wederzijdse moord volgens beginselen van Europese eer niet bestraft wordt, de weigering van die moord echter op hem die niet ‘meer gesteld is op de eer der mensen dan op de eer van God’Ga naar eindnoot8 vaak gewroken wordt met smaad en ontzetting uit zijn waardigheid! Hoe zullen ze zich er over verbazen dat in sommige landen van Europa het nuttigste deel van de inwoners dat, bezwijkend onder het juk van de arbeid, onmetelijke velden bebouwt, met vrouw en | |
[pagina 161]
| |
kind eigendom is van arrogante nietsdoeners die vaak een mens inruilen voor een hond! Hoe zullen ze met afschuw worden vervuld als ze horen dat de volkeren van Europa op de verste kusten van Afrika woedende oorlogen van onwetende barbaren arglistig aanmoedigen, om hun krijgsgevangenen te kopen! vaak ook voor een fles verdovende drankGa naar eindnoot9 van de vader zijn zoon en van de zoon zijn vader kopen, die stakkers naar een ander continent voeren, hen en hun nakomelingen als rechtens verworven eigendom beschouwen, net als gekochte runderen, en onder de bloedige zweep van duivelse opzichters voor werk inzetten dat geen muzelman van zijn vee zou vergen! En dat om wille van de winst! Dat wordt door christelijke regeringen toegestaan, gesteund, aangemoedigd, bevolen. Priesters van God schamen zich er niet voor om over de voortgang van een dergelijke handel openlijk in zijn tempels de genade van de God van liefde af te smeken. La Rivière Maar zouden we zulke gruwelijkheden niet liever voor hen verzwijgen? Sophron Ik vind van niet! De wortels van menselijke hebzucht kunnen we niet uit 's mensen hart wegrukken. Derhalve is het niet om het even dat ze inzien hoe zinloos vooroordeel kan verblinden, waartoe onzalige begeerte naar meer kan leiden! Het is niet om het even dat hun de gevolgen van ongelijkheid duidelijk zijn! Juist die ongelijkheid veroorzaakt de schaarse verdeling van kennis, ten gevolge waarvan een enkeling geleerd is, terwijl het volk in smadelijke barbarij leeft. Bij ons zou iedereen weten wat dienstig is tot voeding van de geest en tot veredeling van het hart.Ga naar eindnoot10 |
|