| |
| |
| |
Eilanden onder het felle zonlicht
Nasser Fakhteh
‘Onze afspraak staat toch vast, hè?’
Het was de eerste Nederlandse zin die ik op het eiland hoorde. Die bekende woorden klonken op dat ogenblik zo melodieus en aangenaam dat ik me bijna wilde omdraaien en glimlachen tegen de bezitter van die mannenstem, om misschien een praatje met hem aan te knopen. Maar er was iets mysterieus in zijn toon dat me tegenhield. Ik bewoog niet. Liggend op mijn buik spitste ik mijn oren.
‘Dat weet ik nog niet,’ hoorde ik een vrouwenstem. ‘Ik zal het moeten zien.’
‘Luister, we hebben niet zoveel tijd meer,’ zei de man overtuigend. ‘Twee dagen maar. We mogen deze kans niet laten lopen.’
‘Zachtjes, alsjeblieft.’
De man dempte zijn stem: ‘Er is nu toch niemand hier, behalve die sukkel die God weet waar vandaan komt.’
Het werd langzaam aan interessant. Nu moest ik ze niet laten merken dat ik de Nederlandse taal onder de knie had. Eigenlijk was het een beetje gemeen van mij. Maar goed, als je in je eentje op een eiland zit en niets te doen hebt dan zwemmen en zonnen, neemt je nieuwsgierigheid toe. Vooral als je ineens de levensgeheimen van anderen binnenvalt. Ik was één en al oor.
‘Nou?’
‘Ik wil het ook niet missen, je weet het toch,’ zei de vrouw, ‘maar, hoe moet ik het uitleggen, ik heb het gevoel dat mijn man...’
‘Sst!’ viel de man haar in de rede, ‘ze komt eraan!’
‘Vanavond, zelfde tijd, zelfde plaats,’ voegde hij er nauwelijks hoorbaar aan toe.
Ik liet mijn ingehouden adem ontsnappen. Alsof ik ook deelnam aan dat verborgen avontuur en bang was dat het uitkwam.
‘Kom 'es hier schat, lekker gezwommen?’
Het leek of die stem niet meer bij dezelfde man hoorde. Hij klonk vol liefde en tederheid, die bezegeld werd door het geluid van een zoen. Als ik het gesprek van daarvoor niet had gehoord, zou ik zeker een gelukkig echtpaar voor me hebben gezien, dat een zonnige huwelijksreis aan het doorbrengen was. Ik had de neiging
| |
| |
me om te draaien om naar hen te kijken, maar ik mocht mij niet haasten. Anders zouden ze iets vermoeden en zou ik er niet meer achter kunnen komen hoe het verhaal verder ging. Nu werd mijn plezier in de plek die ik gevonden had nog groter.
Vaak genoeg was ik langs het zwembad gelopen, maar ik dacht dat het alleen toegankelijk was voor gasten van het hotel San Paolo aan de overkant van de straat. Op die ochtend viel mijn oog toevallig op een bord bij de ingang, waarop in het Spaans, Engels en Duits stond dat het vrij toegankelijk was. Alleen het meebrengen van etenswaren en drankjes was nadrukkelijk verboden.
Met de nieuwsgierigheid van iemand die voor het eerst ergens komt, ging ik de trappen af. Het was nog niet zo druk. Ik liep even rond en keek naar de mensen die zwommen of verspreid lagen te zonnen. Aan de overkant was nog een trap, die leidde naar een zandplateau met een paar korte tropische bomen. Het bevond zich bovenop een grote rots en werd begrensd door een kiezelstenen muur op kniehoogte. In de hoek gingen stenen trappen steil naar beneden, omspoeld door vredige golven zonder schuim. Het water was zo helder dat je van boven de stenen en het trillende, gladde zeewier kon onderscheiden. De zee verbreedde zich onder je voeten tot aan een zinderende horizon. De geringste verandering van blikrichting vervormde het uitzicht: de kleuren en lijnen. De vuurtoren, een golfbreker, geërodeerde rotsen die zich steeds hoger verhieven, en in de verte wilde, groene heuvels. Al op het eerste gezicht was mij duidelijk geweest dat dit mijn vaste plek zou worden voor de rest van mijn vakantie. En nu zat ik ook nog midden in een onverwacht verhaal. Wat wilde ik nog meer!
