De Tweede Ronde. Jaargang 17
(1996)– [tijdschrift] Tweede Ronde, De– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 154]
| |
Zeven gedichten
| |
La pequeña llamaYo siento por la luz un amor de salvaje.
Cada pequeña llama me encanta y sobrecoge.
¿No será, cada lumbre, un cáliz que recoge
El calor de las almas que pasan en su viaje?
Hay unas pequeñitas, azules, temblorosas,
Lo mismo que las almas taciturnas y buenas.
Hay otras casi blancas: fulgores de azucenas.
Hay otras casi rojas: espíritus de rosas.
Yo respeto y adoro la luz como si fuera
Una cosa que vive, que siente, que medita,
Un ser que nos contempla transformado en hoguera.
Así, cuando yo muera, he de ser a tu lado
Una pequeña llama de dulzura infinita
Para tus largas noches de amante desolado.
| |
[pagina 155]
| |
De ontmoetingIk ben van top tot teen in een zwart kleed gestoken.
Zelf ben ik bleek, mijn blik is in vervoerde staat.
En een gespleten ster draag ik in beide ogen.
Twee driehoeken staan rood in mijn verstrakt gelaat.
Zoals je ziet, ik pronk met generlei juwelen,
Niet met een roze strik of dahliaboeket.
En zelfs de gouden gespen die mijn sandalen sieren,
Gemaakt van akkerwinde, heb ik opzij gezet.
Ik ben in deze nacht, van goud en zij verstoken,
Rank, donker als een iris die zich tot leven bracht.
Geheel gezalfd met olie gewonnen uit de nardus
Ben ik onder mijn kleed van schuchterheid heel zacht.
En op mijn bleke lippen ontluikt nu reeds een anjer
Die beeft van spanning onder het wachten op jouw mond.
En in mijn lange handen daar kronkelt het verlangen
Als dwaze serpentine onzichtbaar in het rond.
Onthul mij, mijn geliefde! Onthul mij, mijn geliefde!
Want dan, onder jouw ogen, verhef ik mij terstond
Als een vibrerend standbeeld op hoge zwarte sokkel,
Waarnaar de maan zich toesleept als een geslagen hond.
| |
La citaMe he ceñido toda con un manto negro.
Estoy toda pálida, la mirada extática.
Y en los ojos tengo partido una estrella.
¡Dos triángulos rojos en mi faz hierática!
Ya ves que no luzco siquiera una joya,
Ni un lazo rosado, ni un ramo de dalias
Y hasta me he quitado las hebillas ricas
De las correhuelas de mis dos sandalias.
Mas soy esta noche, sin oros ni sedas,
Esbelta y morena como un lirio vivo.
Y estoy toda ungida de esencias de nardos.
Y soy toda suave bajo el manto esquivo.
Y en mi boca pálida florece ya el trémulo
Clavel de mi beso que aguarda tu boca.
Y a mis manos largas se enrosca el deseo
Como una invisible serpentina loca.
¡Descíñeme, amante! ¡Descíñeme, amante!
Bajo tu mirada surgiré como una
Estatua vibrante sobre un plinto negro
Hasta el que se arrastra, como un can, la luna.
| |
[pagina 156]
| |
Nacht van regenHet regent... Wacht, ga niet slapen,
Maar schenk aandacht aan wat de wind vertelt
En aan wat het water zegt dat klopt
Met minuscule vingers op de ramen.
Heel mijn hart wordt één en al oor
Om mijn betoverde zuster te horen.
Ze heeft geslapen in de hemel,
De zon van heel dichtbij gezien,
En stapt nu vrolijk en veerkrachtig
Af van de hand van de wind,
Als een reizigster,
Die weerkeert uit een wonderland.
Hoe zal zich het golvend graan verheugen!
En hoe gretig raakt het gras doordrenkt!
Hoeveel diamanten zullen hangen
In de dichte takkenvracht der dennen!
| |
Noche de lluviaLlueve... Espera, no duermas.
Estate atento a lo que dice el viento
Y a lo que dice el agua que golpea
Con sus dedos menudos en los vidrios.
Todo mi corazón se vuelve
Para escuchar a la hechida hermana.
Que ha dormido en el cielo,
Que ha visto al sol de cerca,
Y baja ahora elástica y alegre
De la mano del viento,
Igual que una viajera
Que torna de un país de maravilla.
¡Cómo estará de alegre el trigo ondeante!
¡Con qué avidez se esponjará la hierba!
¡Cuántos diamantes colgarán ahora
Del ramaje profundo de los pinos!
| |
[pagina 157]
| |
[Vervolg Nederlands]Wacht, slaap niet in. Laat ons samen
Het ritme van de regen horen.
Vlei tussen mijn borsten
Je zwijgend voorhoofd neer.
Ik zal je slapen voelen kloppen
Bonzend en zoel
Als waren het levende hamers
Die bonken op mijn vlees.
Wacht, slaap niet in. Deze nacht
Zijn wij beiden een wereld,
Afgesloten door wind en door regen
In de zoele holte van een alkoof.
Wacht, slaap niet in. Deze nacht
Zijn wij misschien een wortel van belang
Waaruit morgen de prachtige stam
Ontspruiten zal van een nieuw geslacht.
| |
[Vervolg Spaans]Espera, no te duermas. Escuchemos
El ritmo de la lluvia
Apoya entre mis senos
Tu frente taciturna.
Yo sentiré el latir de tus dos sienes
Palpitantes y tibias,
Como si fueran dos martillos vivos
Que golpearan mi carne.
Espera, no te duermas. Esta noche
Somos los dos un mundo,
Aislado por el viento y por la lluvia
Entre la cuenca tibia de una alcoba.
Espera, no te duermas. Esta noche
Somos acaso la raíz suprema
De donde debe germinar mañana
El troco bello de una raza nueva.
| |
[pagina 158]
| |
De geur van fruitMet rijpe kweeperen
Parfumeer ik mijn kasten.
Al mijn kleren dragen
Het aroma van fruit en verlenen mijn lichaam
Een constante smaak van de lente.
Als ik van de diepe
Gepolijste planken
Een witte armvol
Ondergoed grijp,
Verspreidt zich door de kamer
Een aroma van boomgaard.
Schijnbaar houd ik in mijn kasten
De zomer gevangen!
| |
Olor frutalCon membrillos maduros
Perfumo los armarios.
Tiene toda mi ropa,
Un aroma frutal que da a mi cuerpo
Un constante sabor a primavera.
Cuando de los estantes
Pulidos y profundos
Saco un brazado blanco
De ropa íntima,
Por el cuarto se esparce
Un ambiente de huerto.
¡Parece que tuviera en mis armarios
Preso al verano!
| |
[pagina 159]
| |
[Vervolg Nederlands]Dat is mijn parfum. Al kus je duizend vrouwen,
Jong en vol van liefde, geen enkele zal jou
Zulk een buitenlucht-gevoel van liefde geven
Als ik je geef.
Dus daarom, in mijn kasten
Bewaar ik rijpe vruchten
En in de plooien van mijn ondergoed
Verberg ik, naast gedroogde bosjes reukgras
Gevlekte ronde kweeperen.
Zo is mijn huid is doortrokken
Van deze geur die leeft.
Al kus je duizend vrouwen, geen enkele zal jou
Zulk een gevoel van bos en beken geven
Als ik je geef.
| |
[Vervolg Spaans]Ese perfume es mío Besarás mil mujeres
Jóvenes y amorosas, mas ninguna
Te dará esta impresión de amor agreste
Que yo te doy.
Por eso, en mis armarios
Guardo frutas maduras
Y entre los pliegues de mi ropa íntima
Escondo, con manojos secos de vetiver,
Membrillos redondos y pintones.
Mi piel está impregnada
De esa fragancia viva.
Besarás mil mujeres, mas ninguna
Te dará esta impresión de arroyo y selva
Que yo te doy.
| |
[pagina 160]
| |
Het uurNeem me nu het vroeg is, en ik in mijn hand
Dahlia's met me meedraag, vers nog van het land.
Neem me nu het donker nog niet is gevaren
Uit het stille zwijgen van mijn zwarte haren.
Nu ik nog jong vlees heb dat welriekend geurt,
Onbedorven ogen, een huid die roze kleurt.
Nu mijn lichte voeten enkel zijn geschoeid
Met een paar sandalen dat in 't voorjaar bloeit.
Nu er aan mijn lippen nog een lach ontspruit,
Klinkend als een klokje dat men haastig luidt.
| |
La horaTómame ahora que aun es temprano
Y que llevo dalias nuevas en la mano.
Tómame ahora que aun es sombría
Esta taciturna cabellera mía
Ahora, que tengo la carne olorosa,
Y ojos limpios y la piel de rosa.
Ahora, que calza mi planta ligera
La sandalia viva de la primavera.
Ahora, que en mis labios repica la risa
Como una campana sacudida a prisa.
| |
[pagina 161]
| |
[Vervolg Nederlands]Daarna... ach, ik weet van tevoren
Dat niets van dit alles mij lang is beschoren.
Straks is je verlangen alle zin ontzegd
Net als kransen die men op een praalgraf legt.
Neem me nu het vroeg is, en ik in mijn hand
Heel de weelde meedraag van de nardusplant.
Nu, en niet veel later. Voor het daglicht dooft
En de nacht de bloemkroon alle frisheid rooft.
Nu, niet morgen. Liefste, zie je niet hoe kort
't Duurt eer wilde wingerd tot cypres verwordt?
| |
[Vervolg Spaans]Después... ¡ah, yo sé
Que nada de eso más tarde tendré!
Que entonces inútil será tu deseo
Como ofrenda puesta sobre un mausoleo.
¡Tómame ahora que aun es temprano
Y que tengo rica de nardos en la mano!
Hoy, y no más tarde. Antes que anochezca
Y se vuelve mustia la corona fresca.