Terwijl ik opstond om een biertje te halen, wierp ik een vluchtige blik naar hen. Op het strand kun je meestal aan de huidskleur van de toeristen zien hoe lang ze er al zijn. De vrouw die topless op haar buik had gelegen, was duidelijk nog geen week aan het zonnen. Maar de man die onderuitgezakt in een strandstoel zat en de vrouw naast hem die op haar rug had gelegen met een zonnebril en een walkman, waren helemaal bruin. Het was dus niet moeilijk om te raden wie van beide vrouwen er langer was.
De bar om de hoek van het zwembad was nog niet open. Ik ging de trap op, stak de straat over naar het café-restaurant onder het hotel. Met een biertje in de hand keerde ik terug en ging op het ligbed zitten; starend naar de horizon terwijl ik langzaam mijn
| |
| |
bier dronk, luisterde ik aandachtig. Nu waren zij met z'n vieren. Ongetwijfeld was die andere man de echtgenoot van de eerste vrouw. Ze spraken over een oud, rijk dametje. Een Engelse die volgens hen met haar geld een jonge man aan de haak had geslagen om een spannende vakantie met hem te houden.
‘Ik heb gehoord dat ze zijn moeder is,’ zei de andere vrouw aarzelend.
‘Onzin,’ protesteerde de eerste vrouw. ‘Als dat haar zoon is, dan ben ik Sinterklaas. Dat ouwe lijk.’
‘Precies,’ zei de eerste man, ‘Als hij haar zoon was, zou ze niet zo kwaad worden over zijn geflirt met meisjes. Heb je niet gezien hoe ze reageerde, gisteren, toen hij dat Schotse meisje aan het versieren was?’
De andere vrouw gaf het op: ‘Ik weet het niet meer,’ zei ze. ‘Er gebeuren zoveel rare dingen tegenwoordig, je weet niet wat je moet...’
‘Kijk eens aan,’ onderbrak de andere man haar. ‘Als je het over de duvel hebt!’
‘Zie je hoe verlopen ze eruit ziet.’
‘Maar met haar smaak is niets mis.’
‘Dat kun je wel zeggen; ze heeft echt een stuk te pakken gekregen.’
‘Jammer voor haar dat ze gehandicapt is. Als ze niet doofstom was, dan had ze nu in Cannes lol gemaakt met Robert De Niro.’
Ze lachten. Hun stemmen klonken door elkaar en het was niet meer te onderscheiden wie wat zei.
Het werd langzaam drukker. Op de strandbedden lagen meer mensen. De meesten praatten Engels, sommigen met een scherp Schots accent. Ik dronk mijn glas leeg en ging zwemmen.
Toen ik uit het water kwam, keerde ik niet terug naar mijn plaats. Ik was benieuwd hoe dicht hun geroddel bij de waarheid bleef. Wat het uiterlijk van de Engelse en de jongen betreft, hadden ze gelijk. De Engelse lag een stukje verderop: een dikke vrouw met kort geblondeerd haar, in een bloemetjesbadpak. Haar kwabbige huid zat vol moedervlekken en ze droeg een enorme zonnebril. De jongen was ronduit knap. Zijn lichtbruine haar had bijna dezelfde kleur als zijn gespierde, soepele lijf. Hij was een jaar of drie-, vierentwintig. Telkens opnieuw dook hij van de hoge duikplank en zijn snelle, zekere bewegingen toonden dat hij een goed zwemmer was. Toen hij even later naast de Engelse ging liggen,
| |
| |
deed ze de zonnebril af en vroeg in gebarentaal of hij haar rug in wilde smeren. Terwijl de jongen dat deed, bestudeerde ik zijn houding en zijn gezichtsuitdrukking. Je kon merken dat hij het niet met plezier deed. Misschien was ik beïnvloed door wat ik gehoord had. Ik probeerde niet zo snel te oordelen.
Na een poosje kwam er een meisje aan. Mooi slank, met los krulletjeshaar en lichte tred. Ze deed twee of drie stappen in de richting van de jongen, vertraagde toen haar pas, keerde zich om, ging het water in, kwam er druppelend uit, liep weer naar de jongen, boog zich over hem heen en liet het water uit haar haren op zijn rug druipen. Nog voordat de jongen had kunnen reageren, rende ze weg en sprong opnieuw het water in. De jongen sprong op, dook ook het zwembad in, zwom onder water en kwam achter het meisje te voorschijn. Terwijl ze elkaar lachend nat spatten, hief de Engelse haar hoofd op, keek even in hun richting en draaide zich woedend om, waarna ze star en onbeweeglijk bleef liggen. Ze zag niet hoe de jongen en het meisje, aan de overkant aangekomen, uit het zwembad klommen, de trappen opliepen en verdwenen. Pas een paar minuten later kwam ze half overeind, schoof de zonnebril op haar voorhoofd en liet haar ogen ronddwalen tussen de zwemmers. Ze stond op. Met zoekende blik liep ze naar het zandplateau en speurde om zich heen, haar hand boven de ogen. Toen ze terugkwam, stak ze een sigaret tussen haar lippen en knipte die aan met een aansteker. Haar vingers trilden. De sigaret was nog niet half op toen ze hem uitdrukte in de asbak. Ze stopte haar badlaken en andere spullen in haar tas en vertrok.
Ik probeerde mezelf bezig te houden met een boek. Maar ik kon mij niet concentreren. De woorden die ik had gehoord, werden een ondertekst bij de beelden die ik had gezien. Van tijd tot tijd keek ik naar de trappen bij de ingang. Ik was benieuwd hoe de jongen zou reageren als hij terugkwam en de Engelse vrouw niet meer aan zou treffen. Toen hij samen met het meisje uiteindelijk weer verscheen, keek hij naar de lege plaats van de Engelse, riep iets en haastte zich de trap op naar boven. Het meisje stond een paar seconden onbeweeglijk, keek vervolgens om zich heen en ging toen met een chagrijnig gezicht onder de douche staan.
De volgende dag was ik al vroeg in het zwembad. Ik was benieuwd of de eerste vrouw zich de vorige avond aan haar afspraak had gehouden. Ik zat op dezelfde plek als de dag ervoor te wachten,
| |
| |
met een boek in mijn hand. Maar lezen had geen zin, zeker niet toen ik de eerste vrouw aan zag komen, samen met haar man en haar twee kinderen. De kinderen kleedden zich snel om en sprongen het water in. Er hing een gespannen stilte, als na een echtelijke ruzie. Had hij het door, vroeg ik me af. Het was de man die uiteindelijk de stilte verbrak. Maar wat hij zei, verstond ik niet.
‘Begin je nou weer, in de vroege ochtend?’ zei ze uitdagend.
‘Jij laat me toch niet uitpraten.’
‘Wat een toestand! Jezus, snap je nou echt niet dat ik hier kom om uit te rusten, in plaats van naar jouw eeuwige gezeur te luisteren!’
‘Ik begrijp er niks meer van. Wat heb ik in Godsnaam verkeerd gedaan, dat je zo doet?’
‘Dat moet ík tegen jou zeggen? Kom op man, doe nou eens even je ogen open, kijk hoe de andere mannen met hun vrouwen omgaan.’
‘Je bedoelt zeker weer Jeroen, hè? Buurmans gras is altijd groener, maar wat ik doe, daar kijk je nooit naar. Ik sloof mij uit jullie een leuke vakantie te bezorgen...’
‘Ja ja, dat verhaal kennen we nu wel.’
‘Dat is niet eerlijk. Je zou toch moeten weten dat...’
‘Hou nou maar op, ze komen eraan.’
‘Ik heb geen zin in ze. Ik ga wandelen.’
‘Ga maar, alsjeblieft. Je hebt nooit zin in iets gezelligs. Het enige wat jij kan is de sfeer verpesten.’
De man siste iets terug en verdween. Ik draaide mij om, om hem na te kunnen kijken. Dat had ik niet zo ongeduldig moeten doen. De eerste vrouw keek me indringend aan. Ik voelde dat ik belachelijk rood werd. Het zweet dat me plotseling uitbrak, had niets te maken met de temperatuur. Om iets vanzelfsprekends aan de situatie te geven haalde ik mijn schouders op en vroeg: ‘Problems?’
Ze zei niets, maar knikte.
‘Dit soort dingen gebeurt altijd,’ zei ik in het Engels. ‘Trek het u niet aan!’