Hoy, y no mañana. Oh amante, ¿no ves
Que la enredadera crecerá ciprés?
| |
[pagina 162]
| |
Als de lenteAls een zwarte vleugel spreidde ik mijn haren
Uit over je schoot.
Met gesloten ogen genoot je van hun geur
En vroeg me vervolgens:
- Slaap je soms op stenen overdekt met mos?
Strik je je vlechten wellicht met wilgetakken?
Is klaver je kussen? Is je haar zo zwart
Omdat je het met zware en donkere siroop
Van de wilde moerbeivruchten overgoot?
Welk een frisse, vreemde geur die jou omringt!
Bloem van kattestaart, aarde, bossen ruik ik.
Welk parfum gebruik je? En ik zei je lachend:
Geen enkel, geen enkel!
Jong, verliefd op jou, ruik ik naar de lente.
En de geur die jij ruikt is van stevig vlees,
Is van jeugdig bloed en wangen met een blos.
Jong, verliefd op jou, om die reden draag ik
Net dezelfde geuren als de lente draagt.
| |
Como la primaveraComo un ala negra tendí mis cabellos
Sobre tos rodillas.
Cerrando los ojos su olor aspiraste
Diciéndome luego:
- ¿Duermes sobre piedras cubiertas de musgos?
¿Con ramas de sauces te atas las trenzas?
¿Tu almohada es de trébol? ¿Las tienes tan negras
Porque acaso en ellas exprimiste un zumo
Retinto y espeso de moras silvestres?
¡Qué fresca y extraña fragancia te envuelve!
Hueles a arroyuelos, a tierra y a selvas.
¿Qué perfume usas? Y riendo te dije:
¡Ninguno, ninguno!
Te amo y soy joven, huelo a primavera.
Este olor que sientes es de carne firme
De mejillas claras y de sangre nueva.
¡Te quiero y soy joven, por eso es que tengo
Las mismas fragancias de la primavera!
| |
[pagina 163]
| |
Het zoete mirakelWat is dit? O wonder! Mijn handen gaan bloeien.
Rozen, rozen, rozen die aan mijn vingers groeien.
Mij lieveling kuste mijn handen en daar
Ontloken de rozen als sterren zo klaar!
Zo ga ik op pad en getuig van magie,
Dan huilend, dan glimlachend van euforie.
Betovering waar ik mij onder bevind
Doet rozengeur vliegen op vleugels van wind.
Voorbijgangers zeggen, als zij me zien gaan:
Kom, breng haar naar huis. Ze verkeert in een waan.
Ze zegt dat een roos uit haar handen ontstond
En wappert er nu als twee vlinders mee rond!
| |
El dulce milagro¿Qué es esto? ¡Prodigio! Mis manos florecen.
Rosas, rosas, rosas a mis dedos crecen
Mi amante besóme las manos y en ellas,
¡Oh, gracia! brotaron rosas como estrellas.
Y voy por la senda voceando el encanto
Y de dicha alterna sonrisa con llanto
Y bajo el milagro de mi encantamiento
Se aroman de rosas las alas del viento.
Y murmura al verme la gente que pasa:
- ¿No veis que está loca? Tornadla a su casa.
¡Dice que en las manos le han nacido rosas
Y las va agitando como mariposas!
| |
[pagina 164]
| |
[Vervolg Nederlands]Ach, zielig zijn zij die 't mirakel niet schatten
Naar waarde, zijn zij die slechts kunnen bevatten
Dat enkel de rozenstruik rozen doet leven
En enkel de akker ons tarwe kan geven!
Zijn zij die de vorm, kleur en lijnen dicteren
En enkel de realiteit accepteren.
En als iemand zegt: ‘Ik ga mee met wat zoet is’
Dan zal men dat schepsel eens leren wat goed is.
Noem mij dan maar dwaas en gooi mij in 't cachot
En sluit met een zevental sleutels het slot
En zet bij de deur nog een rank en snel dier,
Een windhond. Een ruwe, een trouwe cipier.
Dan zing ik hetzelfde: ‘Mijn handen gaan bloeien.
Rozen, rozen, rozen die aan mijn vingers groeien.’
Zo zal heel mijn cel in de geur zijn gezet
Van rozen uit Frankrijk, een machtig boeket!
| |
[Vervolg Spaans]¡Ah, pobre la gente que nunca comprende
Un milagro de éstos y que sólo entiende
Que no nacen rosas más que en los rosales
Y que no hay más trigo que el de los trigales!
Que requiere líneas y color y forma
Y que sólo admite realidad por norma.
Que cuando uno dice: - Voy con la dulzura,
De inmediato buscan a la criatura.
Que me digan loca, que en celda me encierren,
Que con siete llaves la puerta me cierren,
Que junto a la puerta pongan un lebrel,
Carcelero rudo, carcelero fiel.
Cantaré lo mismo: - Mis manos florecen.
Rosas, rosas, rosas a mis dedos crecen.
¡Y toda mi celda tendrá la fragancia
De un inmenso ramo de rosas de Francia!
|
|