Ze glimlachte beleefd. Om elke soort van achterdocht weg te nemen zei ik: ‘Neem me niet kwalijk, misschien is het niet het juiste moment om het te vragen, maar welke taal spreken jullie?’
‘Nederlands,’ antwoordde ze. En op haar beurt vroeg ze: ‘En jij? Waar kom jij vandaan?’
| |
| |
‘Uit Iran,’ zei ik.
‘Goede morgen!’ riep de eerste man, terwijl hij dichterbij kwam met zijn vrouw en zijn dochter. De eerste vrouw draaide zich om en groette terug.
‘Ik ga even zwemmen,’ zei ik, terwijl ik overeind kwam.
‘Leuk u ontmoet te hebben,’ riep ze. Nu opeens probeerde ze de Engelse woorden heel correct uit te spreken.
Zwemmend hield ik in de gaten of de eerste vrouw en de eerste man samen zouden achterblijven. Zodra dat zou gebeuren zou ik terugkomen om verder te luisteren. Op een gegeven moment was het zover. Haastig keerde ik terug. Ik was net gaan liggen toen ik hoorde: ‘...gewacht. Geen moment kreeg ik slaap.’
‘Ik ook niet,’ zei ze. ‘Geloof me. Maar ik kon gewoon niet. Toen ik zei dat ik een wandelingetje ging maken, wilde hij ook mee. Nou, wat moest ik beginnen, hè? Vandaag hebben we alweer ruzie gemaakt.’
‘Kom nou, waarom doe je zo moeilijk? Juist nu moet je aardiger tegen hem zijn, kijk maar hoe ik met háár omga.’
‘Ik doe ook mijn best. Maar het lukt me niet. Ik eh... Weet je, als ik hem zie, hoe blind hij is en hoe idioot hij zich gedraagt - het werkt gewoon op mijn zenuwen.’
‘Laat nu maar zitten, straks komt er weer iemand. Wat denk je van vanavond? Het is onze laatste kans, hoor!’
‘Dat weet ik, maar kijk: 's avonds is het echt moeilijk. Ik ben bang dat hij iets ruikt.’
‘Goed, vanmiddag dan?’
‘Wat? In het volle licht?’
‘We kunnen een afspraak maken bij het café, kom, hoe heet het ook alweer?’
‘La Mancha, bedoel je?’
‘Precies. Ik kom je ophalen met de auto. Ik ken een schitterend plekje. Nou?’
‘...’
‘Je weet maar al te goed dat we er voor altijd spijt van zullen krijgen als we hier geen gebruik van maken.’
‘O.K. Hoe laat?’
‘Half drie?’
‘Afgesproken.’
‘Kun je nu proberen een beetje gezellig te doen?’
‘Ik vraag me af hoe ik de rest van mijn vakantie moet doorbren- | |
| |
gen als jullie vertrokken zijn.’
‘Je moet niet het moment van nu verpesten om wat er morgen gebeurt.’
‘Ja, je hebt gelijk.’
Er viel even een stilte. Toen vroeg hij:
‘Heb je hem gesproken? Die vent?’
‘Hij begon er eigenlijk mee. Ik was ook benieuwd waar hij vandaan kwam.’
‘En?’
‘Hij komt uit Irak.’
Daar gaan we weer, dacht ik. Hij zei iets dat ik niet helemaal verstond. Ik ving alleen maar snor en Saddam Hoessein op. En gelach, dat ze met ‘Sst!’ probeerde te dempen. Vast en zeker had hij gezegd dat ik, met mijn snor, op die stommeling van een dictator leek. Ik deed natuurlijk alsof ik niets hoorde, maar het kostte me moeite om mijn hand niet naar mijn snor te brengen. Als ze er zó over denken, dacht ik, dan moet ik bij de eerste de beste gelegenheid die heilige snor maar eens afscheren.
‘Kijk eens!’ riep hij. ‘Daar hebben we ze weer!’
Aan zijn toon kon ik horen dat hij de Engelse en de jongen bedoelde. Uit de heimelijke blikken en het gefluister bleek dat de relatie tussen de Engelse en de jongen voor velen een onderwerp van gesprek was.
De bar ging open. Ik bestelde een bitter lemon en stond te wachten. Een vrouw kwam naast mij staan. Ze bestelde iets in het Spaans. Ze zag er echter helemaal niet Spaans uit. Ze was niet zo jong meer, maar aan haar aantrekkelijke gezicht kon men zien dat ze een schoonheid was geweest. Ze droeg een paarse bikini. Een goed uitziend lijf, prettige strakke buik en nog stevige ronde borsten. Twee kleine jongens en een meisje kwamen aanrennen, helemaal nat. Ze vroegen haar in het Nederlands of ze voor hen ook een ijsje wilde bestellen. Ik glimlachte en vroeg haar in het Engels: ‘Zijn dat uw kinderen?’
‘Ja, inderdaad,’ bevestigde ze op vriendelijke toon. Ze haalde wat geld uit haar portemonnee, gaf het aan haar jongste zoon en zei: ‘Op voorwaarde dat je zelf bestelt.’
‘Kan ik niet.’
‘Dat kún je toch!’
‘Hij kent een beetje Spaans,’ legde ze me uit. ‘Maar hij is verlegen.’
| |
| |
‘Ik kan me haast niet voorstellen dat u al zulke grote kinderen heeft.’
Ze glom. Toen we, een poosje later, naast elkaar zaten onder een parasol, vertelde ze dat haar vijftienjarige dochter uit haar eerste huwelijk was. Haar huidige man was piloot. Hij had hen daar gebracht en was zelf teruggekeerd, omdat hij nog drie weken moest werken. Een paar jaar terug hadden ze ergens in de buurt een villa gekocht, waar ze meestal hun zomervakantie en soms ook de Kerstdagen doorbrachten. Sofie heette ze. Ik vertelde haar waar ik vandaan kwam en hoe ik in Nederland terecht was gekomen. Maar ik benadrukte dat ik buiten Nederland alleen maar Engels sprak.
Het klikte al gauw tussen ons. Op een gegeven moment bracht ik de Engelse en de jongen ter sprake. Ik wilde graag weten wat zij erover dacht.
‘Goh!’ reageerde ze. ‘Dat zoiets jou zo snel opvalt! Je bent toch pas sinds gisteren hier?’
Ze dacht hetzelfde als de meeste anderen. Met dit verschil, dat ze de extreme reacties van de anderen niet eerlijk vond. Ze zei dat een oudere man met een jong meisje nauwelijks opviel en bijna overal werd geaccepteerd, omdat zulke gevallen veel worden gezien.
‘Daar heb je gelijk in,’ zei ik. ‘Maar het zou ook kunnen dat hij echt haar zoon is, en dat ze alleen maar zo op zijn geflirt reageert omdat hij thuis een vriendinnetje of een verloofde heeft. Als zij hem ziet met andere meisjes, wordt ze boos.’
Sofie dacht even na. Toen zei ze: ‘Eerlijk gezegd, de zaak leek me zo duidelijk dat ik überhaupt niet over andere mogelijkheden heb nagedacht. Het kan. Ik bedoel: waarschijnlijk heb je gelijk. Maar toch, volgens mij is er iets vreemds in hun relatie. Daarom praat iedereen er ook over.’
In feite was ik niet van plan geweest om het privé-leven van anderen te bespreken. Maar toen het gesprek dit punt bereikte, zei ik: ‘Hoe denk je over die twee echtparen?’
‘Welke bedoel je?’
‘Je landgenoten. Hun kinderen spelen nu met de jouwe.’
‘Gewoon. Niets bijzonders. Hoezo?’
‘Wel, als ik nu zeg dat de man van de ene gaat met de vrouw van de andere, wat zou je dan zeggen?’
‘Nee! Dat meen je niet!’
| |
| |
‘Ja, heus.’
‘Hoe ben je daar dan achter gekomen?’
‘Heel toevallig. Gisteren lag ik daar toen ze net met elkaar in gesprek waren. Toen hoorde ik alles wat ze tegen elkaar zeiden.’
‘Ik had nooit gedacht dat ze... Ze leken me heel gewoon.’
‘Dat is nou precies wat ik bedoel. Vaak moet je de rare dingen in het doodgewone ontdekken en niet in situaties die op het eerste gezicht al raar lijken.’
Sofie keek me opmerkzaam aan. ‘Het lijkt me interessant hoe jij denkt.’
Het is altijd zo dat het vertellen van een geheim - of het nu je eigen geheim is of dat van een ander - twee mensen dichter bij elkaar brengt. Ik had nu het gevoel dat we elkaar al tijden kenden. Ongetwijfeld was dat bij haar ook het geval: ze vroeg me of ik zin had om een eindje met hen te gaan rijden. Ze wilde mij de omgeving laten zien. Ze vertelde dat in een naburig dorpje de wekelijkse markt werd gehouden en was er zeker van dat ik me daar zou amuseren. Ik aarzelde. Eigenlijk wou ik graag getuige zijn van de smoesjes die de eerste vrouw zou verzinnen om haar afwezigheid te verklaren. Maar wat deed het ertoe.
‘Graag,’ zei ik. En ik voegde eraan toe: ‘Het is beter dat de kinderen niet weten dat ik ook in Nederland woon. Je begrijpt waarom, he?’
Ze lachte en knikte van ja. Toen ik terugging om mijn rugzak op te halen keek de eerste vrouw mij aan: ‘Ga je nu al weg?’
‘Ik kom zo terug. Tot straks.’
Sofies dochter kwam niet mee, de twee jongens wel. Wij lieten het kuststadje en het lawaai van de toeristen achter ons. Een warme wind woei de open ramen binnen en speelde met Sofies zijdeachtige haren. Het was rustig op de weg. We reden langs groene heuvels, witte huizen, half ingestorte aarden muren, droge weilanden en een groot veld waarop alle bomen scheef waren gegroeid. ‘Dat komt,’ argumenteerde Sofie, ‘doordat de wind altijd van zee komt.’ In de verte werd een kerktoren zichtbaar. Het was inderdaad een heel ouderwets dorpje, met een echt Spaanse sfeer. Er waren zelden toeristen te zien tussen de mensen die in de middaghitte bewogen over de markt en met de verkopers onderhandelden.
Het fascineerde me zo, dat die geheime afspraak erdoor verdrongen werd. Pas toen we op het terrasje van een eenvoudig café zaten te drinken, keek ik op mijn horloge en vroeg aan Sofie: ‘Ken
| |
| |
je hier trouwens een café dat La Mancha heet, of zoiets?’
Plotseling veranderde haar gezicht van uitdrukking. ‘Ja,’ antwoordde ze meteen. ‘Ik ken het maar al te goed. Hoezo?’
Ik was een beetje verrast door haar opgewonden reactie. ‘Mmm. Over een half uurtje hebben ze bij dat café een afspraak. Hij gaat haar ophalen. Hij zei dat hij een schitterend plekje kende.’
‘Echt waar? Wat een toeval. Ik bedoel: wat spannend allemaal!’
Ze keek op haar horloge. In een opwelling zei ze: ‘Zullen we iets avontuurlijks gaan doen?’
‘Wat dan?’
‘Laten we achter ze aan rijden. Ik wil graag weten of ik dat plekje ken.’
‘Dat zou ik spannend vinden. Maar de kinderen, die zijn er ook nog. Bovendien: wat maakt het uit. We weten toch hoe dat soort dingen gaan.’
Sofie lachte veelbetekenend: ‘Ja, daar heb je gelijk in. Weet je...’ Ze pauzeerde even. Het leek me dat er in haar ogen een flits van herinnering schitterde. Ik had het gevoel dat zij nu degene was die een geheim wilde vertellen.
‘En?’ Ik wachtte ik ongeduldig.
Ze knikte lachend en zei: ‘Niets, laat maar.’
Ik drong niet aan. Maar het was niet moeilijk om te zien dat ze ergens anders was met haar gedachten. Toen we teruggingen naar de badplaats reed ze in hoog tempo.
Van de eerste vrouw en de eerste man was geen spoor te bekennen. De Engelse was er evenmin. De jongen probeerde de dubbele schroefduik te leren aan het Schotse meisje en aan een nieuw meisje, dat pas was aangekomen. Het water was heerlijk koel en aangenaam, na de rit in de warme auto. Sofie ging eerder uit het water dan ik. Ze had een cola voor zichzelf gehaald en een biertje voor mij, en lag te lezen toen ik naast haar kwam liggen.
‘Kun je je concentreren?’ vroeg ik.
Ze lachte. ‘Eigenlijk niet!’
Het leek erop dat ze ongeduldiger was dan ik. Voortdurend keek ze naar de trappen bij de ingang. De eerste vrouw verscheen het eerst. Ze was alleen. Ze liep met lichte, meisjesachtige tred. Zodra ze haar kinderen in het zwembad ontwaarde, sprong ze het water in en mengde zich energiek in hun spel. Glimlachend keek Sofie mij aan.
‘Zie je haar?’ zei ik. ‘Alsof ze net de eerste keer beleefd heeft.’
| |
| |
‘Dat kan ik kan me het heel goed voorstellen,’ zei Sofie. Door de toon van haar stem kreeg ik opnieuw het gevoel dat ze iets heel persoonlijks zou gaan vertellen. Een geheim. Maar ze bleef zwijgen en met een glimlach op haar lippen volgde ze de bewegingen van de eerste vrouw.
‘Daar heb je hem,’ zei ze plotseling. Boven aan de trappen verscheen de eerste man. Ik gaf haar een knipoog en keerde terug naar mijn plaats. Misschien viel er nog iets te horen.
De eerste vrouw lag er ook weer. Haar ingevette huid schitterde in de zon. Haar man zat snurkend op zijn stoel, met het hoofd op de borst. De andere vrouw zat te bladeren in een glossy damestijdschrift. Zodra de eerste man arriveerde, veranderde de slaperige sfeer. Hij haalde drankjes en ijs voor iedereen. Hij praatte onophoudelijk en maakte grapjes en opmerkingen. Vanavond zou hij trakteren, zei hij, omdat het vandaag hun laatste dag was. Na het eten zouden ze gaan stappen, zijn gezin en het andere. Hij wist een leuk café. La Mancha.
Ik brandde van nieuwsgierigheid. Ik wilde weten of die twee hadden afgesproken elkaar later terug te zien en hun affaire ook in Nederland voort te zetten, of dat het alleen maar een vakantieavontuurtje was dat op het eiland zou eindigen.
Maar ik kwam er niet achter en zou er nooit achter komen.
Na het vertrek van de eerste man en zijn gezin, en - twee dagen later - van de Engelse vrouw en de jongen, was er ogenschijnlijk niets opvallends meer waar je nieuwsgierig van zou kunnen worden. Maar daarin vergiste ik mij. Want het duurde niet lang voordat ik opeens, en buiten mijn verwachting, merkte dat wij, Sofie en ik, nu het mikpunt van nieuwsgierigheid en speculaties waren geworden. Sofie liet me elke dag iets anders zien in de omgeving. Soms gingen we samen met de kinderen, soms met z'n tweeën.
Die dag had Sofie me uitgenodigd in hun villa. Daarna maakten we een wandeling op een verlaten strand. De kinderen waren thuis gebleven. Sofie bracht me weer naar het zwembad en ging alleen terug. Ik was net in het water toen de eerste vrouw naast me kwam zwemmen en zei: ‘Jullie hebben zeker wel een leuke tijd gehad, he?’
‘Ja,’ zei ik. ‘Heel erg leuk.’ En ik zwom verder. Maar haar ironische toon, en de nadruk die ze legde op het woord jullie, bleven naklinken in mijn hoofd. Toch had haar opmerking mij wijzer
| |
| |
gemaakt. Want toen ik uit het water kwam, merkte ik pas dat ik omgeven was door heimelijke blikken en gefluister.
In plaats van te gaan liggen, pakte ik mijn shampoo en handdoek en ging douchen. Onder de douche hoorde ik weer de lachende stem van de eerste vrouw: ‘Je hoeft je niet zo grondig te wassen. Hoeveel shampoo je ook gebruikt, je wordt er nooit blank van.’
Ik draaide de kraan dicht en liep naar haar toe. Ze was naast haar man gaan liggen. Toen mijn schaduw op haar viel, opende ze haar ogen en lachte terughoudend.
‘Moet u luisteren, mevrouw,’ zei ik nadrukkelijk. ‘Ik kom hier niet om van huid te wisselen, en bovendien heb ik geen enkele behoefte om blank te worden.’
Het was de eerste Nederlandse zin die ik op het eiland sprak.
|
|